GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE COVENANTER.

X.

IN DEN STRIJD.

Het was, gelijk we reeds hebben begrepen, in Schotland er niet beter op geworden. Had de koning eerst, na een strijd met zijn onderdanen, zich wat gematigd betoond, het houden van samenkomsten, zoo als we die boven beschreven, was streng verboden. Ja zelfs de doodstraf werd op het houden van zclke vergaderingen gesteld.

Maar de Schotten die den Heere naar Zijn Woord wilden dienen, zett'en echter hun „Hagepreken" voort; even als onze vaderen dat deden, niet vreezende het gebod des konings. De groote heeren des lands wilden mede niet beloven, gelijk de vorst ëischte, dat zij de samenkomsten niet zouden bezoeken en zich onthouden van gemeenschap met hen, die dat wèl deden. Gewapend ging men ter preek.

Nu werd de koning toornig. Even als Philips hier den hertog van Alva heen zond met zijn Spanjolen, zoo beval Karel II aan zijn „wilde Hooglanders" gelijk men ze noemde, op te trekken tegen hen, die hij als opstandelingen beschouwde. Doch dit baatte in Schotland al even weinig als vroeger hetzelfde in Nederland.

In plaats van minder, werden de vergaderingen en predikatiën op het veld of in de huizen al meer. Toen besloot de koning met geweld de vergaderden uiteen te jagen, en hen die het verzet tegen hem leidden, te laten gevangen nemen.

Nu was het geduld der verdrukten uit, die niets anders gedaan hadden, dan wat volkomen geoorloofd was namelijk den Heere te dienen, naar hun beste licht en weten. Zij vatt'en de wapens op, en trokken door het land, richtten zich tot allen die hen helpen konden en verklaarden zich niet aan geboden te zullen storen, die men hun niet mocht opleggen. Aan hun hoofd stond een man Cameron geheeten, en het kwam nu, gelijk we reeds zeiden, tot openlijken strijd tusschen zijn volgers en de koninkli[ke troepen. De vrienden van Cameron zeiden ronduit, dat de koning niet waardig was langer te regeeren. Niet alle Presbyterianen echter gingen zoover.

Ook Ralph had zich, we zagen het al, bij de strijdenden aangesloten, en 't ging nu hard tegen hard. Doch eindelijk moesten — althans voorloopig — Cameron en zijn vrienden het opgeven. Zij werden door de troepen verslagen en nu werd op ben gewroken wat zij gedaan hadden. Niet weinigen werden gevangen gezet, anderen ter dood gebracht.

Toen het leger der verdrukten was verslagen, moest ook Ralph Douglas vluchten. Men kende hem maar al te goed, hem den man

die vroeger de wereld had gediend en nu ook „vroom" was geworden. Soldaten werden uitgezonden om hem te grijpen, doch op Carnessie was hij niet te vinden.

Geholpen en verborgen door trouwe vrienden, leefde Douglas nu hier dan daar, sliep den eenen nacht in een schuur, dan weer op een zolder of in een spelonk. Doch nog altijd konden de krijgslieden hem niet vinden. Intusschen gebeurde wat te verwachten was. Carnessie, de kleine, mooie hofstede, werd door den koning verbeurd verklaard, wijl de eigenaar tot de opstandelingen had behoord.

Soldaten verschenen en verjoegen de vrouw met haar twee kinderen van huis en erf. Niets mochten zij meenemen. Waarheen zouden ze gaan ? Ze zwierven een poos rond, tot eindelijk een boer zich over hen ontfermde. Op zijn land stond een oud, vervallen huisje, dat al vele jaren onbewoond was geweest, en tot bergplaats diende. Daar mochten zij intrekken, 't Was heel anders dan Carnessie, maar de moeder troostte haar kinderen, zeggende: „Het is om des Heeren wil. Uw vader heeft het nog erger."

Dit nu was ook zoo.

Zoodra Ralph gehoord had, waar zijn vrouw en kinderen waren, brandde zijn hart van verlangen om bij hen te zijn. Doch hoe? Naar het huisje te gaan, was zoo goed als het ge vaar tegemoet te loopen. Doch hij wist raad.

Met heel de streek goed bekend, herinnerde hij zich, dat niet ver weg van het verblijf zijner vrouw — een klein half uur — in de rotsen een hol was, dat hij als knaap wel eens had bezocht. Dat kon nu dienen. Alleen en in den nacht ging hij er heen. Hier kon hij, een sterk man, tegen veel gehard, wel huizen, docht hem. Met behulp van een paar vrienden, die hij waarschuwde, werden voor den ingang der grot, eenige groote steenen geschoven, zoodat bijna niet te zien was, dat zich daarachter een ruimte bevond. De mannen hielpen hem van mos en hei een soort legerstee te maken, en verschaften hem enkele dingen, die niet waren te missen. Toen gingen ze aan zijn vrouw vertellen waar haar man was.

Hoe graag de vrouw ook wilde, toch mocht zij Ralph niet gaan spreken. Want steeds zwierven soldaten door het land, en als men haar volgde, kon dit aanleiding zijn, dat alles werd ontdekt. Ze kon echter veel voor haar man doen. Trouwe vrienden zorgden, dat zij althans geen honger leed, en van het weinige dat zij had, kon zij nu en dan haar man iets zenden, zoodat ook hij leven kon. Alles moest natuurlijk met de grootste voorzichtigheid geschieden. Het oudste kind, het meisje, dat groot genoeg was, om van het gevaar begrip te hebben, deed de boodschappen en bracht vader nu en dan eten. Was er ook een brief voor hem, dan naaide moeder dien in het jurkje van het kind. En zoo was Buth, zoo heette ïij, de trouwe voorzichtige bode, tusschen moeder en vader.

Het binnenkomen van Ruth wekte den slapende, hoe moede hij ook scheen. Hij sprong op, omhelsde zijn kind, en zette haar op zijn schoot. Zij opende haar korf en liet hem een groot grof brood zien en wat gedroogde visch, alsook een paar eendeneieren.

„Hebt ge ook een brief? " vroeg hij toen.

„Neen, vader. Het papier was op, maar we krijgen weer. Moeder zei, ik moest u zeggen, dat er weer twee zijn gevangen genomen. Ook zijn er nog meer soldaten' gekomen en o, vader, we zijn zoo bang. Telkens komen de ruiters ons huis voorbij.

„Lieve kind, " sprak Douglas, „vertrouw op dec Heere. Hij is machtiger dan alle ruiters, ja dan de koning. Zeg dat ook aan moeder, en bid den Heere, dat Hij u vroom en onbevreesd make. Hij zorgt voor ons, en hoe het ga, we komen straks bij Hem, en daar is het goed."

De kleine Ruth luisterde aandachtig. Het arme kind had al veel gezien en geleden, en was wijzer dan de meesten van haar jaren. Zij vroeg vader dat hij wat zou eten, en hij deed wat zij wenschte.

„Nu moet gij gaan, lieve Ruth, " sprak hij, „anders wordt het donker en verdwaalt ge misschien, "

't Kostte het meisje moeite te gehoorzamen. Doch zij deed het. Vader kuste haar; toen nam zij haar mandje en klom vlug over de steenen uit het hol. Douglas oogde haar na zoo ver hij kon. Toen sprak hij zacht:

„God zegene en beware mijn kind!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 juli 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 juli 1906

De Heraut | 4 Pagina's