GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Genadeverbond en zelfonderzoek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genadeverbond en zelfonderzoek.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXI.

Vraagt men wat dan de bedoeling is van het doopbevel in Matth, 28, waar Christus beveelt al de volken tot zijn discipelen te maken, hen doopende en kerende te onderhouden alles wat Hij aan zijn Apostelen bovolen heeft, zoo ligt hierin drieërlei opgesloten.

Vooreerst, en daarop valt alle nadruk, dat de Oud-Testamentische bedeeling, die het heil tot Israel alleen beperkte thans opgeheven wordt en de genade tot alle volkeren en alle menschen wordt uitgebreid. Oit kan het best gevoeld worden, wanneer ni»n er op let, dat Christus vroeger tot zijr. jongeren gezegd had: Gij zult niet heengaan op den weg der heidenen (ook hier staat weer ethnoon, de niet-Israelitische volken) en gij zult niet ingaan in eenige stad d/r Samaritanen, maar gaat veel meer heen .ot de verlorene schapen van het huisisraels" (Matth. 10:5, 6). Thans, na Christus op--landing, wordt dit verbod opgeheven en '.egt Hij juist omgekeerd: gaat heen en cRaakt alle volken (ook hier staat weer ethne) tot mijne discipelen." Calvijn verklaart daarom terecht, dat Christus met deze woorden niet anders bedoelt, dan dal „^.et onderscheid weggenomen v/ordt, dat tot dusver tusschen de Joden en de Heidenen bestond en dat zij beide nu zonder onderscheid worden toegelaten tot de gemeenschap des verbonds." Met dat al de volken wordt niet anders bedoeld, zegt hij, ^AVi wat Christus in Matth. 16 zegt: Gaat heen in de geheele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen", Christus openbaart hier aan zijn Apostelen de groote verborgenheid, dat de middelmuur des aficheidsels tusschen Israel en de heidenen is weggenomen en dat de zegening van Abraham nu ook tot de heidenen komen ^al. Al de volken is hetzelfde als alle crea titren en de geheele wereld. De nadruk valt niet op volken, alsof de volken als vo'ken in hun organisch verband genomen, tot discipelen moeten worden gemaakt, maar op het alle. Het universalisme der Nieuwe B; deeling wordt hier geopenbaard.

Maar juist daaruit blijkt, dat van een nationaal verbond met een bepaald volk geen sprake meer zijn kan. Een nationaal verbond is uit zijn aard altijd particularistii^ch; het dient om dat bepaalde volk als volk van de andere volken te onderscheiden ea af te zonderen. Het al de volken snijdt daarom dit nationaal verbond voor goed af. Hst wil juist zeggen, dat de Kerk onder de Nieuwe Bedeeling niet meer saamvalt met éen bepaald volk, zooals bij Israel, maar dat ze alle volken moet omvatten, dat ze oecumenisch moet zijn, dat ze een wereldkerk worden moet.

Zoo alleen sluit dit bevel zich aan aan wat er vlak voorafgaat: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Mij, zegt Christus, komt de wereldheerschappij toe, niet alleen over de Joden, „maar over de uitverkorenen uit alle volken, welke in het einde der dagen uit alle einden der aarde verzameld zullen worden, " gelijk Zahn in zijn Kommentaar het terecht verklaart Daarom gelast Christus zijn Apostelen : Gaat heen niet alleen tot Israel, maar tot alle volken, tot alle creaturen, tot heel de wereld, en maakt ze tot mijne discipelen,

Hoe dit geschieden moet, zegt Christus niet hier, maar in Marcus 16:16: redikt het Evangelie aan alle creaturen, Christus zendt zijn jongeren niet uit, gelijk Mahomed, om die wereld te veroveren door het zwaard, de volkeren te dwingen met geweld om hem te gehoorzamen. Zijn Koninkrijk is geestelijk van aard en sluit allen dwang uit. Christus wil een gewillig volk ten dage zijner heickracht. Daarom schenkt Hij aan zijn discipelen alleen het zwaard des ^Fwr^j Door de prediking van het Evangelie moeten de harten gewonnen worden voor Hem,

Wanneer die prediking vrucht draagt en daardoor „discipelen gemaakt worden", moeten deze discipelen den doop ontvangen. De doop is de officieele acte, waardoor op hen, de geloovigen, het teeken van het discipelschap van Christus gedrukt wordt en ze van de niet-discipelen onderscheiden worden, De doop als blijvend Sacrament voor heel de Christelijke Kerk wordt hier dus ingesteld. Daarop valt in de tweede plaats alle nadruk, gelijk alle uitleggers toestemmen. Wie door de prediking een discipel gewof. den is, moet gedoopt worden, omdat de doop een veld-en merkteeken is, gelijk onze Confessie zegt, waardoor de christenen van alle andere volken en religiën afgezonderd worden.

