GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze stadskerken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze stadskerken.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Het vraagstuk van onze stadskerken begint gelukkig in steeds ruimer kring de aandacht te trekken.

Dat de toestand zoo onhoudbaar wordt en dat er een hulpmiddel moet gevonder< worden, ontkent niemand, die met onze stadskerken op de hoogte is.

Reeds jaren lang heeft ï> e Heraut op dieti noodstand gewezen, maar al vond die klacht hier en daar weerklank, tot een practische verandering leidde dit nog steeds niet. Men Weef in het oude zog doorvaren; het conservatisme was ook hier de vijand van elke doeltreffende verbetering. Ja, hier en daar trachtte men wel met een lapmiddeltje de reten en gaten van het bouwvallige huis dicht te stoppen, maar tot een radicaal ingrijpen miste men den moed.

De ernstige bezwaren, die aan het leven onzer groote stadskerken verbonden zijn, behoeven niet opnieuw door ons breedvoerig uiteengezet te worden. Nog onlangs geschiedde dat in de artikelen Pro Rege, en de klachten, daar ingebracht tegen het leven onzer stadskerken, zijn door niemand weersproken. Eer haastte men zich ook in organen der Hervormde Kerk om volmondig toe te stemmen, dat de toestand eer te licht dan te donker gekleurd was.

De eischen, die Gods Woord stelt voor herderlijk toezicht en oefening der tucht, zijn in onze stadskerken, zooals die thans zijn ingericht, niet na te komen. Voor de massale volkskerk geldt dat in nog veel sterker mate dan voor onze Gereformeerde Kerken. Maar ook in onze betrekkelijk zooveel kleinere Eerken wordt dat nijpend ebrek toch steeds meer gevoeld. Bij den velen arbeid, die in de steden op de schou ers der predikanten rust, is het zoo goed ls onmogelijk, om door trouw bezoek de eden der gemeente persoonlijk te leeren ennen. Van een herder, die de schapen er kudde van aangezicht kent, is geen prake. Daardoor ontbreekt de persoonijke band, die.den Dienaar des Woords n de gemeente verbinden moet. De geeente ziet den prediker op den kansel, aar hij is niet de vertrouwde raadsman, iet de zielverzorger, niet de herder, die de' g z r b a n b t m w v v h l g n i o z o li schapen elk afzonderlek leidt. En In plaats van desea door God gesrilden band tusgchea herder ea kudde, is nu als woekcrplaut in ons kerkelqk leven een geheel andere band opgekonKB; elke pfcdikeï heeft in de gemeente, c'ie te globaa! en massaal is om bearbeid te worden, zijn eigen kring van vrienden, vereerders, soms schier aanbidders gevormd. Er is een groep, die Ds. A. volgt, een ander, die Di. B. aanhatigt, en een derde, die Ds, C. het liefst hoort. M; n beschouwt dien predikant dan als zyn predikant; volgt hem trouw in alle kerkgebouwen, waar hij preekt; zendt bij hem de kinderen op catechisatie; gebruikt lisfst bij hem het Avondmaal en toont door bezoek en geschenk, dat die prediker de uitverkorene van zijn hart is. En waar de prediker zelf niet in het luchtledige leven kan, waar hij voor zijn prediking behoefte heeft aan de sympathie van zija gehoor, en de natuurlijke, door God gewilde band met de gemeente ontbreekt, daar voelt hij zich nu als van zelf tot deze groep van volgelingen het meest aangetrokken en wordt almeer hun dominé.

