„In den beginne was het Woord.”

(NIEUWJAAR.)

In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.

Een nieuw jaar stelt een nieuw begin.

Wel tikt de klok door, en is er noch in de natuur om ons, noch aan ons eigen lichaam de aanvang van iets nieuws te bespeuren, maar voor ons besef, in ons bewustzijn, is er wel degelijk iets dat omgaat, dat anders wordt; naast iets dat ons ontglipt en wegglijdt, iets an ders dat opkomt. En al moge schilderachtige voorstelling den overgang op allerlei manier in beeld hebben gebracht, toch is die overgang van jaar in jaar zelf, allerminst louter product van onze verbeelding, want God zelf heeft in ons zonnesteJsel dien kringloop vastgelegd.

Het is de Heere onze God, die gewild heeft, dat in ons menschelijk leven en in de saamleving der menschen, deze insnijding in ons bestaan, en dit telkens opnieuw beginnen van den loop zou plaats grijpen.

De kentering van het oude in het nieuwe jaar is Gods bestel, en dat bestel brengt mede dat het „in den beginne" dat eens uit de eeuwigheid opdook, zich voor ons besef, zij het ook in zeer verzwakte mate, herhaalt.

Als de apostel zegt: In den beginne was het Woord, dan lag natuurlijk ver daarachter de eeuwigheid, en was eeuwiglijk in die eeuwigheid het Wezen onzes Gods. Wat begon was alleen deze wereld, dit samenstel der dingen, ons heelal. En wat nu het „nieuwjaar" brengt is niet een nieuwe wereld, het begin van een nieuw leven, een nieuwe existentie, maar wel het begin van een nieuwen polsslag in dit leven een polsslag die door zal trillen, tot ook dit jaar weer zijn loop zal hebben voleind.

Hoe was nu dat eerste, groote begin, het begin van heel deze wereld? Lag toen de bouwstof voor dit heelal gereed, en heeft toeval of menschenkunst of engelenfantasie er deze wereld uit gemaakt?

Neen, zegt de apostel, en driewerf neen. Veeleer omgekeerd.

Toen dit begin begon, eer er iets begon, was er het Woord, en het is door dat Woord en naar dat Woord, dat alles is opgekomen en heel het samenstel der dingen is tot stand gekomen.

Dat Woord was nog niet uitgesproken, het zou uitgesproken worden in de schepping zelve en in wat uit die schepping werd.

Maar het Woord was er. Het ging niet op goed geluk af. Er was geen onzekerheid die zich ontplooien ging. Het was alles voorgeteekend, het lag alles vast in de eeuwige Wijsheid, die in het nog onuitgesproken Woord verborgen lag.

En dat Woord, en de wijsheid van dat Woord, was niet maar een overlegging der gedachten, niet maar een plan in schets ge bracht, neen, dat Woord was, dat Woord leefde, dat Woord was Wijsheid, Wil en Al macht te gelijk.

En hierin nu is de majesteit, dat er geen blind beginnen was, geen machteloos wegen en meten, geen willoos beproeven en wagen, maar dat in den beginne dat Woord er was, dat uit dat Woord het begin zelf voortkwam, en dat in de eeuwige liefde van dat Woord de toekomst verzekerd lag.

Natuurlijk slechts op verren afstand en in beperkte mate, maar toch is ook op het begin, dat ons het Nieuwjaar stelt, diezelfde majesteit van het apostolisch woord van toepassing.

Ook bij den aanvang van dit nieuw jaar, is het ons roemen, dat het ook hier geldt: inden beginne was en is het Woord

Ook nu beginnen we niet met de bouwstof, waaruit het klaaghuis of het huis der vreugde voor dit jaar zal worden opgetrokken, voor ons te stellen, en dan tot onzen God op te zien.

Neen, we beginnen met onzen God, we vangen het jaar aan met tot onzen Heiland te gaan. Zelfs kunnen we niet anders, want wat dat jaar baren zal weten we zelf niet; en we willen niet anders, omdat we alleen zoo we ons aan onzen God vastklemmen, ruste vinden voor ons hart.

Niet een gissen en tasten en raden stelt ons tevreden; wat ons alleen bevredigt, is te weten, dat ook dit jaar, met heel zijn inhoud, en met al wat 't ons brengen of onthouden of ontrooven zal, niet anders zal zijn, dan het uitspreken van het Woord dat Gods raadslag over ons in zich besloten houdt.

