GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De finantiëele nood onzer predikanten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De finantiëele nood onzer predikanten.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

In den beroepsbrief, dien onze Kerken aan haar beroepen Dienaren des Woords toezenden, komt ook de belofte voor, - dat de Kerk zorgen zal, dat de Dienaar des Woords zonder zorg van het Evangelie leven kan.

Kan gezegd, in ernst gezegd, dat onze Kerken deze belofte metterdaad getrouw volbrengen?

Tot dusverre hebben onze Dienaren des Woords, en dat was hun eere, niet te luide geklaagd. Slechts nu en dan verluidde Jn de pers iets van de armoede, de fatsoenlijke armoede, die het bitterste te dragen valf, welke ia vele pastorieën geleden werd. Maar al werd door die noodkreten een oogenblik de publieke conscientie wakker geschud; al gevoelde men, dat ia dezen noodstand veraadsring komen moest; al besloot ook hier en daar een Kerkeraad, om door toekenning van kindergeld of door verhooging van tractement al ts schreiende misstanden weg te hemen; de stroom van het leven vloeide straks weer rustig voort, zoo kalm en effen, altof er geen sociale quaestieook voor onze Dienaren des Woords bestond En in stilte werd door menigen predikant maar weer voortgetobt en geworsteld, om met een al te laag inkomen in steeds stijgende behoeften te voorzien.

En het zonder zorge van het Evangelie leven werd steeds bitterder spot, waar de bange nijpende geldzorg eiken dag .weerkeerde, als een loodzware last op de schouders drukte en alle vreugde des levens dempte of wegnam.

In het begin, toen men pas in de pastorie kwam, ging het cog. Een tractement van / 800 of ƒ 1000 was wel geen weelde. Er moest wel met zorg overlegd worden en elk dubbeltje worden omgekeerd, vóór het werd uitgegeven. Maar de meubelen waren nog-fonkelnieuw; het uitzet in kleeren, dat men tneekreeg, reikte voor de eerste jaren wel uit; van familie kwam wel eenige hulp; en de huisvrouw kon het desnoods zonder hulp nog wel stellen. En al schoot er niet veel over voor boeken en couranten, voor het bezoeken van vergaderingen enz, , men behoefde zich toch niet geheel te spenen van wat voor het geestelijk leven zoo broodnoodig is. Op een dorp leeft men zooveel goedkooper dan in een stad, en de zuinigheid van moeder de vrouw wist te tooveren met wat men had.

Maar als het gezin allengs grooter wordt, wanneer de moeder hulp moet hebben, mdat ze het huishouden alleen niet meer f kan; wanneer krankheid en ziekte de pastorie binnenslopen; en bij de steeds tijgende behoeften de inkomsten even karig bleven als in het begin, dan begint de ijdensperiode. Voor de opvoeding der kineren kon nauwelijks gezorgd, omdat het eld ontbrak. Aan versterkende middelen oor de zwakke vrouw kon niet gedacht, mdat het tractement het niet toeliet. Een stukske vleesch werd een weeldeartikel, dat slechts eens in de week op tafel kwam. En aan aankoop Van nieuwe boeken kon niet gedacht worden, waar het geld vooreen behoorlijk kleed er zelfs niet was.

En toch werd van den predikant verwacht, dat hij zijn stand zou ophouden. Hij kan niet als een boerenarbeider gekleed gaan. Hij moet op de pastorie gastvrij alle bezoekers ontvangen. Voor de armen der gemeente moet hij een goed hart hebben, dat zich niet alleen in woorden, maar ook in daden uit. En geen collectant die niet begint met eerst bij de pastorie aan te kloppen om een gave.

Nu zijn gelukkig niet al onze predikanten geheel afhankelijk van hun tractement. Er is soms nog wel „een appeltje Voor den dorst". En ookzijner gemeenten, die zorgen door in stilte wat naar de pastorie te zenden, dat het water niet over de lippen komt. Maar dat neemt niet weg, dat waar de predikant geen eigen middelen bezit en alleen van zijn traktement leven moet, de toestand schier onhoudbaar geworden is.

