GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Spurgeon over het Calvinisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Spurgeon over het Calvinisme.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Banner of Truth, het kloek geschreven weekblad, dat onze Calvinistische beginselen in Amerika hoog houdt, komt ditmaal een artikel voor, waarin wordt meegedeeld, hoe Spurgeon over het Calvinisme dacht.

Het is een breed citaat uit Spurgeon's werken, waarin hij zelf rekenschap geeft van de redenen die hem bewogen hebben, het Calvinisme te omhelzen. Hij wijst er in de eerste plaats op, dat het Calvinisme het meest Schriftuurlijk is:

„In de eerste plaats predik ik de leer der vrije genade, omdat ik geloof, dat het Calvinistische leerstelsel, gelijk wij dit kortweg noemen, het meest schriftuurlijk is. Een Amerikaansche broeder zeide eens tot mij: Wanneer ik het achtste en negende hoofdstuk van den brief aan de Romeinen lees, dan voel ik mij niet op mijn gemak." En ik, antwoordde ik, voel mij volkomen gerust, wanneer ik ze lees, en den heerlijken brief aan de Efeziers; metterdaad weet ik geen enkel stuk in de Schrift, dat mij verontrust in mijn geloof. Na de Schrift gedurende dertig of veertig jaar onderzocht te hebben, houd ik nog er aan vast, dat we, door de leer der vrije genade te prediken, de Schrift tot een steun hebben voor wat wij prediken."

Ten tweede wijst hij er op, hoe dit leerstelsel geheel in overeenstemming is met zich zelf.

„Indien iemand één der leerstellingen van de vrije genade aanneemt, dan volgt daaruit noodzakelijk, dat hij al het overige gelooven moet. Indien ge gelooft in de volkomen verdorvenheid van het menschelijk geslacht, dan moet ge gelooven in de krachtdadige roeping, d. w. z. dat het te danken is aan de kracht van Gods genade, dat menschen geroepen worden uit den geestelijken dood tot het geestelijk leven. En indien ge gelooft in de krachtdadige roepingj dan moet ge gelooven in de uitverkiezing, daar niet allen zoo geroepen worden, en dan moet ge het geroepen worden van den één en niet van den ander wel toeschrijven aan de souvereine genade Gods." /

Een derde grond, dien hij aanvoert, ligt in de ervaring van zijn eigen leven:

„Ik kan daarenboven nu zeggen, wat een jonger man niet zeggen kan, dat ik een krachtige versterking van mijn Calvinistisch geloof gekregen heb door de ervaring. Terugziende op mijn verleden, ben ik overtuigd, dat vóórdat de Heere mij geroepen had door zijne genade, ik zoo van Hem vervreemd was, dat ik nooit uit eigen beweging tot Hem zou gekomen zijn. Het is een waarheid, die ik door ervaring heb leeren kennen als waarachtig, dat indien er iets goeds in mij is, het te danken moet zijn aan de genade Gods, die in mij is, want ik gevoel, dat ik zelfs nu, als levend gemaakte, niet ben wat ik behoor te zijn, en indien ik, nu ik levend gemaakt ben, niet de dingen doe, die God wil, hoeveel minder zou ik het dan hebben kunnen doen, toen ik dood was in zonden en misdaden} Ondervinding leidt mij evenzoo tot het geloof, dat God zijn volk niet verwerpt, want anders zou Hij mij zelven reeds lang hebben verworpen. Ik weet, dat wij moeten waken en bidden, maar indien onze zaligheid afhing van ons waken en bidden, dan zou het er droef met ons uit zien."

Tot hetzelfde resultaat leidde hem wat hij in de geschiedenis had opgemerkt:

„Wanneer ik de geschiedenis nalees, dan merk ik op, dat de Kerk van God het meest gebloeid heeft in die perioden, wanneer het Calvinisme het machtigst was; en zooverre is heter vandaan dat de prediking van de [leer der vrije genade een beletsel zou zijn voor heiligmaking, dat er slechts een historie-schrijver noodig is, wiens pen de waarheid wil beschrijven, om ons te leeren, dat er nooit meer heiligheid in de wereld is geweest, dan toen het Calvinisme de leiding der geesten in handen had."

Met voorliefde predikte hij voorts de Calvinistische leer, omdat zij het hart der religie raakt.