Natuurlijk zijn er hier uitzonderingen, maar die uitzonderingen werpen den regel niet omver. Wat Paulus zoo scherp in de gemeente van Corinthe veroordeelt, dat de een zegt: ik ben van Paulus, een ander: ik ben van Apollos, en een derde: ik ben van Petrus, is in onze stadskerken schier regel geworden. En in stee dat dit kwaad wordt ingezien en te keer gegaan door de predikanten zelf, zijn er niet weinigen, die dit in de hand werken. Ze zien zoo gaarne, dat ge bij hen geregeld in de kerk komt; ze hebben hun eigen methode van preeken, die alleen vrucht afwerpt, als ge ^n geregeld volgt; en wie der trouwe volgelingen toevallig ontbreekt, ontvangt al spoedig een bezoek met de vraag of ziekte of andere oorzaak van dit verzuim de schuld was.

Nu maken we hiervan onzen predikanten niet in de eerste plaats een grief. Wanneer men herder is van een kudde, die dertig k veertig duizend leden telt, dan kan men niet met allen bekend zijn. Er moet veel geschift worden. En bij die schifting en keuring geeft persoonlijke voorkeur dan den doorslag. En het gevolg is, dat de gemeente, in plaats van haar eenheid te voelen, uiteen valt in zoo vele kringen en groepen, die zich allen scharen om een eigen predikant en in hem den uitverkorene zien van hun hart. Maar al is deze toestand zeer begrijpelijk en verklaarbaar, toch mag geen oogenblik vergeten, dat dit alles ingaat tegen Gods Woord, den prediker in plaats van Christus tot middelpunt maakt en aan de eenheid der gemeente zeer belangrijke schade toebrengt.

Daarbij komt in de tweede plaats, dat in zulk een groote kerk met meerdere predikanten, gewoonlijk enkelen meer gaven en talenten ontvangen hebben dan anderen. Juist omdat de gemeente geheel vrq is in aare keuze wien ze hooren wil, en alle predikanten even goed haar dienaren zijn, stroomt alles dezen gevierden predikant na. Het kerkgebouw is bij hem stampvol. Stoelen en «rukjes verstoppen de gangpaden. Tot de bovenste galerij toe is bezet. Menigeen vergenoegt zich zelf met een staanplaats. Maar juist die overvloed aan den eenen kant, maakt dat er voor de andere predikanten slechts weinig overblijft. Al hebben ze evenveel gver en bezieling, al weegt het belang der gemeente hun minstens even zwaar op het hart, ze 'jjn niet in „tel", het is geen mode hen te volgen, en het gehoor is bij henzoospaarzamelijk gezaaid, dat, om een volksuitdrukking te bezigen, men zonder gevaar een < < ogel door de kerk zou kunnen schieten. Gevolg daarvan is, dat het kerkbezoek nergens zoo slecht is als in de groote steden. Ge zoudt meenen, dat in een groote stadskerk, die een paar honderd-duizend leden telt met slechts tien kerkgebouwen, zooals in de Hervormde kerk voorkomt, elk kerkgebouw tot berstens toe vol zou moeten wezen. En de ervaring leert juist omgekeerd, dat de kerkgebouwen nog veel te groot zijn voor het luttel aantal kerkgangers, en nergens meer leege banken en stoelen te vinden zgn dan juist in deze groote stadskerken.

