GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

PAASCHMORGEN.

De Heiland dien geen graf besluit Treedt thans er als verwinnaar uit. Hij dien de dood niet houden kon. De Vorst des Levens overwon.

Zoo heeft Hij, ons gezegend Hoofd, Vervuld hetgeen Hij had beloofd, Bevestigd Zijn getuigenis, De Christus, die de Waarheid is.

Hij sprak: Ik leef en alzoo gij. Mijn volk, zult leven nevens Mij. Ik ga u voor in heerlijkheid Waar u door Mij wordt plaats bereid.

Hij die den dood verwonnen heeft. Die leefde en stierf en eeuwig leeft. Hernam nu wat Hij willig gd": De Paaschzon schijnt in 't ledig graf.

Het Lam voor ons op aard geslacht, Heeft al des Vaders werk volbracht, Hij heeft den eisch der wet vervuld. Hij heeft verzoend de zondeschuld.

Waar is de macht van dood en hel? Vernietigd door Immanuel. Gebondenen in vrijheid zet Hij die de slang den kop verplet.

Ten hemel waar de Christus is Voert ons ook Zijn verrijzenis. De Paaschzon is ons opgegaan, Triomf! de Heer is opgestaan.

AAN VRAGERS.

Een vraag van J. B. te A. is: waarom boven sommige psalmen staat: een lied Hemmaaloth.

Men vindt dat opschrift boven Ps. 120 en verder tot den i34en. Wat er eigenlijk mee aangeduid wordt, is niet uitgemaakt. De woorden beteekenen van „de opgangen" of „de trappen”.

Volgens de kantteekeuing van den Staten Bijbel ziet dit op de trappen des tempels, op welke de Levieten stonden als zij liederen zongen. Velen echter meenen, dat het liederen waren, die de Israëlieten zongen als zij in scharen optrokken om te Jerusalem de groote feesten te gaan vieren, en dat valt uit den inhoud wel eenigszins op te maken.

Ook kan het zijn dat deze liederen werden gezongen bij den optocht der Israëlieten, toen zij uit de ballingschap van Babel terugkeerden. Eindelijk nog zijn er die meenen, dat er in de liederen zelf een opklimming is, zoodat de zang als bij trappen voortgaat, 't Zou ook kunnen zijn dat het een en het ander waar was, maar zeker is het niet, gelijk trouwens meer opschriften boven de Psalmen ons niet recht duidelijk zijn.

Met nog een vraag sluiten we voor ditmaal Zij komt hierop neer, wat bedoeld wordt met de „Jodengenooten" ^e genoemd worden in Matth. 23 : 15 en Hand. 6 : 5.

Wij lezen in den eersten tekst; Wee u, gij Schriftgeleerden en Pharizeeën, gij geveinsden; want gij omreist zee en land, om éénen Joden genoot te maken; en als hij het geworden is, zoo maakt gij hem een kind der helle, twee maal meer da.n gij zijt.

En in den tweeden: En dit woord behaagde aan al de menigte; en zij verkoren Stéphanus, eenen man vol des geloofs en des Heiligen Geestes, en Philippus, en Próchorus, en Nicanor, en Timon, en Farmenas, en Nicolaüs, eenen Jodengenoot van Antiochië.

Een „Jodengenoot” is dezelfde dien met een vreemd woord ook wel een „proseliet" heet. Daarmee duidt men nu wel eens iemand aan die uit het Jodendom tot Christus komt. Vroeger beduidde het iemand die uit de heidenen zich liet opnemen in Israël. Bij de Joden heetten zij „vreemdelingen".

Nu waren er tweeërlei Jodengenooten. De eersten waren de vreemdelingen der poort of de bijworers. Zoo lezen we in Exodus 20 : 10. Maar de zevende dag is de Sabbath des Heeren uws Gods. Dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uwe dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw „vreemdeling, die in uwe poorten is.”

Zulke vreemdelingen nu werden wel geen Jo ien, maar voegden zich in zoover naar den dienst van Israël, dat zij vrijelijk onder het volk woonden, „in hun poorten" d. i. binnen hun steden. Zij mochten geen afgoden dienen, geen misdaden bedrijven, geen vleesch met het bloed eten, enz. Doch in het verbond der be snijdenis werden zij niet opgenomen. Zulk een proseliet was denkelijk de hoofdman te Kaperna üm. Ook lezen we van Grieken die kwamen aanbidden op het feest (Joh. 12). Op vele plaatsen wordt van hen gesproken.

De andere proselieten, die der „gerechtigheid" waren zij die door de besnijdenis in het Joodsche volk waren opgenomen. Zij waren daardoor nagenoeg in alles met de geboren Joden gelijk gesteld, doch hadden ook dezelfde geboden als deze te onderhouden.

Wij lezen in Hand. 2 : 10 van „uitlandsche Romeinen, beide Joden en Jodengenooten." Hier worden bedoeld Joden die in Rome of elders in het Romeinsche gebied in Europa woonden; de „Joden" zijn dan de geboren Joden, de „Jodengenooten" zijn degenen die uit het heidendom waren overgekomen, proselieten der gerechtigheid.

CORRESPONDENTIE.

Nog een vraag hopen we eerstdaags te kunnen beantwoorden, zoodra de ruimte het toelaat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 april 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 april 1906

De Heraut | 4 Pagina's