GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van ons zendingsterrein.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van ons zendingsterrein.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Bakker, docent aan de Keucheniusschool, zendt ons het volgende schrijven, dat we om den belangrijken inhoud gaarne een plaats afstaan in ons blad.

De vrijheid, die de Gereformeerde kerken in Nederland bezitten, brengt o. a. ook dit voordeel mee, dat zij het zendingswerk kunnen regelen naar zijn aard en dus, in den vollen zin des woords, kerkelijke zending kunnen drijven. Onze vaderen hebben ook gestaan naar dit ideaal, maar hebben het nooit bereikt. Ze waren te veel gebonden aan den wil der Overheid en der bewindhebbers van de O. I. Compagnie. Om van andere redenen niet te spreken, die belemmerend wtrkten voor een goede, schriftuurlijke regeling van den zendingsarbeid. Al deze belemmeringen zijn nu door Gods genade weggenomen, en wanneer de Gereformeerde zending thans niet bloeit tengevolge van gebrekkige organisatie, zoo hebben de kerken dit geheel: aan zich zelf te wijten.

Het zal niet noodig zijn aan te toonen, dat een goede regeling van het zendingswerk noodzakelijk is. Niemand zal zoo dwaas zijn, alleen heil te zoeken in een goede organisatie; maar dit neemt niet weg, dat de beste organisatie voor de zending niet te goed, ja wat meer zegt, eisch van Gods Woord is.

Het kan overbodig schijnen, de regeling van onzen zendingsarbeid thans nog te bespreken, nu die arbeid door onderscheidene Generale Synoden reeds geregeld is. Men vergete echter niet, dat de theorie en de practijk telkens aan elkander moeten worden getoetst en dat de practijk onze zending herhaaldelijk voor nieuwe vraagstukken plaatst, die te voren nog niet waren doorgedacht.

Het is dus-m. i. geen overtollig werk, de volgende vragen nog eens onder de oogen te zien:

1. Welke is de verhouding tusschen de zendende kerk en de kerken, die haar steunen in haren arbeid.

2. Welke is de verhouding van de zendende kerk tot de zendingskerk.

3. Welke moet de verhouding zijn tusschen de Gereformeerde kerken in Nederland en de geïnstitueerde kerken op het zendingsterrein.

I. Onze zending gaat uit van de plaatselijke kerk. Zij is het door God geroepen instituut, , om het zendingswerk te verrichten. Gelijk het bekende zendingsrapport, uitgebracht op de Middelburgsche Synode (zie Acta M. S. pag. 73.

B I) zegt: „Elke plaatselijke kerk bezit het „recht en de bevoegdheid om één of meerdere „harer eigene dienaren of van eene andere kerk „geleende dienaren, van den dienst ter plaatse „te ontheffen en ze af te zonderen voor den „dienst des Evangelies onder heidenen en „Mahomedanen."

Is het nu nfet opmerkelijk, dat God de s eere op de plaatselijke kerk een last legt, die S oor bijna geen enkele kan worden gedragen? e ervaring in Nederland leert, dat samenwer­ g ing met genabuurde kerken altijd noodzakelijk Md s. Geen enkele Gereformeerde kerk waagt het, lleen haar zendingsterrein te bearbeiden. Zou n deze bestiering des Heeren niet de vingerijzing liggen, dat het zendingswerk van zoo root gewicht is, dat het aan ééne kerk alleen ijna niet toevertrouwd kan worden en de zen ende kerken dus hierin vooral, zooveel mogeijk, moeten handelen in overleg met de zustererken ?

Wij hebben dit echter nog nauwlijks uitgeproken of ons wordt tegengeworpen: ziet ge wel, uw bewering, dat de zending moet uitgaan van de plaatselijke kerk, beteekeirt niets. Ten slotte is het toch de classis of de provincie, die den zendingsarbeid verricht door middel van een bestuur, dat, om aan dit onkerkelijke woord te ontkomen, nu maar kerkeraad van de zendende kerk wordt genoemd.