Lqdt zoo èn de persoonlijke band tusschen herder en kudde schade èn de opkomst onder de Bediening des Woords en der Sacramenten door de verkeerde inrichting onzer stadskerken, niet minder lijdt daaronder de oefening der tucht. De verbastering, verwilderingen ontaarding der kerk is juist daaraan te wgten, dat alle persoonlijk toezicht en dientengevolge alle tuchtoefening ontbreekt. Om tucht te kunnen oefenen, moet men toch de leden der gemeente kennen, weten wat er in hun leven voorvalt, op de hoogte zijn met hun gebreken en afdwalingen, ten einde die door vermaan en terechtwijzing, desnoods door afhouding van de Sacramenten, tegen te gaan Nu is in een dorp en kleine stad de tuchtefening uiteraard reeds veel gemakkelijker. Daar kent ieder zijn buurman; daar weet heel het dorp, wat er in het gezin van die nkelen geschiedt; daar kan geen ergerlijke onde plaats grijpe, of ze wordt terstond uchtbaar. Wie op een dorp een herberg ezoekt en zich dronken drinkt, gaat over ller tong. Hier behoeft de prediker dus auwelijks toezicht te houden; het gerucht ereikt hem van zelf en dwingt hem om op e treden. Maar in onze groote steden, waar en zelfs zijn naasten buurman niet kent, d aar allerlei zonde en overtreding plaats t indt, zonder dat de groote massa er iets i an hoort, kan de tucht alleen worden, gehand-U aafd wanneer door predikant en ouder­ d ingen zeer streng toezicht op de leden der H emeente gehouden wordt. Dat is dubbel d oodig, omdat het gevaar van verleiding t n eene groote stad zooveel ernstiger is dan M p een dorp. En toch spreekt het wel van b elf, dat zulk een persoonlijk toezicht, gelet c p het gering aantal predikanten en ouder­ g ngen in vergel^king met het groot aantal g emeente-leden, oamogelijk is. In de Her­ w ~^«g^»asasBas, vormde kerk is de tucht dan ook geheel pr^"sgegevca; mea beeft gich tecslotte in die ontaarding der kerk geschikt ea de tuchteloosheid tot regel gemaakt.

Maar zelfs in onze Kerken, waar de tucht principieel wel gehandhaafd wordt, laat de praktijk nog zeer veel te wenschen over. En zelfs waar de tucht geoefend wordt is het nog uiterst moeilijk, haar ten opzichte van de Sacramenten feitelijk door te voeren. TuchlOfefttniDg heeft toch niet het minst ten doel, gelijk ocze Catechismus zegt, pra de ontheiliging der Sacramenten te voorkomen. De Kerk van Christus mag de Sacramenten ciet uitreiken aan degenen die eea goddeloos leven leiden. Nu treedt onze Kerk ztfix zeker wel op, waar een ergerlqke zonde plaats vindt, én verbiedt het gebruik der Sacramenten. Maar de moeilijkheid schuilt juist daarin, dat men dat verbod niet altoos uitvoeren kan. Noch de predikanten, noch de ouderlicgen, die bij het Avondmaal de wacht houden, kennen den gecensureerde persoonlijk. Voor den Kerkerasd is de schuldige niet gcvireest; de wijkbroeders hebben hem bezccht en hem'het oordcel van den Kerkeraad medegedeeld. Maar die wijkouderlingen, zeg twee in getal, hebben dienst in één kerkgebouv/ en de gelegenheid tot Avondmaalsviering staat in alle kerkgebouwen open. Controle is hier dus bijna onmogelijk. In een dorp kent men elk lid dat ten Avondmaal komt; zells een vreemde zou terstond ontdekt worden. Maar in een massale stadskerk kent noch de predikant, noch de ouderling de leden der gemeente, en kan er daarom van afdoende controle geen sprake wezen. Ook alle hulpmiddelen, die men hierbij heeft aangewend, als het afgeven van Avondmaals-penningen of het vertoonen van een bewijs van kerkelijk lidmaatschap, hebben niet gebaat. Men laat bij het Avondmaal toe op goed vertrouwen, dat wie toetreedt, werkelijk ten Av< mdmai3\gerechtigd'IS.MASX een controle, gelijk in een dorpskeïk geoefend wordt, is iii een stadskerk van eenigen omvang feitelijk onmogelijk. Het is dan ook niet onbegrijpelijk, dat een Godzalig prediker als Jodocus van Lodestein reeds in de 17e eeuw zich door dien toestand zoo bezwaard voelde, dat hfj te Utrecht weigerde het Avondmaal te bedienen. Wie voor de heiligheid van het Avondmaal des Heeren ijvert, kan in onze stadskerken geen vrede hebben voor zijn eigen conscientie. Ea al keuren we daarom geenszins de eigenwillige handeling van Lodestein goed, toch spreekt in die handeling meer ernst dan bij de meeste predikers gevonden wordt, die . het Avondmaal bedienen, zonder ooit zich zelf voor de vraag te hebben gesteld, of het sacrament door hen wel heilig wordt gehouden.

