GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorzoover de Pers zich over de rondgezonen Vijf Stellingen uitliet, wordt algemeen geacht, at dit niet de juiste weg was, om een leereschil tot een goede beslissing te brengen. Wij geven hier alleen het oordeel van Ds. ittooy uit het Zeeuwsche Kerkblad:

Het heeft mij niet verblijd, dat de vijf stellingen, oor ambtsdragers en lirtmaten der Ger. Kerken nderteekend, zijn rondgezonden. Ik geloof niet dat het profijtelijk is. Het zal de onrust en de tweepalt vermeerderen. En aan het tegendeel. . aan ust en vrede hebben onze Kerken behoefte. Warme oofden en koude harten zijn er al genoeg. Ons olk is inzake de Geref. leer gevoelig, en velen reken al te gemakkelijk den Kerkelijken band.

Kan het niet anders, wijl er gevaar dreigt, dan oet het, om des Heeren wil. Doch het gevaar at eenigen meenen te zien en dat velen ook dienengevolge vreezen, is m. i. niet aanwezig.

Dat er bind aan de belijdenis moet zijn en dies iets geleerd woiden wat met haar in strijd is, rkennen wij, voorzoover ik weet, eenparig.

Meent men dat het tegendeel plaats heeft, dan oeten geen agitatiemiddelen gebruikt, maar in tilheid en onder opzien tot God moet dan de erkelijke weg, tot-stuiting en wegnemen van dat waad, bewandeld worden.

Doch naar de Heilige i-"chrift ons leert, kunnen e zaken in geding van twee kanten, d. i. van de ijde Gods en van die der menschen worden bezien En nu heeft de een ze, voor en na en ook in nzen tijd, meer van Gods kant bezien, besproken n voorgesteld, terwijl de ander ze, insgelijks voor n na en ook in dezen tijd, meer van s menschen ant bezag, besprak en voorstelde; maar daarmee , gelijk voor de hand ligt, nog niet gezegd, dat en in strijd is met elkander. Maar dat daarbij lke uitdrukking even gelukkig gekozen en iedere mschrijving even juist is, zal wel niemand beweren.

Niemand, die opwast in de kennis, zal ontkennen, at correctie mogelijk, ja vaak noodig is.

Doch dat het wezenlijk verschil zoo groot is als et lijkt en gevreesd wordt, geloof ik niet; sterker og, het staat bij mij vast dat dit niet zoo is. anneer de broeders, die van die gedachte uit aan, eens broederlijk samenspraken met de broeden met wie zij zooveel meenen te verschillen, zouden j elkander 'zeer meevallen en veel nader bij kander staan dan zij zich hadden voorgesteld.

Daar komt bij, dat er bij eenheid verschil van schouwingen bij de theologen al de eeuwen geeest is. Mij heugt ook de tijd nog, dat de meengen over de wederkomst van Christus in onze ingen zeer uiteenliepen; alsmede dat het doen n belijdenis in het Zuiden van ons land tamelijk s gemaakt was van en geplaatst werd naast het an aan het heilig avondmaal, zelfs zoo, dat men t eene moest doen, zonder dat het andere beefde.

Om deel te nemen aan het avondmaal moet men el meer deelachtig zijn, dan noodig was voor het en van belijdenis; terwijl toch van beide geldt: an ganscher harte te gelooven".

Maar alsof deze eisch niet voor beide gold, spraken en handelden velen. En hiermee in zeker opzicht in strijd, stelden anderen het weer voor, alsof door de Sacramenten slechts beteekend^en verzegeld wordt, niet^ dat God onze God is, maar dat Hij dat wezen wil en zal, indien wij gelooven. Juist dus, wat ook door het Evangelie ons wordt verzekerd.

Het ten dezen wezenlijk bestaande onderscheid werd daardoor weggenomen. Ook over objectief en subjectief, over algemeene en bijzondere verzoening werd in die dagen geredetwist in gesprek en geschrift. Zegt men.., ., wat thans in geschil is grijpt veel dieper in, dan is mijn antwoord, dat, zooals Wormser geschreven heeft, aan eene onbijbelsche verbondsbeschouwing ontzaggelijke nadeelen zijn verbonden, alsmede, dat hetgeen thans in geschil is op meer dan één punt niet zoo groot is als men denkt. Doch dat er onderscheid is, tusschen hetgeen waarover toen gestreden is en nu gestreden wordt, stem ik natuurlijk toe.

Langzamerhand is men het echter in onze kringen over al het hier bovengenoemde zoo goed als eens geworden, 't Is schier niet meer aan de orde. Ten opzichte van dit een en ander is de overtuiging nu eene bijna algemeene geworden. Zoo nu ial het, naar ik hoop en vertrouw, insgelijks gaan met hetgeen in de algemeen verspreide stellingen aan de orde gesteld is in de kringen onzes volks. Het was omstreeks de Synode van Dordt (i6i8en 19) of in Comrie's dagen ook reeds de stof der gesprekken en der twistgedwingen. Doch ook maar voor een tijd. Het ging zonder verwoestingen aan te richten weer over. Ik weet, dat hierop kan gezegd worden: Ach ji, er kwam na dien tijd weldra algemeene inzinking.

Ook kan men zeggen: Ds. Littooij is oud, begint tegen den strijd op te zien, en ziet het gevaar, dat thans dreigt, niet in.

Zegt men dat, dan merkt hij op — vóór negen jaren dacht ik als nu, en zag dus dat gevaar toen evenmin.