Voeg daarbij, dat in heel het sociale leven de loonstandaard rijst, de weelde grooter wordt en daardoor ook de behoeften scherper worden gevoeld.

De arbeidsloonen vooral in de steden zijn zeer gestegen. Een timmerman en metselaar verdient in een stad meer dan een predikant op een dorp. De tractementen onzer onderwijzers zijn dank zij de milde staatssubsidie zoo hoog geworden, dat ze op menige plaats reeds het tractement van den predikant overtreffen. Daardoor wordt de positie onzer predikanten nog meer gedrukt. Want de geidswaarde is geen constante factor, maar iets relatiefs. In Indië, waar alle salarissen het dubbele zijn van die in ons land, kan een predikant van / 1000 niet leven, of hij zou gebrek moeten lijden. Alleen door vergelijking met andere salarissen kunt ge een maatstaf vinden, om te beoordeelen, of een tractement hoog genoeg is. En wie dan vergelijkt wat een notaris, een doctor, een advokaat, een rechter of andere gestudeerde personen verdienen met wat onze predikanten krijgen, weet dat zij onder die allen wel het allerminst ontvangen Een domineestractement staat thans gelijk, zoo niet beneden het salaris, dat een hoofd der school ontvangt.

Niet klaar en scherp genoeg kan worden ingezien, dat deze toestand niet deugt. Door de predikanten zoo laag te bezoldigen, wordt niet alleen hun sociale positie gesch lad, maar lijdt ook de Kerk zelf schade. De eere onzer Christelijke religie is hiermede gemoeid. Want de predikanten als dienaren der Kerk vertegenwoordigen in het maatschappelijke leven de Kerk, Naarmate de predikanten op de saciale ladder een lager sport innemen, wordt ook de invloed der Kerk geringer. Reeds daarom heeft de Kerk van Christus te zorgen, dat hare Dienaren niet tot de grenzen van het pauperisme wegzinken.

Maar veel ernstiger weegt nog het geestelijke belang.

Een predikant heeft een zeer ernstige ea hoo^e roeping. Hij moet de geestelijke leidscnan der gemeente zijn. Uit zijn hanlen moet het brood des Woords aan de geloovigen gereikt worden. Hij moet daartoe eiken Zondag met bezieling het Wu jrd verkondigen; hij moet uit den schat van het Koninkrijk der hemelen oude en nieu ve dingen voortbrengen; hij moet frisch blijven van geest, meeleven in de groote vraagstukken van onzen tijd, het Woord weten toe te passen op alle nooden en behoefden van het menschelijk hart. Maar om dat te kunnen doen, is ook voor hem zelf noo.Ug, niet alleen dat finantieele zorg niet voortdurend op hem drukt, maar ook dat hij geestelijk zich zelf verrijken kan. Hij moet altijd geven; maar om te kunnen geven, moet hij zelf ook ontvangen. In de dagoa onzer vaderen, toen er geen couranten en tijdschriften waren; toen men met enkele stand-iardwerken kon volstaan; toen de pers nog geen macht was geworden in het publieke leven; toen men geen vergaderingen en bijeenkomsten hield, behoefde voor dat alles geen geld te worden uitgegeven. Maar thans is dit heel anders geworden. Een predikant op een afgelegen dorp, die geen tijdschriften leest, niet aanschaft, wat onze voormannen schrijven, geen vergaderingen bijwjont, droogt allengs uit. Hij leeft in den engen kring van zijn eigen dorp; zijn prediking beweegt zich altoos in den cirkel van dezelfde gedachten; en de gemeente, die klaagt dat er zoo weinig bezieling van de prediking uitgaat, vergeet, dat ze zelf meê schuld draagt. Een lamp, waar geen olie bijgegoten wordt, kan geen helder licht geven. Geestelijke bloedarmoede is het noodzakelijke gevolg, waar het geestelijk voedsel ontbreekt.

