GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Heel het volk en heel de Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heel het volk en heel de Kerk.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, ii Mei 1906

Dat de Kerk van Christus een nationale roeping heeft; dat ze als een zuurdeeg heel de maatschappij te kerstenen heeft; dat ze een stad op den berg, een licht op den kandelaar heeft te zijn, staat voor alle Gereformeerden vast.

De aanklacht telkens tegen onze Gereformeerde Kerken ingebracht, alsof ze in zondig separatisme zich terug wilden trekken in eigen kring, het volk wilden prijsgeven aan het ongeloof en zich niet bekommerden om de schare, die de wet niet kent, verraadt, dat de broederen, die deze aanklacht inbrengen, of een gansch verkeerde voorstelling hebben van wat ons drijft en bezielt, óf dat ze, om eigen vaische positie te dekken, ons wetens en willens een opzet toedichten dat nooit het onze is geweest.

Niet gaarne spreken we publiek de beschuldiging uit van kwade trouw en opzettclijken laster, We gelooven dat deze broeders, die ten opzichte van kerk en staat in een warnet van ficties verstrikt zitten, niet in staat zijn de werkelijkheid met nuchtere en kalme oogen te aanschouwen. Maar wel kost het soms moeite om, waar slag op slag met feiten en bewijzen is aangetoond, hoezeer deze broeders zich in ons streven en bedoelen vergisten, dan toch te blijven gelooven, dat hier alleen gezichtsbedrog in het spel is.

Natuurlijk ontkennen we niet, dat gemeten naar de hoogheid van ons ideaal, ons staatkundig en kerkelijk leven veel te wenschen overlaat. Met onze vaderen belijden we, dat slechts een beginsel der volmaakte gehoorzaamheid bij ons te vinden is. Indien de critiek zich richtte op onze practijk, zouden we dankbaar zijn aan den vriend, die ons onze feilen toont. Voor een roepstem tot verootmoediging is geen Calvinist ooit doof. Maar waar de critiek dezer broederen zich richt niet op de practijk, maar op ons beginsel, op het ideaal dat ons voor oogen staat, op de banier, die we opheffen, daar werpen we de beschuldiging van separatisme met heilige verontwaardiging van ons af. Nog onlangs moest Dr. Kromsigt zelf erkennen, dat mannen als Dr. Kuyper en Dr. Bavinck getoond hadden voor heel ons volk ten zegen te willen zijn. En al heeft niet ieder de gaven en talenten, aan deze leiders geschonken, onze nationale roeping wordt door ieder onzer niet minder dan door deze mannen gevoeld en beleden.

Elke voorstelling, hoe hardnekkig ook gepropagandeerd, alsof bij de Hoedemakeriaanschc fractie alleen het Calvinistisch ideaal veilig zou voortleven, en wij, ontrouw aan de erfenis onzer vaderen, in zondig separatisme ons volk en de kerk des Heeren zouden losgelaten hebben, wijzen we beslist af als onwaar en schromen we niet als laster te brandmerken.

Zooals de Standaard dezer dagen in haar uitnemende hoofdartikelen aantoonde, is de beschuldiging alsof de antirevolutionaire partij op staatkundig gebied de vaische neutraliteitsidee der liberalen zou huldigen, ten eenenmale onjuist en loopt het geschil tusschen ons en de christelijk historische broederen niet, gelijk zij valschelijk voorgeven, over de vraag of de Overheid en de Kerk niet beiden zich te onderwerpen hebben aan Gods Woord, wat door ons even beslist als door hen wordt erkend en be­ leden, maar over de middelen en wegen, waardoor de Overheid Gods wil heeft te leeren kennen en ten uitvoer heeft te brengen. En precies zoo staathet ook op kerkelijk gebied.

De leuze: heel het volk en heel de Kerk, door de Hoedemakeriaansche groep tot shibboleth gekozen, is in den grond niets dan een misleiding. Want wc kunnen ons niet één Calvinist, ja niet éen Christen denken, die niet dezelfde banier in den strijd opheft. Al mag een enkele secte, zooals de Wederdoopers en de Labadistcn, de Kerk en het volk hebben prijsgegeven, bij elke groote Christelijke Kerk, die uit het beginsel van het Christendom leeft, is het te doen om heel de Kerk en om al het volk. „Predikt het Evangelie aan alle creaturen." „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde." Die woorden van Christus hebben aan zijn Kerk haar universeele en katholieke roeping voor alle eeuwen en alle volkeren aangewezen. En niet één Christelijke Kerk heeft deze heilige roeping ooit willens en wetens verzaakt.

Juist omdat deze leuze door ieder gedeeld wordt, kan ze daarom geen onderscheidingsteeken zijn, en in dat opzicht is ze een misleiding der schare. Het Pharizeeuwsche beginsel, dat de schare, die de wet niet kent, vervloekt is, wordt door niet éen Christen beleden. Voor allen zonder onderscheid staat de roeping der Kerk vast, om niet alleen het getrouwe te bewaren, maar ook de afgcdoolde schapen op te zoeken. Zelfs de Roomsche Kerk houdt in theorie altoos vast, dat alle gedoopten, hoever ook afgeweken, nog tot TO Christelijke Kerk behooren, en grondt daarop zelfs het recht om deze afgewekenen desnoods met geweld te dwingen om in te gaan. Heel het volk en heel de Kerk is een leuze, die èn de Roomsche èn de Luthersche èn de Gereformeerde van harte onderschrijft. Een leuze, die daarom zeker pakt, bekoort en boeit voor wie niet dieper nadenkt, maar een leuze die niets zegt, wanneer men weet, dat ze het eigendom van alle Christenen is.

De Gereformeerde Kerk, die onlangs met zekeren ophef meedeelde, dat het Hoedemakeriaansche parool ook in onzen kring weerklank begon te vinden, heeft dan ook te vroeg gejubeld, wanneer ze meende dat daarin een zegepraal school van haar beginselen. Reeds lang eer Dr. Hoedemaker deze leuze ophief, is ze door mannen als Wormser, Groen van Prinsterer, Dr. Kuyper en anderen ons volk voorgehouden. Heel de oprichting der Vrije Universiteit en heel de beweging der Doleantie is uit die bezielende leuze geboren. De Vrije Universiteit had geen ander doel dan om den afval van ons volk te stuiten, en aan die roeping bleef ze trots allen smaad en laster getrouw. Nooit namen haar hoogleeraren een enghartig standpunt in, alsof ze alleen voor éen groep van ons volk hadden te leven en te arbeiden. Al vond onze Hoogeschool in de warme liefd'' en sympathie van het Gereformeerde volk haar kracht en steun, den grond waarin ze haar wortelen uitsloeg, ze hief hare takken hoog op en spreidde ze breed uit, om voor heel het volk ten zegen te zijn. En zelfs haar tegenstanders moeten haar den lof toekennen, dat haar hoogleeraren in hun werken en rectorale oraties niet weinig er toe hebben bijgedragen om het Christelijk element in ons volksleven te versterken.