Deze tegenwerping is echter niet juist. De zendende kerk, die voor het zendingswerk de hulp inroept van de genabuurde kerken, verliest daardoor niets van haar recht en bevoegdheid. Integendeel stelt die medewerking haar juist in staat van dat recht en die bevoegdheid gebruik te maken.

Natuurlijk verliest de zendende kerk, die niet alleen haar terrein bearbeidt, veel van haar vrijheid. Ze moet rekenen met den wil van andere kerken, die haar steunen. Maar daar staat dan ook tegenover, dat zij door dit verlies de winste krijgt van een dienaar te kunnen „afzonderen voor den dienst des Evangelies, „onder heidenen en Mohamedanen"; wat zij anders niet zou kunnen doen.

Op welke wijze moet nu de samenwerking geregeld worden tusschen de kerk die uitzendt, en de kerken die haar steunen en haar dus in staat stellen om uit te zenden? Gemakshalve stellen we ons bij de bespreking dezer zaak het geval, dat de zendende kerk bijgestaan wordt door de kerken eener pro irincie. Op andere gevallen is toch in beginsel hetzelfde van toepassing.

Ook voor het zendingswerk gelden de regels van het Gereformeerde kerkverband. Art. 30 van onze kerkenordening het tweede gedeelte is ook hier van toepassing: „In meerdere vergaderingen „zal men niet handelen, dan 'tgene dat in min-„dere niet heeft afgehandeld kunnen worden ot „dat tot de kerken der meerdere vergadering in „'t gemeen behoort." Toegepast op den zendingsarbeid, sluit dit m. i. in, dat de zendende kerk, als niet in staat zijnde haar taak alleen uit te voeren, gebonden is in alles overleg te plegen met de kerken der provincie, die haar bijstaan. De kerkeraad der zendende kerk kan de zendingszakèn niet alleen afhandelen, want zij roept de hulp van hare zusterkerken in, maar nu moeten de laatsten ook medezeggenschap hebben in alles wat op de zending betrekking heeft. De zendende kerk wordt door hare zusterkerken in staat gesteld te doen wat voor die allen een hooge eere zou zijn; maar nu is ze ook verplicht alle zendingswerk te verrichten in overleg met die zusterkerken. Zoo blijft voor iedere plaatselijke kerk, die niet zelf uitzendt, de prikkel bestaan tot meerdere krachtsontwikkeling (het organiseeren van eigen zending) en wordt de zendende kerk er voor bewaard zich te verheffen boven hare zwakkere zusters. Zoo kan de zendende kerk het Evangelie brengen onder Heiden en Mahomedaan en wordt het oordeel van kleinere kerken over dien arbeid toch niet als minderwaardig op zij gezet.

Een groote moeilijkheid is hierbij, dat de meerdere vergaderingen maar zelden kunnen gehouden worden. De Provinciale Synode vergadert gewoonlijk maar eenmaal 'sjaars. Om stilstand in het werk te voorkomen is het dus noodzakelijk, provinciale deputaten te hebben (liefst uit elke classis één), die met den kerkeraad der zendende Kerk samenkomen, zoo dikwijls dit noodig is. Deze vergadering van Kerkeraad met deputaten kan echter nooit één college worden. Over elk voorstel zal de Ker keraad eenerzijds en zullen de deputaten an derzijds met meerderheid van stemmen hebben te beslissen. Wanneer beide besluiten gelijk zijn, kan de Kerkeraad ze uitvoeren. Bij verschil daarentegen wordt beroep op de Provinciale Synode en indien deze het met den Kerkeraad niets eens kan worden, op de Generale Synode noodzakelijk.

De vergadering van den Kerkeraad met de putaten moet ook geen beslissingen nemen in Zendingszaken, die „tot de Kerken der meerdere vergadering in 't gemeen behooren." Principieele vraagstukken, die de Kerken in het algemeen raken, moeten door den Kerkeraad aan de orde gesteld worden op de Provinciale en de Generale Synode. En terwijl deze principieele beslissingen worden voorbereid, moet er voor gezorgd worden, dat de arbeid op het terrein even goed voortgang hebbe.

