GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het rapport, dat de deputaten,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het rapport, dat de deputaten,

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 7 Februari 1908.

Het rapport, dat de deputaten, door de Utrechtsche Synode benoemd, aan de Kerken hebben rottdgezonden, en dat we in De Heraut hebben overgenomen, verdient zeker ernstig door de Kerken overwogen te worden.

De vraag, hoe het toezicht der Kerken op de theologische faculteit moet geregeld worden, is een uiterst moeilijk vraagstuk, dat wei ten volle de aandacht der Kerken verdient. We hebben er ons daarom van harte in verheugd, dat de Utrechtsche Synode geheel uit eigen beweging dit vraagstuk aan de orde heeft gesteld en deputaten benoemde om een voorslag aan de Kerken te doen. Dat onder deze deputaten alleen dienaren des Woords werden benoemd en geen der hoogleeraren van de Theol. fac. werd opgenomen, scheen ons een wijze maatregel te zijn. De goede orde eischt toch, dat de Synode eerst geheel zelfstandig dit vraagstuk onder de oogen zie, en haar wenschen formuieere, en dat daarna deze voorslag aan Directeuren der Vrije Universiteit worde toegezonden, opdat ook de Universiteit harerzijds zich over dien voorslag kunne uitspreken.

Juist omdat we op dit oordeel der Kerken niet willen influenceeren, zullen we ons van bespreking van den inhoud van dit voorstel onthouden. De nauwe band, die onze redactie aan de Vrije Universiteit verbindt, maakt, dat we hier gaarne een afwachtende houding aannemen.

Zonder op den inhoud van het concept nader in te gaan, veroorloven we ons echter de opmerking, dat we gaarne in de begeleidende memorie nog nader hadden uitgewerkt gezien, van welke beginselen de deputaten bij deze regeling zijn uitgegaan. De memorie is zeker helder en duidelijk geschreven; het concept is uit technisch oogpunt een knap stuk werk; wat de deputaten willen, is zoo scherp geformuleerd, dat eenige twijfel aan hun bedoeling niet wel mogelijk is. In zooverre hebben ze inderdaad een uitnemenden leiddraad voor de discussie geschonken.

Maar juist daarom betreuren we, dat de deputaten het standpunt, waarop ze zich geplaatst hebben, niet nader hebben aangegeven. ZQ zeggen wel, dat ze het bestaande contract alleen wat verduidelijkt en verbeterd hebben, maar deze bescheidenheid, die hen siert, is met de werkelijkheid toch niet geheel in overeenstemming. Wie beide, het bestaande contract en dit nieuwe concept, vergelijkt, ziet terstond, dat, om het nu zoo eens uit te drukken, het „zeggenschap der Kerken" niet onbelangrijk is uitgebreid. Tegenover dat verscherpte toezicht staat aan de andere zijde der balans, vermindering van finantieelen steun, want het vaste bedrag, dat|volgens dezen voorslag de synode aan de Universiteit jaarlijks ten behoeve van de Theol. fac. zou uitkeeren, blijft beneden het gemiddelde, dat de collecten dusver opbrachten.

Nu kan het recht van toezicht der Kerk op de Theologische faculteit van driearlei standpunt uit bezien worden.

In de eerste plaats laat het zich denken, gelijk dit in vroeger eeuwen metterdaad in ons vaderland het geval was, dat de Kerken de geheeie opleiding van hare a. s. Dienaren aan de Universiteit toebetrouwen en er daarom zelf geen Kweekschool of seminarie op na houden. Natuurlijk schenken de Kerken daarmee aan de Universiteit een bijzonder privilegie; van concurrentie of tweeërlei opleiding is dan geen sprake; de Universiteit zorgt dan voor de opleiding van alle dienaren des Woords. Maar tegenover dat voorrecht, zouden de Kerken dan ook billijkerwijze grootere rechten kunnen eischen. Immers, waar de Kerken, gesteld dat aan de Universiteit onraad uitbrak, dan geen eigen kweekschool gereed zouden hebben, waar de opleiding der predikanten toch kon doorgaan, daar zou de waarborg voor de zuiverheid der belijdenis en de geschiktheid voor de opleiding ook grooter moeten zijn.

In de tweede plaats kaïi het geval zich voordoen, gelijk dit thans de toestand is, dat de Kerken wel een eigen kweekschool hebben; dat ze daardoor wel gedekt zijn tegen mogelijke afwijking aan de Universiteit; maar dat ze aan de Universiteit enkele voorrechten schenken, met name door aan de daar verleende graden zekere faciliteiten bij de examens te verkenen; doofde oogleeraren zitting op de Synode te geven d n door voor de kosten der Theologische aculteit een vastgestelde som bij te dragen. o it deze voorrechten aan de Universiteit eschonken volgt van zelf, dat de Kerken e aardoor ook meer rechten zullen kunnen oen gelden, dan wanneer de Kerken bijv. met de akademische examens niet rekenden, de hoogleeraren niet ter Synode noodigden en voor de Theol, faculteit geen ondersteuning schonken.

En eindelijk kan, afgescheiden van al deze min of meer toevallige verhoudingen, de vraag principieel gesteld worden, in hoeverre het nauwe verband, dat er tusschen de Theologische wetenschap als zoodanig en de opleiding tot den Dienst dés Woords eenerzijds en de Kerk en haar belijdenis anderzijds bestaat, het gewenscht en noodig maken, dat de Kerk een zeker toezicht op de Theologische faculteit uitoefene, zonder dat daardoor aan de vrijheiden zelfstandigheid der wetenschap wordt te kort gedaan.

Welk standpunt deputaten hebben ingenomen, zegt de memorie niet. Want wel wijzen de deputaten aan het slot erop, dat tegenover de rechten, die door de Universiteit aan de Kerken worden geschonken, ook bijzondere voordeelen staan, die de Universiteit ontvangt.. Maar hoe volkomen juist deze opmerjdng ook op zichzelf Is, in het voorgestelde contract worden de rechten dsr Kerken niet onbelangrijk uitgebreid, en staat daartegenover aan de zijde der Universiteit althans financieel geen winst, eer verlies. We zeggen dit niet om op het voorgestelde contract zelf crltlek uit te oefenen; ook naar onze overtuiging was het bestaande contract, al leverde het dusver in de practijk nooit eenige moeite op, - toch voor verbetering vatbaar. Verbetering met name in dien zin, dat de rechten der Kerken nog scherper geformuleerd werden. Maar wat we bij al den eerbied voor den kostelijken arbeid, dien se ons geleverd hebben, bovendien nog gaarne van de deputaten ontvangen hadden, was een - nadere uiteenzetting van de motieven, die hen bij dit voorstel hebben geleid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 februari 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Het rapport, dat de deputaten,

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 februari 1908

De Heraut | 4 Pagina's