„Andere leerstellingen maken op mij den indruk alscf men op tafel borden, messen en vorken gereed legt, maar dit alleen is het voedsel, waarvan onze ziel eten mag, totdat ze verzadigd is. In deze leerstellingen van Gods eeuwige onveranderlijke liefde, van Christus vlekkelooze verzoening en van de krachtdadige werking van den Heiligen Geest hebt ge iets, waarover ge u nooit behoeft te schamen om er over te spreken."

En niet minder trekt Spurgeon in het Calvinisme aan, dat het zoo vertroostend is.

„Waar ge zoo vaak door menschen teleur-l gesteld wordt, zult ge dikwijls u vast te klemmen hebben aan het eeuwig voornemen van God en troost hebben te zoeken bij zijn onfeilbare souvereiniteit. Ik kan troost vinden in een verzoening, die verzoening te weeg brengt voor een bepaalden persoon, maar ik kan geen den minsten troost krijgen uit een verzoening, die voor allen geldt, maar feitelijk voor niemand voldoet. Ik heb een Evangelie noodig, dat vast staat als een rots en eeuwig duurt, en niet zulk een dat verandert met al mijn telkens wisselende omstandigheden en gevoelens. Indien de waarheid bestemd is om ons te troosten in het leven en te steunen in den dood, dan is dat juist wat het Calvinisme siert."

Terwijl hij ten slotte er op wijst, hoe alleen het Calvinisme den rechten grond geeft om tot God te bidden en Hem te loven.

„Het is wonderlijk, hoe moeilijk het is voor de Arminianen om te bidden in overeenstemming met hun eigen systeem. Denk u een mensch, die als eerste beginsel vooropstelt, dat God gehouden is om met allen op dezelfde wijze te handelen; dat Hij geen aannemer des persoonsis; dat Hij geen zegen aan den een geeft, dien Hij niet aan allen geeft; dat Hij geen den minsten invloed uitoefent op den menschelijken wil; of indien Hij zulk een invloed uitoefent, dat Hij dan dienzelfden invloed moet uitoefenen op alle menschen, en dat daarom de leer der vrij machtige genade valsch is. Luister nu, wanneer hij bidden gaat. Hij begint met God een zegen te vragen voor het dorp waarin hij woont. Dat is de eerste inbreuk

op zijn eigen beginsel. Want welk recht heeft hij om God te vragen, dat hij dat dorp meer zal zegenen dan alle andere doren jn het land.? Vervolgens vraagt hij God om de kinderen te zegenen van degenen, die daar saamgekomen zijn. In zijn eigen hart konden we daarin lezen, zouden we vinden, dat hij bidt voor zijn eigen kinderen dat ze gezegend mogen worden. Dat is wederom een inbreuk op zijn beginsel. Want indien ik dezelfde onjuiste gevoelens had als hij dan zou ik nooit God bidden om iets te doen wat verkeerd is; en indien het Arminianisme waar is, dan moet het verkeerd van God zijn om één persoon te redden en niet alle anderen. Hoe kunnen we dan voorts den Heere vragen om de menigte te bekeeren door de prediking des Woords.' Het is geen passend gebed, wanneer de wil van den mensch volkomen vrij is en niet kan bewerkt worden door iets wat God kan doen? Verder, wanneer we God prijzen, meent ge dan niet, dat een groot deel van de beste lofzegging, die ooit tot Hem opklimt, daarin bestaat, dat we Hem prijzen en loven, omdat we bekeerd zijn door Zijn genade? De Arminiaan zegt, dat het de zelfbepalende kracht van uw eigen wil was, die u besluiten deed wat u behaagde; is het dan niet verkeerd God daarvoor te prijzen? Hoe zult ge Hem danken voor Zijn genade in Christus, wanneer, volgens deze theorie, het alles geheel aan u zelf te danken is ? "

Spurgeon spreekt in deze woorden slechts uit, wat alle calvinisten beleden hebben.

Maar het is goed, wanneer een man als Spurgeon, wiens naam en woord ook buiten den kring der Gereformeerden zoo grooten invloed heeft, het zoo openlijk getuigt, hoe het Calvinisme alleen met Gods Woord overeenstemt, beantwoordt aan de ervaring van het geloofsleven, den innigsten troost aan de ziel schenkt en alleen de grondtoon van het waarachtige gebed wezen kan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Spurgeon over het Calvinisme.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1905

De Heraut | 4 Pagina's