Nog maar al te veel bestaat de gedachte, alsof een predikant, die aan de Academie afgestudeerd is, nu ook voor heel zijn verder leven gereed is. Hij kent nu zijn Exegese en Kerkhistorie, zijn Dogmatiek en Ethiek, en heeft niets anders te doen dan dien geestelijken schat, dien zijn hoogleeraren hem hebben . meegegeven, vruchtbaar te maksn voor het leven. En die gedachte is geheel onjuist. Op de Hoogeschool wordt het fundament gelegd, waarop het huis moet worden opgebouwd. Doch de studie zelve houdt niet op, maar moet doorgaan. Studie in de eerste plaats van de Heilige Schrift, maar studie ook van de Dogmatiek en de Ethiek, studie van de Historie der Kerk en van de practische vakken. En waar alle studie zonder boeken onmogelijk is en boeken veel geld kosten, daar spreekt het wel vanzelf, dat een predikant, die voor zijn studie niets kan uitgeven, geestelijk armer worden moet.

Bovenal, hier geldt het woord van Christus, dat de arbeider in het Evangelie zijn loon waardig is. En dat loon raag niet bekrompen, niet schriel worden uitgekeerd. De gemeente moet verstaan, wat de Apostel Paulus zegt, dat dagene, die het geestelijke zaaien, ook recht hebben op het stoffelijke goed dergenen, die ze onderwijzen. De Dienaar des Woords brengt zulk een rijken geestelijken schat, dat vergeleken daarmede het aardsche goed, dat de gemeente hem schenkt, zelfs nooit als een vergoeding kan worden aangezien. En wanneer men dan ziet, hoe vaak rijkere leden der gemeente geld met handen weggeven voor velerlei weelde en vermaak, en voor de Kerk nauwelijks iets over hebben, dan ligt daarin niet alleen een geringschatting van het ambt, maar ook een zonde tegen God den Heere, En indien God hoort het geroep der arbeiders, wier loon verkort wordt, hoe veel te meer zal dan niet getoornd worden door Hem, wanneer aan het loon van Zijn arbeiders wordt tekort gedaan.

De Dienaren des Woords willen uit begrijpelijke kieschheid op deze zonde niet te vaak wijzen. Juist omdat het hun eigen persoon geldt, zijn ze schuchter om deze dingen van den kansel af te behandelen. Liever willen ze desnoods gebrek lijden, dan openlijk klagen en door die klacht den schijn op zich laden, alsof ze om den broode het Evangelie verkondigden.

Maar daarom te meer is het de taak van de pers, om dit vraagstuk met ernst onder de oogen zien; de slapende conscientiën wakker te schudden; de gemeente te wijzen op haar roeping en plicht.

Als vrije Kerken hebben we het gewaagd om ronder subsidie van den Staat op te treden. We hebben welbewust den finantieelen band met de Overheid doorgesneden. We wilden naar den eisch van het Evangelie als gemeente van Christus Jezus voor het onderhoud onzer eigen Dienaren zorgen. En we hebben dé belofte afgelegd, dat onze Dienaren zonder zorge van het Evangelie zouden leven.

Wordt die belofte niet volbracht; blijft de financieele nood oneer predikanten voortdurend nijpen; worden er geen ernstige en afdoende maatregelen genomen, om de tractementen op peil te brengen; dan zullen onze Kerken zelve de oorzaak zijn, dat het lokaas der Staatssubsidie toch weer trekken gaat.

De Staatssubsidie heeft — dat leerde de historie van alle eeuwen — de Kerk steeds van haar vrijheid beroofd. Men kan zichzelf wel diets maken, dat thans de toestand veranderd is en Staatssubsidie nu geen zilveren koorde meer blijken zal. Maar de uitkomst zal dit wel anders toonen.

Maar wie tegen de Staatssubsidie is en voor de vrijheid der Kerk wil strijden, beeft dan ook nooit te vergeten, dat die vrijheid van de gemeente van Christus een off; r vraagt.

En wie dat offer weigert te brengen, heeft het aan zich zelf te wijten, wanneer de vrijheid weer te loor gaat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's

De finantiëele nood onzer predikanten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's