Er bestaat echter gevaar, dat bij deze wijze van arbeiden de medewerkende kerken en de vergaderingen der Classis nagenoeg buiten het zendingswerk komen te staan. Maar ook dat gevaar kon afgewend worden, wanneer de zendingsdeputaten (ieder op zijn eigen classiS' vergadering waartoe hij behoort) verslag doen van hetgeen sedert de vorige vergadering ver richt is en de principieele vraagstukken ter sprake brengen, die aan de orde zullen worden gesteld op de Synode. Alle kerkeraden (en door hen de Kerken zelf) weten dan wat er geschiedt en kunnen zich een oordeel vormen over de gewichtige vragen, die aan de orde zijn. En zij, die straks door de classes ter synode worden afgevaardigd, komen dan niet onvoorbereid ter vergadering.

Wanneer op deze wijze de gewone regels van ons kerkelijk leven in zendingszaken in acht genomen worden, is het haast niet denkbaar, dat er nog behoefte bestaat aan een vergadering, waarin de verschillende zendende Kerken nu ook nog eens weer samenkomen, 't Is wel denkbaar, dat twee of meer genabuurde Kerken samenkomen om te spreken over een belang, dat speciaal die kerken geldt. Maar als de kerken van Amsterdam; Rotterdam, Utrecht, Delft en Heeg samen beraadslagen over den zendingsarbeid, dan zijn dat geen genabuurde kerken, die samenkomen en wordt daar niet gehandeld over zaken, speciaal die kerken rakende. Dan raakt dat de kerken van onderscheidene provincies. En wanneer deze met elkaar willen beraadslagen, kan er een Synode samenkomen. Tegen het houden van een Synode, die zich uitsluitend bezig houdt met de zending, bestaat zeker geen bezwaar, wanneer haar samenroeping door een voorafgaande Synode genoegzaam geregeld is.

De afgevaardigden, die samenkomen in de vergadering van zendende Kerken, vertegenwoordigen öf de zendende Kerken alleen en dan wordt er met de medewerkende Kerken niet gerekend öf zij vertegenwoordigen de Zendende Kerken met de Kerken, die haar steunen, maar dan wordt genoemde vergadering een oort zendingssynode buiten de Generale ynode om.

Kerkelijke zending is uitnemend, naar ik eloof, de uitnemendste ook in de praktijk. aar men zij voorzichtig en wijke niet af van e goede beginselen, die voor ons kerkelijk leven gegeven zijn.

Welke is de verhouding tusschen de zendende Kerk en de Zendingskerk ? Ook deze vraag is voor den zendingsarbeid van gewicht.

Hoe ontstaat gewoonlijk eene kerk op het zendingsterrein? Het gewone verloop is aldus. De missionaire arbeider vestigt zich op het terrein. Aanvankelijk is er dus slechts een huiskerk. Wanneer de arbeid van den missionairen arbeider gezegend wordt, vormt een kleinere of grootere kring van geloovigen, grootendeels uit bekeerde Mahomedanen of Heidenen bestaande, een kring waarin Woord en Sacramenten wcrden bediend, catechisaties worden gehouden, tucht wordt geoefend, huisbezoek wordt gedaan enz.

Is zulk een vergadering nu een kerk of niet? Volgens de definitie van Voetius wel, want hij omschrijft het begrip der zichtbare en georganiseerde kerk aldus: „Eene vereeniging van „geloovigen, vrijwillig aangegaan ter onderlinge „oefening van de gemeenschap der heiligen of „ter onderlinge mededeeling van die dingen, „welke op de zaligheid betrekking hebben". (Zie Voetius, Verhandeling over de zichtbare en georganiseerde Kerk, pag. 2).