Toen toch is Bedums kerkeraad met deze zelfde verontrustende bezwaren op de Generale Synode te Middelburg gekomen. En'zooals uit de Middelburgsche Synodale Notulen van 1896 blijkt (pag. 16) is door mij met het oog daarop destijds voorgesteld, hetgeen hier volgt:

„Naar wij thans van de commissie v.an advies voor deze zaak vernamen, heeft Bedums Kerkeraad bezwaren tegen hetgeen Prof. Kuyper, zoo-hij zegt, zou geleerd hebben. Daar de Generale Synode hier echter niet lit, om beiwaren op te lossen, maar om concrete gevallen of rechtstreeksche aanklach ten te behandelen, zoo raadt zij den betrokken Kerkeraad met Prof. Kuyper te spreken; en wenscht en vertrouwt zij, dat, wanneer dit geschiedt, de be zwaarde Kerkeraad van zijne bezwaren geheel of voor een deel zal verlost worden."

Tot de commissie, staande de Synode voor het onderzoek dezer benoemd, behoorden Ds. A. M Donner, Ds. J. van Henten, A. Dingemans, D. Rijpstra, Prof. Dr. H. Bavinck en Prof. Dr F. L. Rutgers, en het eenstemmig rapport werd uitgebracht door Ds. A. M Donner.

De conclusie er van luidde: »0m opdeformeele gronden in dit rapport genoemd, dit bezwaarschrift niet in behandeling te nemen, en van dit besluit aan den Kerkeraad der Geref. Kerk te Bedum (A) bericht te zenden".

De Deputaten voor het verband der Kerken met de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit, door een vroegere Synode verkoren, hadden deze bezwaren allereerst van Bedums Kerkeraad ontvangen.

Tot deze Deputaten behoorde en behoort ook Ds. J. van Andel. Zij nu hebben insgelijks in een zeer uitvoerig schrijven aan bovengenoemden Kerkeraad gezonden, de bezwaren als ongegrond gequalificeerd.

Nog meer. (Want ik ben, waar ik alsnog geen gevaar zie, in een zeer groot en goed gezelschap.)

De geheele Synode te Middelburg, op één lid na (ik meen Ds. Bos, die destijds pred. te Bedum en ook lid van de Synode was) nam na breedvoerige discussie, op voorstel van Gelderland, Friesland en Zeeland, het hier volgende aan:

»a. het bezwaarschrift van den Kerkeraad van Bedum (A) niet in behandeling te nemen, uithoofde van de formeele gronden in tiet rapport det commissie genoemd;

b. uit te spreken, dat zij niet alleen in het ter harer kennis gekomene geene aanleiding vindt, om handelend op te treden, krachtens art. 3 der over eenkomst, en zich alzoo tot Directeuren van de Vrije Universiteit te wenden, even als haar depu taten voor de oefening van het verband tusschen de Kerken en de Theol. Faculteit van de Vrije Universiteit, maar ook haar vertrouwen blijft betuigen in den betrokken hoogleeraar en in de hóogleeraren van de Vrije Universiteit en van de Theol. School te Kampen, die verklaard hebben princi pieel aan de zijde van Dr. Kuyper te staan; en c. hiervan bericht te zenden aan den Kerkeraad van Bedum (A.)"

Nog grooter is het goede gezelschap, waartoe ik de eer had te behooren, toen door mij die ontrust makende bezwaren niet zoo werden gedeeld; immers de professoren te Kampen, namelijk: Dr. H. Bavinck-P. Biesterveld, D. K. Wielenga en M. Noordtzij, hebben vóór de Synode te Middelburg in een publiek geschrift verklaard, dat zij in dezen vprincipieel aan de zijde van Dr. Kuyper staan.'

Dat een enkele leerling, die weleens meer zegt dan zijn meester juist acht en voor zijne rekening neemt, zich uitdrukkingen heeft veroorloofd die gewraakt moeten worden, beaam ik. Maar hoezeer dit altijd te betreuren is, was en is daarmee de leer der Kerken nog niet in gevaar.

Zoo oordeelden zeker ook de evengenoemde vier Professoren; immers zij bleven zich, hoewel zij, naar hunne eigene verklaring, «principieel aan de zijde van Dr. Kuyper staan", desalniettemin toen en daarna voor 't infralapsarisme, als het standpunt onzer belijdenisschriften, verklaren.

Dat onze Ger. Kerken in en door hare belijdenisschriften dit standpunt hebben ingenomen, stond en staat ook voor mij nog altoos vast.

Gingen nu velen, zonder het indienen van een gravamen, dus zonder in den kerkelijken weg verandering te zoeken, met wegdoezeling van het infra lapsarisch standpunt, het supralapsarische innemen en leeren, dan handelden zij in strijd met hun verbintenis en maakten zij den band aan de belijdenis los. En dat dit gevaarlijk is, ligt voor de hand; want als de een dit doet op dit en de ander met even veel, neen, met even weinig recht, op een ander punt, dan krijgt men langzamerhand eene metterdaad belijdenislooze Kerk.

Dit gevoelen te dulden, of te zéggen... men kan het vraagstuk van Gods kant en van 's menschen kant bezien, is nog gansch wat anders. Met het oog daarop dat wij moeten voorstaan en leeren de algemeene, welmeenende aanbieding des Evangelies, de verantwoordelijkheid van den mensch en, dat hij eenig en alleen om eigen zonde en schuld ver loren gaat, zullen, naar ik geloof, van zei ven, de dienaren des Woords, neen, niet bij 't abstracte denken op de studeerkamer, maar in de praktijk — op de lijn der belijdenisschriften komen.

Ds. Littooy is een der oudste predikanten uit de vroegere Christelijk Gereformeerde Kerk, een man wiens woord in breeden kring steeds invloed heeft geoefend.

We zijn daarom dankbaar, dat ook hij waarschuwt om een verschil van inzicht en opvatting, dat steeds in onze Kerken bestaan heeft, toch met op te blazen tot een dogmatische ketterij.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1905

De Heraut | 4 Pagina's