GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze Stadskerken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Stadskerken.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Gesteld voor de keuze tusschen wat we noemden verscherpte wijkindeeiing en splitsing der stadsgemeente in zelfstandige kerken, aarzelen we geen oogenblik aan het laatste de voorkeur te geven. Niet omdat het eerste principieel af t^ keuren zou zijn, maar omdat alleen het laatste practlsch uitvoerbaar zal blijken.

Vooraf zij echter opgemerkt, tot wering van alle misverstand, dat we die splitsing der stadsgemeente in zelfstandige kerken bedoelen op kadastrale wrjz«, d. w. z, door indeeling van het stadsgebied in vaste districten, die elk hun eigen grenzen hebben, en zoo dat elk district een eigen kerkelijke gemeenschap vormt. We staan daarom lijnrecht tegenover het congregationalisme, dat de totstandkoming van een kerk of congregatie laat afhangen van de willekeur der geloovigen, die zich om een zekeren prediker willen verzamelen. Een plaatselijk begrensde kerk kent het Congregationalisme niet; elke congregatie komt tot stand door de sympathie van een grootere of kleinere groep van personen, die zich tot een kerk willen saamvoegen. Vandaar dat men dan in een stad verschillende congregaties krijgt, en ieder geloovige, onverschillig waar hij woont, bepaalt zelf tot welke congregratie hij behoort en kan dan ook telkens naar eigen goedvinden van congregatie wisselen. Bevalt de predikant in een andere congregatie beter dan in de congregatie, waarvan men dusver lid was, dan gaat men naar die andere congregatie over. In Amerika is dit systeem in vele kerken toegepast, maar daar toont de praktijk dan ook, tot wat onheilige concurrentie dit stelsel aanleiding geeft. Allerlei middelen, soms zelfs zeer profane, worden verïonnen om de leden van elkander af te trekken. Dit congregationalistische stelsel nu is volkomen terecht door onze vaderen, Voetius, Hoornbeek e.a. bestreden geworden. Wel erkenden ze, dat de kerk tot stand komt door vrijwillige verbintenis der leden en verwierpen ze de Roomsche theorie, dat een groep van geloovigen door een hooger gezag tot een parochie vereenigd en onder de hoede van een pastoor gesteld werd, maar ze hielden toch op Schriftuurlijke gronden staande, dat deze vrijwillige verbintenis tegelijk beperkt werd door de grenzen der plaatselijke kerk. Een geloovige, die te Amsterdam woont, kan zich niet aansluiten bij de kerk te Haarlem. God de Heere heeft de plaats onzer inwoning verordineerd; door Zijn bestel zijn we burgers van de stad of het dorp, waar we wonen. Op die plaats moeten we met andere geloovigen het lichaam van Christus tot openbaring brengen. Daarom moet elke kerk haar vaste afgebakende grenzen hebben en is het niet geoorloofd, tenzg om verschil in taal of confessie, in een plaats twee of drie kerken te hebben. Dit is ook de reden, waarom de bestaande scheiding tusschen kerken A, B of C in strijd is met ons Gereformeerd kerkrecht. Want deze scheiding is niet kadastraal, d. w. z. door vaste grenzen afgebakend, zoodat Kerk A een district. Kerk B een ander district en Kerk C een derde district omvat, maar berust louter op persoonlijke sympathie of historische traditie. Alle drie deze kerken omvatten, wat haar grondgebied betreft, dezelfde oppervlakte; de leden zgn niet door plaatselijke grenzen, maar door persoonlijke voorkeur voor hun eigen Kerk gescheiden. Daardoor wordt zeker te kort gedaan aan de éénheid van Christus Kerk, want op een plaats mag maar één openba ring van Christus lichaam bestaan. Het is één Heer, één doop, éen geloof, en daarom moet het ook éen gemeente wezen. Dat er te Kenchree, een voorstad van Corinthe, een afzonderlijke gemeente bestaat, doet aan de geestelijke eenheid der Kerk niet te kort; maar zoodra in de gemeente van Corinthe het gevaar dreigt, dat men zich splitsen zal naar Paulus, ApoUos en Petrus, komt de Apostel des Heeren daartegen op, omdat de eenheid der gemeente daardoor bedreigd wordt. Het congregationalisme, dat niet van vaste grenzen, maar van persoonlijke sympathieën uitgaat, lost de Kerk op ia congre gaties, in verzamelingen van personen, en daartegen hebben onze Gereformeerde vade ren volkomen terecht geprotesteerd.