Een kring van geloovigen op het zendingsterrein, gelijk boven bedoeld is, komt geheel overeen met deze omschrijving van Voetius. Op de terreinen van alle zet dende Kerken zijn zulke vergaderingen aanwezig, dxtrntn zendingskerken zou kunnen noemen. De laatste Generale Synode, gehouden te Utrecht, schijnt er echter anders over te denken. Zij oordeelde, dat leden van eene Kerk in Indie, die zich metterwoon vestigen op het zendingsterrein, moeten worden ingeschreven als „buitenleden" van de Kerk op wier terrein zij zich vestigen. (Acta der Synode van Utrecht, Art. 117, lO.) Hier wordt dus het bestaan van Zendingskerken op het zendmgsterrein niet erkend, maaralleen gesproken van de aanwezigheid van z. g. buitenleden, die als zoodanig in het lidmatenboek der zendende Kerken moeten worden ingeschreven.

Geheel juist komt mij dit spraakgebruik niet voor. Wanneer de Kerk van Amsterdam buiten hare grenzen enkele leden, die in haar midden het gebruik van Woord en Sacramenten genieten, heeft wonen op een plaats, waar geen geïnstitueerde Gereformeerde Kerk is, zou men die'leden „buitenleden" kunnen noemen, ofschoon ik me niet herinner, dat die term tot het kerkelijk spraakgebruik behoort. Misschien zou men met meer recht kunnen zeggen, dat Amsterdam door deze leden te verzorgen hare grenzen heeft verwijd, tot in dergelijke plaats een eigen kerkeraad kan worden geformeerd. Maar als Amsterdam Djocja als zendingsterrein kiest, kan men moeilijk zeggen, dat ze hare grenzen uitbreidt, want ie. gïenst Djocja niet aan Amsterdam en 2e. de geloovigen in Djocja vergaderen niet te gelijk met de geloovigen in Amsterdam. Maar Amsterdam doet dan op haar zendingsterrein tweeërlei: ie, verzorgt zij de vergadering der geloovigen, die er is, en 2e. arbeidt zij onder Mahomedanen en Heidenen tot uitbreiding der gemeente. Zoo is de werkelijkheid en waarom zou de terminologie daaraan niet kunnen beantwoorden?

De zendende Kerken ia Nederland hebben op het zendingsterrein zendingskerken. De organisatie dezer Kerken is nog gebrekkig en daarom vervullen de Kerkeraden der zendende Kerken in Nederland, door middel van hunne missionaire dienaren, de functies die vervuld zullen worden door een eigen kerkeraad, zoodra de Zendingskerk zelfstandig georganiseerd wordt. Doch ook vóór dien tijd is in die Zendingskerken door behulp der zendende Kerken reeds alles aanwezig, wat tot een vergadering van geloovigen behoort.

Trouwens, wanneer in een Kerk de ambten zullen worden ingesteld, dient die kerk er toch eerst te zijn. Alleen waar eerst een Zendingskerk is ontstaan door den arbeid der missionaire dienaren, kunnen ter gelegener tijd ambtsdragers worden gekozen, waardoor dan de organisatie van zulk een kerk compleet wordt.

3. Een derde vraag is, welke is de verhouding tusschen de geïnstitueerde Kerken op het zendingsterrein en de Gereformeerde Kerken in Nederland.

Wanneer een Zendingskerk geïnstitueerd wordt, vervalt de speciale band tusschen haar en de zendende Kerk en blijft alleen over de algemeene band, die bestaat tusschen Kerken van eenzelfde belijdenis.

Hoe moet nu die band onderhouden worden tusschen de Gereformeerde kerken in Nederland en op Java? Op het oog schijnt deze zaakzeer eenvoudig. Veronderstel, dat de geïnstitueerde kerken op het zendingsterrein dezelfde belijdenisschriften en dezelfde kerkenordening (de laatste mutatis mutandis) aanvaarden als de Gereformeerde kerken in Nederland, dan kan er „correspondentie" ontstaan als b.v. tusschen de Gereformeerde kerken in Nederland en Amerika.

Feitelijk beteekent die correspondentie echter weinig en bestaat ze hoogstens in het houden van toespraken op elkanders Synoden. Bovendien zou dergelijke correspondentie van Nederland met Indië nog moeilijker zijn dan met Amerika, door de nog grootere afstanden en het nog grooter verschil in taal.