Gevolg van dit alles is, dat de Kerk van Christus in onze groote steden steeds meer aan invloed en beteekenis verloor. Dat dit niet alleen en niet uitsluitend aan de Kerk zelf te wijten is, stemmen we gaarne toe. Ill het stadsleven, zooals het zich in onzen tgd ontwikkelde, is er zoo veel wat van Christus en het Evangelie aftrekt. Maar wel is het de schuld der Kerk, dat ze, in plaats van tegenover die verleidende machten een sterke en goed georganiseerde gemeente te stellen, juist omgekeerd den vgand |maar al te veel gewonnen spel gaf. Allerlei secten en kerkjes schoten als paddestoelen rondom de Kerk op en leefden van haar levenskracht. Gemeenteleden, die behoefte hadden aan band met de gemeente, die saam wilden leven met hun Kerk en in de massale Kerk voor die behoefte van hun hart geen bevrediging vonden, gingen naar deze secten over. En als ge hun vroegt, wat van dien overgang de reden was, dan lag de oorzaak meest niet in de bijzondere leerstellingen dier kerkjes, maar in het onderling saamleven, in den band van sympathie, die de leden van die secte verbindt. Zoo wist de Kerk niet eens de ernstige leden te bewaren en aan zich te verbinden. En hoeveel droever was het dan niet gesteld met de breede schaar van onverschilligen, religieus zwakke naturen, die nog krachtens traditie den doop ontvingen en zich aannemen lieten, maar wien overigens de kerk koud liet en die aan geregeld bezoek van de prediking niet dachten. Van een vermanen en opwekken dezer onverschilligen was nauwelijks sprake. En nog droever is de toestand, wanneer ge let op degenen, die geheel van de Kerk zijn afgedwaald en onder de macht van ongeloof of socialisme gekomen zijn. Het leger des heils trok zich deze schipbreukelingen nog aan; het trachtte door meetings, door toevluchtshuizen, door persoonlijk bezoek op deze verwilderde massa invloed te oefenen. Maar de kerk deed zoo goed als niets. De bekeering van Mevr, van Kol en van Kloosterman zijn niet aan de kerk, maar gelijk ze het zelf erkenden, aan het leger des heils te danken.

Op deze wonden van het leven der kerk van Christus in onze groote steden moet gewezen, omdat er geen genezing kan komen, wanneer men het gevaar niet inziet. En we hebben daarbij niet alleen het oog op de massale volkskerk, maar evenzeer op onze eigen kerken. Al spreekt het toch van zelf, dat door het kleiner getal leden het gevaar voor onze kerken niet zoo groot is, toch make men zich ook hier geen te schoone droombeelden. Uit een onlangs gepubliceeren staat bleek, dat de Gereformeerde kerk e Amsterdam in het laatste tiental jaren n leden-aantal vrijwel stationnair bleef. it de Hervormde kerk kwamen gemideld per jaar slechts veertig leden over. oe groot daartegenover het aantal was ergenen, die jaarlijks aan het kerkelijk oezicht zich onttrokken, werd niet gemeld. aar zeker is, dat van een belangrijke uitreiding geen sprake was. Indien het eindgfer geen vermindering aanwijst (relatief erekend in verhouding met het toenemend eboortecijfer) dan mag men dankbaar ezen. En waar schier overal in ons land

het f etol '^^ leden vaa onze kerken voortdurend «tggt, op sommige kleinere plaatsen zelfs zeer belangrrjk, daar ïs dit stationnair blhVen onzer stadskerken, waar de gelegenheid tot uitbrieiding juist zoo groot is, een bewijsi dat er aan het leven dier Kerken iets hapert.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Onze stadskerken.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's