Hierover behoeft dan ook verder niet gesproken te worden. Gelukkig verdwijnt elk jaar in onze Kerken weer een A en B en zal spoedig deze laatste herinnering aan vroeger gedeeld leven uit ons midden wel weggenomen worden. Principieel verdedi gen doet niemand deze scheiding. En wel gaan er in de Hervormde Kerk nog enkele stemmen op om dit congregationalistische stelsel daar in te voeren, maar juist het motief dat daartoe drijft, toont hoe gevaar lijk dit stelsel voor de Kerk is. Men wil de uitwendige eenheid der Kerk bewaren en toch aan de verschillende richtingen. Gereformeerden, ethischen, modernen, neo-Kohlbruggianen enz. gelegenheid geven, binnen het kerkverband eigen kerken te vormen, doordat elke groep een predikant en kerkeraad naar eigen kleur benoemen zal. Maar juist uit die nadere motiveering blijkt, dat dit stelsel feitelijk de verloochening is van de eenheid der kerk, die in den band der confessie bestaat, en de kerk zou oplossen in een groep van kerken, elk met een eigen geloofsrichting.

Wanneer we voor de splitsing onzer groote stadskerken in, laat men zeggen, districtskerken pleiten, dan zie men dus wel in dat dit niets gemeen heeft met het door onze vaderen terecht veroordeelde congregationalisme, ook niets gemeen heeft met de bestaande verdeeldheid van A B en Q kerken en nog minder iets gemeen heeft met wat door sommigen in de Hervormde kerk gedreven wordt om elke richting aan een eigen predikant te helpen. Wat we bepleiten is niet verdeelirg der Gemeente in allerlei kerken en kerkjes naar persoonlijke sympathieën of geloofsrichting, maar verdeeüng onzer steden in vaste dis'r'cten, zoodat eik district een eigen kerk vormt en ieder, die in dat district woont, zich ook bij die kerk heeft aan te sluiten. Aan de Gereformeerde gedachte, dat elke kerk door vaste grenzen behoort afgebakend ts i^ijn, houden we stipt vast.

Vandaar dat het bezwaar, dat door deze splitsing aan het Gereformeerd beginsel van de éénheid der plaatselijke kerk zou worden tekort gedaan, ons niet duidelijk is. Een Gereformeerd beginsel is zeer zeker, dat op een en dezelfde plaats maar één kerk mag zijn, wanr.eer men hiermede bedoelt, dat in eenzelfde grondgebied of territoir maar één Kerk als openbaring van Christus lichaam mag gevonden worden. Maar de vraag, hoe groot of klein dit grondgebied zal genomen worden, m. a. w. waar de grenzen van deze plaatselijke kerk te trekken zijn, kan nooit een quaestie van beginsel, maar alleen van practische overwegingen zijn. Zeer zeker mag ook hierbij geen willekeur heerschen. Het geestelijke leven sluit zich bij het natuurlijke leven aan. De kerkelijke gemeenschap rekent met de burgerlijke gemeenschap. Wanneer door Gods bestel een zeker aantal menschen in een dorp of stad saam wonen en leven, dan behoort ook in die burgerlijke saamleving de grondslag gevonden te worden voor de saamleving der geloovigen als gemeente van Christus. Zoo zien we, dat de Apostelen in alle dorpen en steden zelfstandige gemeenten gesticht hebben. En dit kan ook niet anders. Het feit, dat alleen wie saam in een dorp of stad wonen, ook kerkelijk saam kunnen leven, naar één kerkgebouw kunnen opgaan en onder één kerkelijk toezicht kunnen staan, dringt tot eerbiediging van deze natuurlijke gemeenschap. Zelfs Rome, dat in theorie de burgerlijke indeeling geheel loslaat, moet in de practijk er toch mede rekenen. En wanneer men, op grond van wat de Schrift ons leert, als regel wil stellen, dat elk dorp en elke stad ook een eigen kerkelijke gemeente behoort te vormen, dan gaan we daarmede van harte akkoord. Maar wanneer men daaruit als beginsel heeft afgeleid, dat in een dorp of stad ook maar éen Kerk mag zijn, en dat de grens der kerkelqke gemeente dus steeds met de grens der burgerlijke gemeente zou moeten saamvallen, dan zien we toch niet wel in, hoe dit met de historie onzer Gereformeerde Kerken te rijmen is, of practlsch zou te handhaven zijn. Het voorbeeld van Schotland, waar elke stadsgemeente in meerdere zelfstandige parochie-kerken verdeeld is, bewijst reeds, dat hier van een Gereformeerd beginsel geen sprake kan wezen, want Schotland is juist een type van het Gereformeerde kerkelijke leven. Maar ook in ons eigen vaderland is dat zoogenaamde „beginsel" nooit in absoluten zin toegepast. Zoodra een dorpsgemeente zoo klein werd, dat ze uit niet meer dan een dertig of veertig gezinnen bestond, werden meerdere van zulke dorpen bijeengevoegd, gecombineerd tot éen kerk, met éen predikant en éen Kerkeraad. De kerkelijke grenzen strekten zich dan over meerdere dorpen uit, en de predikanten preekten beurtelings in elk van die dorpen. In Friesland, waarde dorpen over 't algemeen klein zijn, is dene combinatie zelfs regel. Twee, drie dorpen vormen daar éen kerkelijke gemeente en niemand heeft hierin ooit een afwijking van een kerkrechtelijk beginsel gezien. Maar indien saamvoeging van meerdere dorpen tot éen kerk geoorloofd is, waarom zou dan splitsing van een massale stadsgemeente in meerdere zelfstandige kerken ongeoorloofd wezen > Saamvoeging van meerdere kleine kerken tot éen kerk en splitsing van een te groote kerk in kleinere kerken zijn beide afwijkingen van den regel, dat op elke plaats een zelfstandige kerk behoort t£ bestaan.