Wanneer de voorstanders der volkskerk uit het doopbevel afleiden, dat de volken als volken d. w. z. massaal, in hun geheel gedoopt moeten worden om ze zoo tot discipelen van Christus te maken, dan keeren ze de door Christus gestelde orde dus otn en doen zijn woord geweld aan. Er staat niet: doopt de volkeren in het geheel, om die volkeren aldus tot mijn discipelen te maken. Het discipel-maken gaat voorop en daarna volgt het doopen, als de uitwendige acte, waardoor dit discipelschap bezegeld wordt. De woorden: gaat heen, maakt al de volken tot mijne discipelen, hen doopeade, zijn dus een zeer verkorte uitdrukking. Onze kantteekenaren merken terecht op, dat de bedoeling is: „Gaat heen, maakt discipelen onder alle volken." Er mag, dat is de bedoeling, geen onderscheid gemaakt worden tusschen de volkeren. Allen moeten geroepen worden tot het heil in Christus. Niet één volk is meer buitengesloten. Uit, onder, te midden van alle volken heeft Christus zijn uitverkorenen, en deze moeten door de prediking tot discipelen van Christus gemaakt worden, en zij, niet de volken, maar de tot discipel gemaakten, moeten den doop ontvangen.

Dat dit metterdaad de bedoeling is, büjkt ook uit het persoonlijk voornaamwoord, dat hier gebruikt wordt; iets wat in onze vertaling niet uitkomt, omdat wij in den meervoudsvorm geen onderscheid maken tusschen het manlijk en het ^onzijdig geslacht. Het Grieksch daarentegen doet dat wel Er staat niet in Matth, 28: Maakt de volken tot mijne discipelen, hen (de volken, onzijdig meervoud) maar henlieden (autous, mannelijk meervoud) doopende, " Niet de volkeren als volkeren moeten gedoopt worden, maar de personen, die discipel willen worden. Eenzelfden overgang vindt men in Matth. 25:23: Ea voor Hem zullen al de volken vergaderd worden, en hij zal hen (ook hier staat niet het onzijdig maar het mannelijk meervoud) van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt." Ook hier wordt niet bedoeld, dat Christus de volken als volken van elkaar scheiden zal; de Christelijke natiën zijn niet de schapen en de heidensche natiën de bokken, maar dat Hij onder alle volken scheiding zal maken tusschen de uitverkorenen en de verworpenen, gelijk uit wat er volgt duidelijk blijkt.

Ten slotte voegt Christus hier nog aan toe, dat aan degenen die gedoopt zijn geworden, ook moet geleerd worden, te onderhouden al wat Hij aan zijn apostelen geboden had. Die woorden zelf doen zien, iat hier geen sprake is van de eerste onderwijzing in de Christelijke religie aan degeaen, die nog geheel onkundig zijn, maar van de geestelijke leiding, die.aan de Christenen moet geschonken worden ten opzichte van hun verderen levenswandel. De ware discipel van Christus moet daaraan gekend worden, gelijk Christus zelf cegt, dat hij Christus geboden bewaart en onderhoudt (Job. 14), Wie bij den doop den naam van Christus beleden heeft, moet leeren in „nieuwigheid des levens" te wandelen. Er is hier dus geen sprake van de eerste prediking des evangelies, waardoor het geloof in Christus nog gewekt moet worden, maar van de voortgaande onderwijzing, die na den doop volgt, m de „nieuwe gehoorzaamheid, " waartoe de doop ons verplicht. Zahn heeft dit in zijn voortrefïelijken kommentaar op Mattheus terecht ingezien. In het slotwoord ligt de aanwijzing, zegt hij, „hoe degene die door de prediking en den doop tot de gemeente toegebracht is, nu voortaan te wandelen heeft zooals een Christen betaamt."

Ook dit slotwoord weerspreekt de volkskerk dus veeleer, dan dat het haar begunstigen zou. Een volkskerk, waarin alles gedoopt wordt, zonder eenigen waarborg, dat de gedoopte „onderhouden zal wat Christus geboden heeft, " maakt dat het sacrament ontheiligd en het verbond een vorm wordt. En wat Christus in dit doopbevel zijn apostelen juist zoo met allen ernst op de ziel bindt, is, gelijk Zahn wederom terecht opmerkt, dat het discipelschap in zijn gemeente geen bedriegelijke schijn en de doop, als inlijvingsacte in zijn gemeente, g& enwezenleozevorm worden mag.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Genadeverbond en zelfonderzoek.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1907

De Heraut | 4 Pagina's