En evenzoo is het met de beweging der Doleantie. Wanneer Prof. Visscher in zijn rede God en mijn recht de Doleantie een tweeden Exodus noemt van mannen en vrouwen, die de Hervormde Kerk hebben verlaten omdat ze onder het Synodale juk het niet konden uithouden, dan wordt daarmede aan de historie onrecht gedaan. Want de Doleantie is geen Exodus geweest. Doel en toeleg der Doleantie was juist om heel de Kerk vrij te maken van het Synodale juk, De „gedoopten zijn niet prijsgegeven", want klaar en duidelijk is uitgesproken, dat de Kerkeraad voor alle gedoopten het juk verbrak en de ambtelijke zorg zich tot alle gedoopten had uit te strekken. Dat dit doel niet bereikt is, dat een niet gering deel dier gedoopten den wettigen kerkeraad ontrouw werd en tot de Synodale organisatie terugkeerde, is onze schuld niet. Niet de uitslag, maar het doel beslist. En dat het doel der Doleantie geen ander was dan om heel de Kerk te bevrijden, weet ieder, die de actestukken der Doleantie kent. Of ligt niet juist in dat hooge doel der Doleantie de oorzaak van alle bitterheid en vijandschap, die al deze jaren over ons is uitgegoten? Indien we van de Hervormde Kerk ons rustig hadden „afgescheiden" om eeneigen Kerk op te richten, de Overheid zou met welwillendheid ons hebben bejegend, geen rechtbank zou ons hebben veroordeeld, we zouden lof hebben ingeoogst zelfs bij de Haagsche Synode, die maar al te gaarne zulk een Exodus der echte Gereformeerden ziet.

In het doel, dat we nastreven, ligt het verschil dus niet.

Ook in ons hart leeft het onwankelbare vertrouwen, dat oiis Nederlandsche volk, door het bloed der martelaren aan God geheiligd, van der Vaderen God niet geheel zal afwijken. Krachtens de rijke historie van ons volk, waarin God de Heere menigmaal op zoo verrassende wijze toonde, dat Hij trouw bleef aan het verbond, door Willem den Zwijger met Hem gesloten, al dwaalde ons volk af, gelooven we, dat Nederland niet zoo diep als Frankrijk wegzinken kan. Op onzen vaderlandschen bodem weigeren wc ons als vreemdelingen, als een soort heloten te laten beschouwen, omdat we weten, dat het Calvinisme de oorsprong is geweest van Neerlands vrijheid en onafhankelijkheid, ons volk groot en machtig heeft gemaakt onder de natiën van Europa, en wij, de zonen van dat Calvinistische voorgeslacht, recht hebben op ons vaderlijk erfdeel.

En zooals we in ons worstelen en streven heel ons volk omvatten, zoo gaat ook onze ijver en liefde uit tot alle gedoopten van Christus Kerk. De schuld, dé bange en ontzettende schuld, dat een groot deel dier gedoopten geheel verwilderde, aan den band des verbonds zich onttrok en in ongeloof en materialisme wegzonk, ligt voor een groot deel bij de Christelijke Kerk zelve, die haar roeping en plicht verzaakte. Zelfs het Leger des Heils strekt in dat opzicht ons tot verootmoediging en beschaming. En indien we een grief hebben tegen de Hervormde Kerk, dan is het juist deze, dat zij, die zich zelve bij voorkeur de vaderlandsche, de nationale, de Nederlandsche kerk noemt, op den gang van ons volksleven geen den minsten invloed uitoefent, aan dat „geheel der gedoopten" zoo goed als niets zich gelegen laat liggen, en tevreden is, wanneer maar een uitwendige schijn bewaard wordt, waaraan alle realiteit ontbreekt.

Met schoone ^n helklinkende leuzen redt men een Kerk en een volk niet. Niet zg die zeggen: heel het volk en heel de kerk, maar zij die met al de krachten en middelen hun geschonken, worstelen om de ziel van het volk voor Christus te behoudenen de Kerk van Christus trouw aan haar roeping te maken, zijn degenen, die handelen naar Christus woord.

En al willen we geen oogenblik te kort doen aan den persoonlijken ijver van man nen als Dr. Hoedemaker, Dr. Kromsigt, Ds. Wagenaar van Leeuwarden e. a., we gelooven toch, dat de historie op de vraag aan wie het te danken is, dat de Christe lijke beginselen in ons volksleven en in onze Kerk weer tot eere zijn gekomen, zeker niet in de eerste plaats hun namen noemen zal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Heel het volk en heel de Kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's