Metterdaad voelt dan ook ieder, dat zoodra men dit „beginsel" zou willen toepassen op wereldsteden zooals Londen of Parijs, men tot absurditeiten zou vervallen. Londen met een bevolking van meer dan zes millioen zou, gesteld dat al de bewoners protestant waren, voor een eenigszins regelmatige verzorging op zijn minst 3000 predikanten en 12000 ouderlingen noodig hebben. Hoe zou men met zooveel predikanten en ouderlingen kerkeraadsvergadering kunnen houden? Waar zou een gebouw groot genoeg zijn voor zulk een vergadering? Wat zou er van de behandeling van tucht-en regeerzaken in zulk een vergadering terecht komen ? En indien ge nu terstond toestemt, dat dit ook onmogelijk is en zulke wereldsteden wel moeten verdeeld worden in afzonderlijke kerken, waar blijft ge dan met uw beginsel, dat in elke stad maar één kerk mag wezen.' Het baat dan ook niet, of men zich op de een of andere uitdrukking onzer vaderen zou willen beroepen of op hun feitelijke regeling, om aan te toonen, dat ze de eenheid der stadskerken toch gehandhaafd hebben. Want men vergeet daarbij, dat van onze reusachtige steden onze vaderen zelfs geen idee hebben gehad. Geneve telde toen op zijn hoogst 12 000 inwoners, Londen en Parijs nog geen 100 000. De steden waren toen ommuurd; de menschen woonden vlak op elkaar; het stadsgebied omvatte maar een zeer klein terrein. En hoe zal men dan den toestand van die dagen vergelijken met onzen tijd, nu de ontwikkeling onzer steden al reusachtiger afmetingen aan-

neemt, zelfs een stad als Amsterdam, die onder de wereldsteden niet eens meerekent, meer dan een half millioen inwoners heeft, en thans één stad meer inwoners telt dan in de dagen onzer vaderen het volk van een geheel land. Die ontzaggelijke saamhoopingen van menschenmassa's in onze steden, wier oppervlakte uren gaans beslaat, maakt, dat de kerk voor geheel andere toestanden staat en ook andere vormen moet aannemen dan in de dagen onzer vaderen.

Bovendien, en laat ons hierop ten slotte nog mogen wijzen, indien men aan het beginsel van één Kerk in elke burgerlijke gemeente in absoluten zin wil vasthouden, hoe zal men dan doen in Friesland, waar de burgerlijke gemeente niet één dorp, maar soms 12 k 13 dorpen omvat en een heele landstreek beslaat? De grenzen der burgerlijke en der kerkelijke gemeente dekken elkaar hier nergens; elke burgerlijke gemeente is in een aantal kerkelijke gemeenten gesplitst. En volkomen terecht, want de burgerlijke gemeente is zoo groot, dat de eenheid der Kerk in geographischen zin daar niet te handhaven zou zijn. En hoe zal men dan handelen, wanneer de expansiezucht onzer groote steden haar er toe drijft heele dorpen en voorsteden op te slokken, zooals Rotterdam, dat in korten tijd zijn bevolking verdubbelen zag; omdat'het de grenzen van zijn stadsgebied door annexatie uitzette en Charlois, Delfshaven enz. veroverde. Vergeet niet, dat in al deze plaatsen van te voren reeds zelfstandige Kerken waren. Moeten deze Kerken nu plotseling, omdat de burgerlijke gemeente haar grenzen verandert, met de Kerk van Rotterdam saamsmelten .• Indien het beginsel van de éénheid der plaatselijke Kerk absoluut door moet gaan, dan dient ook deze consequentie te worden getrokken; een scheidslijn is burgerlijk niet meer aan te wijzen; de huizen en straten loopendoor; evenals verschillende olievlekken op een papier, wanneer ze zich uitzetten, ten slotte saamvloeien en één olievlek vormen, zoo zijn deze verschillende steden en dorpen op de kaart één geheel geworden, door geen plaatselijke grens meer gescheiden. En toch denkt niemand er aan, om deswege het zelfstandig bestaan van de Kerken te Kralingen, te Delfshaven, te Charlois op te heffen. Ze zijn nu feitelijk districtskerken geworden en zijn met de Kerk van oud-Rotterdam alleen classicaal verbonden. En indien dit volkomen geoorloofd en wettig is, — en niemand betwist dit — waar blijft dan het beginsel, dat in elke stad of burgerlijke gemeente maar één Kerk zou mogen bestaan ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Stadskerken.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1909

De Heraut | 4 Pagina's