GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

OOST EN WEST.

X.

TERUG.

’t Was winter en tamelijk koud en ruw weder, toen de graaf en zijn gezin voor de tweede maal te Amsterdam voet aan wal zet'ten, en wel ongeveer op dezelfde plek, waar zij dit het eerst hadden gedaan.

Thans echter zag Amsterdam er geheel anders uit dan toen In plaats van een heldere blauwe lucht, zag men nu grauwe wolken. Geen zon scheen, maar een kille wind woei over water en land. De menschen in hun winterkleeren gedoken, spoedden zich voort. En ook onze vreemdelingen volgden hun voorbeeld. Nu echter was er niemand om hen af te halen. Een jongen van het schip dat hen gebracht had, een geboren Amsterdammer, zou echter mee gaan en hen brengen, naar de woning die zij hadden opgegeven en waar zij werden verw.acht. Na een half uur loopens hield men — 't liep tegen drie uur in den namiddag — stil voor een groot huis op den Voorburgwal, aan de oude zijde der stad, gelegen. Daar woonde in den laatsten tijd de Waalsche predikant, die zich indertijd een vriend der vluchtelingen had betoond. Zoodra hij uit Denemarken had vernomen, dit zij voornemens waren zich weer naar Amsterdam te begeven, had hij hen uitgenoodigd, den tijd dien zij daar wilden vertoeven bij hem door te brengen. En de Franschen hadden dit vriendelijk aanbod gaarne aanvaard.

De predikant ontving de aangekomenen recht hartelijk en als had hij hen vele jaren gekend. Wel was de tijd van het middagmaal lang voorbij, maar hij liet toch aanstonds voor hen opdisschen, zooveel zijn vermogen — hij was lang niet rijk — zulks toeliet. Nu, 't smaakte in alle geval vrij wat beter dan de scheepskost, waarmee de reizigers zich nu ettelijke dagen hadden beholpen.

In dien tijd bood het reizen, - .ooral het reizen ter zee, vrij wat minder gemak dan thans. Met het eten was het soms al zeer treurig gesteld, en met de slaapsteden al net zoo. Op sommige schepen kon men des zomers en des winters niet veel anders te eten krijgen dan stokvisch — wel te weten gekookt — en brood. Wel kon men vooruit de kost bestellen of meenemen, maar dikwijls liep het dan toch verkeerd uit en bovendien, was dit een dure geschieder.is. Ea de graaf had in den laatsten tijd zoo veel geld moeten uitgeven, dat hij geen buitengewone dingen kon doen.

Hoewel de gastheer en zijn vrouw beiden hnu best deden, om het den anderen zoo aangenaam mogelijk te maken, bemerkten zij toch al spoedig dat hen iets drukte, en zij niet recht vroolijk konden zijn. Nu, dat kon liggen aan Ie vermoeiende reis, waarop men voortdurend slech: weer had gehad, zoodat van slapen niet veel kwam; 't zou dus, dacht de dominee, morgen als men gerust had wel beter zijn. Maar toen des avonds, nadat de anderen reeds in de slaapkamer waren, de predikant nog met den grgaf een oogenblikj alleen was, zei deze laatste onverwacht:

„Ik moet mij bij u ontschuldigen, dominee, als ge mij misschien geen vroolijken gast vindt. Doch daar zijn redenen voor. Als ge 't goed vindt, zou ik er prijs op stellen u die even mee te deelen.”

„Heel gaarne, waarde vriend." Nu vertelde graaf De Raye kort en in hoofdzaak wat hem in Denemarken was overkomen Ter wille van zijn vrouw, sprak hij echter niet over de oorzaak der verandering, maar zei alleen, dat hij en de zijnen bij den koning en de koningin in ongenade waren gevallen, en dus het land hadden moeten verlaten. De gastheer was te beleefd om naar de oorzaak te vragen en verzekerde den graaf, dat vroolijk of niet, hij welkom was. De graaf echter bleef somber en zuchtte tusschenbeiden diep. De leeraar kreeg medelijden met zijn gast en trachtte hem te troosten, door er op te wijzen, hoe ook het bitterst leed op deze wereld toen slechts kort duurt, en hoe alle lijden dezes tijds niets is, vergeleken bij de heerlijkheid die Gods kinderen wacht. Dat al moest de graaf v/el toestemmen, doch het scheen toch op dit oogenblik niet krachtig genoeg om hem op te beuren.

Eindelijk zei hij:

„Och lieve vriend, ge weet niet alles. Maar als ik denk, dat, al hebben we ons aan geen wanbedrijf schuldig gemaakt, toch onze eigen onvoorzichtigheid oorzaak is van ons ongeluk, dan voel ik mij zoo moec'eloos. lis weet niet wat de toekomst brengen zal.''

„Mijn waarde heer, " sprak de predikant, „de Heere God gebruikt dikwijls onze eigen onvoorzichtigheden en dwaasheden om ons te leeren.

Dan is het doel bereikt en kan Hij ook uit het kwade dat wij ons bereid hebben, het goede doen voortkomen. Geef ook dat den Heere over die u beschikken zal naar u goed is. We handelen allen meermalen dwaas, doch God ia barm hartig en wil ons, al is het soms pijnlijk door een harde les leeren met voorzichtigheid te wandelen.”

„Gij hebt gelijk, dominee, " zei de graaf ern stig, „ik geloof ook dat de Heere ons niet verlaten zal.”

„Terecht lieve vriend. Zie toen ik zeer jong was, woonde ik met mijn ouders, die een boer derij hadden, dicht bij Trésoux in ons vaderland. Mijn oom die kapitein op een schip was, had uit West Indië eenige fraaie peperplanten mee gebracht, die toen heel zeldzaam waren. Wij konden ze onder een glasraam in een bak opkweeken.

Toen nu de peper rijp was en de plant met fraaie kleuren prijkte, kreeg ik grooten lust er eens van te proeven. Doch onze knecht, de oude Pierre, die dit merkte zei: „Pas op; 't zou u lee lijk bekomen.”

Ik geloofde dat echter niet, en beproefde meer dan eens stilletjes bij de peperplanten te komen en van de korrels te smnllen, die ik wist dat in den schil zaten. Doch telkens hield deze of gene mij er af.

Op een morgen echter was ik weer stil in de kas geslopen en wilde juist gaan smullen, toen ik Pierre tot mijn vader hoorde zeggen: „Hij is er weer in, mijnheer!" „Goed, " zei mijn vader toen, „laat hem nu eens begaan.”

Ik begon te eten, 't was niet lekker maar ik at toch voort. Maar o wee, ik moest al gauw ophouden en ik behoef u niet te zeggen, wat volgde. Evenwel de les heeft gewerkt. Ik heb na dien tijd de peper wel met rust gelaten. „Ik begrijp u dominee, " zei de graaf ernstig „Dank voor uw woord.”

„En nu, laat ons gaan rusten, " was het ant woord: „Vertrouw op Hem, die het voor Zijn kinderen kan en zal welmaken.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1904

De Heraut | 4 Pagina's