Ook hier ligt alle aanvang, alle begin in het Woord. Niet in eens menschen woord, maar in het Woord van Hem, die alle ding schept en herschept naar zijn welbehagen.

En nu is 't onze heerlijkheid, te weten, dat in het Woord Gods over het nu ingetreden aar, ook een woord is voor ons volk, voor ons mis, voor ons gezin, voor ons levenslot en voor het leven van ons hart.

Niet een vaag woord, een woord van algemeene strekking, maar een woord dat volledig en tot in het kleine toe ons leven zal uitgeven.

In den beginne ook nu het klare, bewuste, willende en met almacht zijn wil uitwerkende Woord. En ook hier dat Woord niet een uitspinsel der gedachte, maar een Woord in het eigen leven en wezen van onzen God vastliggend. Het Woord met de eeuwige Liefde één. Het Woord in Christus bezegeld!

Het is zoo, dat waarborgt u niet een levensjaar dat opgebouwd zal worden uit de vervulling uwer wenschen. Het geeft u allerminst de zekerheid, dat het voor u een jaar in zonnigen glans zal zijn.

Voor wie dat het hoogste begeeren van zijn hart is, die zoeke heul bij de Fortuin of bij het toeval. Wie zoo gestemd is, vindt bij zijn God geen vrede.

Ongetwijfeld, ge moogt ook voor uw aardsche leven de volheid uwer wenschen voor Gods aangezicht uitstorten. Maar een gebed wordt dat uitstorten uwer ziel dan eerst, als ge over dit uw begeeren de criiiek van uw geloof laat gaan; en dat geloof zegt u, dat het doel, waar voor uw God u bearbeidt, veel, veel hooger ligt dan een jaar levensgeluk, en dat juist daarom Gods raadslag over u geheel anderen maatstaf aan uw leven moet aanleggen.

Wie het zoo zielloos verstond, zou spoedig moede worden van zijn eindelooze teleurstel ling, want elke druppel uit den beker der smart zou zijn alsof God hem niet verhoord had, en alsof zijn God hem had vergeten.

Neen, in den beginne ook van dit jaar is het Woord, en dat Woord is vol heiligen ernst; dat Woord zoekt de vervulling van de bede, dat Gods naam geheiligd worde, dat zijn Koninkrijk kome, en dat zijn heilige wil geschiede.

ID den beginne is ook nu het Woord, en dat Woord zal zich uitspreken in gerechtigheid, om u, zoo ge in Christus zijt, uw eigen zalig heidi nader te brengen.

Of dit door wee en smart, door strijd en moeite, dan wel door het gejubel der vreugde zal gaan, het ligt alles in dit Woord vastelijk besloten, en ge weet het, in deze wereld zult ge verdrukking hebben. Maar dit Woord reikt dan ook veel verder dan deze wereld, het glanst uit in de eeuwigheid, in de wereld daarboven, en tot in uw eeuwige toekomst.

En hierin nu is de vrede voor uw hart.

Niet eerst eiken komenden dag en bij elke nieuwe uitkomst, zal God, op uw gebed, uw lot in zijn hand nemen, maar nu reeds, bij het allereerste begin van dit jiar, ziet gij uw lol en het lot der uwen en het lot van Gods Kerk, en het lot van uw vaderland in zijn Almachtige hand rusten.

Omdat bij Hem het begin is, is het ook u gegeven dit jaar met uwen God te beginnen.

Niet een blindweg den weg oploopen, om te zien, of ge straks uw God ook ontdekken kunt. Neen, maar een vastelijk zien, hoe 't uw God zelf is die den weg voor dat gansche nieuwe jaar ook voor u ontsluit, afbakent, bij den in gang u opwacht, om u niet alleen te laten gaan, maar het u te vergunnen met Hem ook dit jaar te doorwandelen.

Nu zal voor millioenen en millioenen de weg van dit jaar niet hier ten einde loopen, maar door het graf heen overbuigen in de eeuwigheid.

Of dit ook voor u zoo zijn zal, uw God alleen weet het. Maar ware het zoo, wat nood. Niet alleen de weg hier beneden, maar ook de weg daarboven is in de hand van denzelfden Vader. En niet alleen van den aanvang der dingen en van elk nieuw jaar, maar haast , sterker nog, zoo het mogelijk ware, zal het eens van uw ingang ia de eeuwigheid gelden; In den beginne was het Woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen