GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een wijs antwoord.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een wijs antwoord.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen Monnica, Augustinus' vrome moeder, haar afgedwaalden zoon, die zich aan haar hart heimelijk ontstolen had, achterna was gereisd, vond ze hem eindelijk te Milaan weer, door de machtige aangrijpende prediking van Am'orosius tot de voeten van Christus teruggebracht.

Hoe zalige blijdschap bij het zien van dezen ommekeer haar moederlijk hart ook vervulde, en hoe innige band van dankbare liefde haar ook aan Ambrosius, den bisschop van Milaan, verbond, toch bracht het vertoeven in Milaan haar in moeilijkheid voor haar eigen conscientie.

Monnica was een godvreezende vrouw, die niet alleen in het verborgene van haar bidvertrek een nauwen omgang met haar God kende, maar die ook trouw de saamkomsten der gemeente bijwoonde, innige liefde gevoelde voor de Kerk van Christus en met teedere nauwgezetheid de voorschriften dier kerk nakwam.

Nu was ze van jongs af opgegroeid inde Afrikaansche Kerk, en deze Kerk hield er wel eenigszins andere gebruiken en gewoonten op na dan in Milaan in zwang waren of door Ambrosius waren voorgcschreven. Starre eenvormigheid, zoodat alles met passer en liniaal pasklaar ge. maakt wordt, heerschte er destijds in de Christelijke Kerk nog niet. Eer vond men een rijke verscheidenheid van gebruiken die met allerlei plaatselijke toestanden saamhingen.

Zoo bestond in de Afrikaansche Kerk de gewoonte, die wel met de dooden-offers der Heidenen in verband stond, dat de geloovigen zich met offergaven van brood en wijn naar de graven der martelaren begaven om daar bij ^ die graven deze offeranden uit te deelen aan de armen; een liefde-maaltijd ter gedachtenis van den martelaar, die daar begraven lag. Zoo had de Afrikaansche Kerk het heidensche gebruik in een christelijke gewoonte omgezet en Monnica, die niet alleen de martelaren hoog vereerde, maar ook gaarne aalmoezen uitdeelde, hield dit gebruik in hooge waarde.

Toen ze echter 's morgens vroeg met haar korfke, gevuld met brood en wijn aan den arm, naar de Kerk te Milaan zich spoedde om dit Hefdeoffer te brengen, vond ze de deur gesloten en weigerde de koster haar den toegang, Ambrosius, zoo zeide hij haar, had deze offers verboden. Niet alleen omdat ze een heidensch overblijfsel waren, maar ook omdat deze gratis-uitdeeling van wijn helaas tot misbruik aanleiding had gegeven. En niettegenstaande Monnica verzekerde, dat haar bekerske, waaruit ze schonk, o zoo klein was en ze den wijn nog met water aanmengde, week de kerkbewaarder van den ontvangen last niet af, Diep teleurgesteld moest ze weerkeeren naar haar huis. Alleen de hooge achting, die ze voor Ambrosius gevoelde, maakte dat ze van verdere pogingen om haar gave te brengen, afzag.

Reeds daardoor was haar gemoed in onrust gebracht, en die onrust steeg nog, toen ze straks met haar omgeving een tweede verschil opmerkte. In Afrika heerschte het gebruik, dat men des Zaterdags vastte, en Monnica had daarom van haar jeugd af den laatsten dag der week steeds van spijze zich onthouden. Maar in Milaan bestond dat gebruik niet en werd de Zaterdag doorgebracht als elke andere dag. Dat bevreemdde haar niet alleen, maar bracht haar ook in twijfel, wat ze doen moest. Dat ze niet openlijk tegen het verbod van Ambrosius in, haar offerande naar de Kerk mocht brengen, begreep ze wel, ook al kostte het nalaten van dit. gebruik haar strijd. Maar wanneer ze vastte in haar eigen woning, deed ze toch niemand nadeel. Wanneer anderen zich daaraan stootten of ergerden, dan was dit toch hun eigen schuld.

Toch was ze van haar zaak niet volkomen zeker, en daarom besloot ze door haar zoon Augustinus het „conscientie-geval" aan Ambrosius te laten voorleggen. Deze luisterde stil toe en antwoordde toen met een zachten glimlach op 't gelaat: Wat kan ik u anders antwoorden dan ik zelf doe.' En toen Augustinus verwonderd de oogen opsloeg, omdat hij dit antwoord niet begreep, vervolgde de Kerkvorst: „Als ik hier in Milaan ben, vast ik Zaterdag niet, maar als ik te Rome ben, waar het vasten gewoonte is, vast ik wel. Zoo volg ook gij de gewoonte der Kerk, waar ge gekomen zijt, als ge geen aanstoot nemen en geven wilt."

Ligt in dit wijze woord van Ambrosius geen les ook voor onze dagen ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Een wijs antwoord.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1906

De Heraut | 4 Pagina's