De band tusschen de Gereformeerde kerken op Java en in Nederland behoort sterker te zijn. Reeds hierom, omdat de ééne kerkengroep geboren is uit den arbeid der andere groep. Bovendien is de ééne groep nog jong en de andere reeds oud, zoodat de meerdere in ervaring den mindere in menig opzicht kan dienen. Voor den welstand der kerken op Java vooral is het zeer wenschelijk, dat er voortdurend contact blijft met de kerken in Nederland. Voor den goeden voortgang van het zendingswerk is dit evenzeer vereischte. Het zou niet anders dan schadelijk kunnen werken, indien de geïnstitueerde kerken en de zendingsarbeiders op het zendingsterrein niet harmonisch samenwerkten of tegenover elkander kwamen te staan. Voor den goeden gang van zaken zouden de Javaansche kerken en de zendingsarbeiders afgevaardigden kunnen zenden naar elkanders vergaderingen.

Bij het leggen van het verband tusschen de Nederlandsche en de Javaansche Gereformeerde kerken, zal men echter met de grootste voorzichtigheid moeten te werk gaan. Tweeërlei gevaar is niet denkbeeldig. Ten eerste, dat de kerken in Nederland een soort voogdij gaan uitoefenen over de kerken op Java, en heerschappij gaan' voeren over hare jongere zusters. En ten tweede, dat de kerken op Java zich gaan onttrekken aan de leiding der kerken in Nederland, door te ver gedreven of valsche vrijheidszucht. Het ééne zoowel als het andere

zou voor den bloei der kerken op Java en van het zendingswerk verderfelijk zijn.

Op de laatste Synode, gehouden te Utrecht, «rerd een besluit genomen, dat voor deze zaak van het grootste gewicht is, en feitelijk den ^eg heeft geopend voor een goede correspondentie tusschen de kerken in Nederland en op Java. Ik bedoel het besluit in zake de institueering van kerken op Java. (Acta Synode van Utrecht Art. ii'8' en Art. 127). Wanneer de geïnstitueerde kerken op het zendingsterrein van meet af dezelfde belijdenis aanvaarden, als de kerken in Nederland reeds bezitten, staan beide kerkengroepen op dezelfde b^sisj wat toch een eerste voorwaarde is voor goede correspondentie.

Het is dan ook toe te juichen, dat de Synode geoordeeld heeft, de kerken op Java de „Formulieren van Eenigheid" in handen te moeten geven. De Gereformeerde kerken in Nederland kunnen aan die van Java niet een gedeelte van hare belijdenis overleveren. De „Formulieren van Eenigheid" zijn een organisch geheel, dat niet gedeeld kan worden. De kerken in Nederland mogen ook niet een .deel van hare schatten voor die van Java verbergen. Op den duur zou dit trouwens onmogelijk zijn. Bij verdere ontwikkeling van het zendingswerk komen de Christenen op Midden-Ja va toch t? weten, welke belijdenisschriften de Gereformeerde kerken in Nederland hebben, en zij zullen niet rusten, voor zij dezen inhoud kennen, 't Zou slechts wantrouwen wekken, wanneer een deel voor hen verborgen werd. Zij zouden meenen, dat zij door de kerken in Nederland als minderjarig werden beschouwd. De kerken op Java kunnen niet anders verwachten, dan dat de kerken in Nederland hare belijdenis in haar geheel overleveren, en het zou krenkend zijn, indien dit niet werd gedaan.

De kerken in Nederland zijn ook niet bij machte een bijzondere belijdenis op te stellen, geschikt voor de kerken op Java. Een belijdenis toch wordt niet gemaakt met het oog op degenen, die buiten zijn, maar ter weerlegging van de dwalingen, die in de kerk ontstaan. Doch hoe kunnen de kerken in Nederland weten, welke dwalingen zich straks zullen openbaren in de Javaansche kerken, door de nawerking van het Javaansche Mahomedanisme? 't Is ook duidelijk, dat de Javaansche kerken zelf dien strijd moeten voeren, gewapend met de Heilige Schrift, en gesterkt door de Formulieren van Eenigheid, en zoo moeten komen tot aanvulling en uitbreiding der belijdenisschriften.

Om dezelfde redenen gaat het ook niet de Formulieren van Eenigheid deels te wijzigen naar de behoeften der Javaansche kerken. Dit zou eveneens een dubbel kwaad scheppen. Vooreerst zou het wantrouwen wekken, en ten tweede zouden de Gereformeerde kerken in Nederland de handen slaan aan een werk, dat zij onmogelijk kunnen verrichten, en dus de vrije ontwikkeling der Javaansche kerken belemmeren.

Er zijn hier maar twee wegen: öf dat de Gereformeerde kerken in het geheel geen be lijdenis overleveren aan de kerken op Java, öf dat zij de Drie Formulieren overleveren geheel en onveranderd. Voor deze keuze geplaatst, verdient het laatste zeer verre de voorkeur.

Toch is het zeer de vraag of, met het oog op de practijk, het besluit der Synode in zake de institueering der kerken op Java, niet eenige aanvulling behoeft. De bedoeling der Synode schijnt te zijn, dat er geen kerk behoort geïnstitueerd te worden vóór zij de Formulieren van Eenigheid aanvaarden kan. Zal een kerk dit kunnen doen, dan dient zij die Formulieren te kennen. Nu is het helaas een feit, dat de Christenen op Midden Java nog niet één der Formulieren van Eenigheid kennen. Na zooveel jaren arbeids begint het „Kort Begrip" pas eenig burgerrecht te krijgen op de catechisaties. De Catechismus wordt als leerboek nog niet eens gebruikt. Het is dus te vreezen, dat de institueering der Javaansche kerken op de laoge baan zal worden geschoven, wanneer deze niet kan plaats hebben zonder volle aanvaarding der Drie Formulieren van Eenigheid. Het zal nog jaren kunnen duren, eer de Javaansche Christenen eenigszins zijn ingeleefd in onze belijdenisschriften.

Het kan echter de kerken in Nederland tiet onbekend zijn, dat de Christenen op Midden-Java, die tot het Avondmaal worden toegelaten, niet aanvaarden de Formulieren van Eenigheid, maar de XII Artikelen des Geloofs zooals ze verklaard worden in Kort Begrip en Catechis mns. De bedoeling is, om langzamerhand hooger eischen te stellen. Nu kan dit evenwel nog niet. De kennis moet groeien. Op 't oogenblik zou er niet anders gehandeld kunnen worden, ook al hadden we eene vertaling van de 37 Artikelen en van de Artikelen tegen de Remonstranten.

Aan de Javanen, die belijdenis doen, worden dus aanvankelijk niet de hoogste eischen gesteld. Maar ligt het dan niet in den aard der zaak, om ook van de kerken, die geïnstitueerd zullen worden, niet dadelijk het hoogste te eischen, opdat zij niet te lang zonder eigen ambtsdragers blijven, en langzamerhand in de Gereformeerde belijdenis kunnen ingroeien ? Waarom zouden de Javaansche kerken niet kunnen beginnen met de XII Artikelen en den Catechismus te aanvaarden, om later daar aan toe te voegen de 37 Artikelen en nog later de 5 Artikelen tegen de Remonstranten?

Wanneer de jeugdige Javaansche kerken dadelijk geheel alleen kwamen te staan, zou dit misschien gevaar opleveren. Maar wanneer de kerken op Java niet worden losgelaten door de kerken in Nederland, en in levend contact blijven met den zendingsarbeid, bestaat er niet veel gevaar, dat zij zijwaarts zullen afwijken, vóór zij de Formulieren van Eenigheid met volle bewustheid zullen kunnen aanvaarden.

In hoeverre de critiek op de besluiten onzer Synodes uitgebracht, juist is, zullen we niet beoordeelen.

Maar in elk g^val loont het de moeite, naar de stem van een zoo uitnemenden dienaar op ons zendingsterrein te luisteren. Du choc des opinions jaillit la vérité.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Van ons zendingsterrein.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1906

De Heraut | 4 Pagina's