GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Vader, bergeef het hun!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Vader, bergeef het hun!”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus zeide: ader, vergeef het hun, v/ant zij weten niet, wat zij doen. En verdeelende zijne kleederen, wierpen zij het lot. Luk. 23 : 34.

„Hebt uw vijanden lief, zegent ze die u vervloeken en bidt voor degeneu die u geweld aandoea!" — aldus sprak Jezus. En toen hij aaa het Kruis hing en de dood hem naderde, bad Jeius en was het zijn eerste woord aan" het Kruis: „Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen !"

Het vermaan eerst, toen de eigen daad. En wat dit zegt? Oüderzoek en beproef uzelf maar eens, niet of ge den haat en de bitterheid tegen uw hater en vijand, die in usv passie opvlamden, onderdrukt hebt, neen maar of ge ooit nog, zoo oud ais ge zijt, voor UÜ? vijand hebt gebeden, gebeden sul en in de eenzaamheid, zóó dat 't geen vertoon voor menschen kon zijn, maar dat het tusschen u en SLV God toeging?

Jezus stelde het onvoorwaardelijk aan al zijn discipelen en discipelinnen len eisch, en hoevelen deden het ? Hoevelen, of liever nog hoe weinigen, zuilen er toe komeu, eer ze stetvec? Ea toch, wie dit leest, merke er op, Jeius zegt, zoo scherp en zieldoordtingesd: Bid voor degenen die u geweld aaudo^n, opdat ge een kind moogt genaamd worden van uwen Vader die in de hemele is. Het is een der stukken van de „voltnaafetbeid" die bij Gods kind hoorea. Óf volgt er niet aanstonds op: „Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader in de hemelen volmaakt is".

Niet genoeg is het daarom, dat ge het heerlijk vindt, Jezus 200 te hooren bidden. Wat Jezus zelf deed eischt hij ook van u. Ea toch, eerst als ge zelf indenkt wat het is, voor uw vijand te bidden, te bidden voor den man of voor de vrouw die u uw leven vergald, u met bitterheid vervolgd, ea uw leven van zija glans heeft beroofd, zijt ge in staat dit eerste Kruiswoord te doorgronden.

Drie jiren lang hadden Jems' vijanden hem bespied en belasterd, hem achtervolgd met hun afgunst en tegengewerkt in hun nijd. Doch nu ging het op 't uiterste. Nu gicg 't om leven of dood. Nu hadden ze Jezus overmand en overweldigd. En nu hij aan het Kiuis hing te versmachten, nu sisten ze nóg tegen hem met hun giftige taal en sarden hem met hun hoonenden spotlach.

En onderwijl ze dus hun heetsten haat koden en ze Jezus' stervenssmart door hun kwehiek spotten nog banger maken, wordt toch in Jezus het evenwicht van zijn zieleleven geen oogenblik verbroken. En terwijl zijn kracht vergaat en de dood hem reeds in de aderen sluipt, ziet Jezus op die ontmenschte priesteren en tttize'én in deernis neder, en èidi voor hen, dat God hen hun zonde vergeve, en hij bidt 't met zoo luide stem van zijn Vader af, dat die onverlaten, voor wie Jezus bidt, 't zelye hooren.

Het was een ontzettend oogenblik, toen de nagels Jezus door handen en voeten waren gedreven, en de ladders waren weggenomen, en het Kruis in al zijn somberheid uitkwam, en Jezus er aanhinp, eii zijn heilig lichaam zich in het eerste rekksn tegen den kruispaal aanwrong.

Het was het oogenblik, waarop het lot der wereld werd beslist, de ban van Gods toorn week, en de redding van al Gods uitverkorenen bezegeld werd.

Dit oogenblik moest komen. Zonder dat Kruis waren allen verloren geweest. Het Lam moeit geslacht worden. Jezus 'moest door den dood achterhaald worden. Satan moest hem in de verzenen steken, zou hem de kop vermorzeld worden. Hat lag niet aan Cajafas, en niet aan Pilatus; het lag vast in het eeuwig Raadsbesluit. Nu eenmaal de hope der vaderen was vervuld, en de Messias gekomen was, en Jezus onder Israel het heil bracht, nu moest het er op uitloopen, dat de zondige wereld zich aan haar Redder vergreep, en zóó vergreep dat ze hem in een gerechtelijken moord doodde.

En, gelijk van zelf spreekt, er moesten toen menschen zijn, die dit deden, die daartoe de schennende hand aan Jezus sloegen, die hem aan het Kruis nagelden en hem den bitteren kruisdood sterven deden. Judas kon het reeds niet uithouden dat hij Jezus verraden had, en vergeet het niet, al die eeuwen door in de plaatse des verdetfs verwijt zich Judas, nog altoos in de bitterste zelfwroeging, dat hij den Zoon des Menschen, dat hij zijn Meester hun heeft overgeleverd. Judas' lot voor ecuwig is zoo ontzeitend. Nooit komt hij van zijn brandend snerpend zelfverwijt af. Het ware dien mensch zooveel beter zoo hij nooit geboren ware geweest. Wat zich aan hem zoo bitter wreekte en nog wreekt, is zijn Godvergeten ontrouw.

Daarvan nu is bij die priesteren en die soldaten op Golgotha geen sprake. Die priesters waren nooit Jezus' discipelen geweest, en die soldaten van Rome's Keizer, en zelfs de officier die hen commandeerde, hadden vermoedelijk voor 't eerst in het Rechthui? van Jezus gehoord.

Maar v^or hen is het vreeselijke, dat ze den dood die Jezus is aangedaan, zelf hebbeu uitgevoerd. Die priesters door hun vonnis en de kiunebaksbgen in het Sinhedrin, die soldaten door het ophangen van het lichaam van Jezus aan het Kmis.

We weten niet, wat van die soldaten gewor den is. Dd hoofdman eindigde met uit te roepen: Waarlijk, deze was Gods zoon! Maar neem aan, dat een of dat meerderen uit hen nog ten leven zijn gekomen en in Jezus ontslapen zijn, voelt ge dan niet wit 't levenslang voor die mannen geweest moet zijn, dat ze zelf aan den Heilige hun hand hadden geslagen.

En toch, dit was niet in die mate als 't schijnt, hun persoonlijke schuld. Zoowel die priesters als die soldaten waren daarbij slechts de zaakwaarnemers van heel ons gevallen, zondigmenschelijk geslacht. Ware Jezus een eeuw vroeger of een eeuw later verschenen, niet die priesters, maar andere priïsters zouden hem berecht hebben; niet Pilalu'!, maar een ander Lindvoogd zou hem ter dood hebben verwezen; niet rf? > soldaten, maar soldaten van een ander regiment zouden hem hebbea gekruisigd.

Dat zij het deden, was omdat nu het Lam moest geslacht, en omdat zij op dit oogenblik in deze functie stonden. Ia wat eeuw of onder wat volk Jazus ook ware opgetreden, het einde van zijn luop baan zou altoos een gewelddadige dood zijn geweest, en altoos zouden er rechters en beulen zijn geweest, die het doodvonnis sloegen en aan Ham voltrokken. Er is geen toeval, maar anders kondt ge schier zeggen, dat het toevallig was, dat jaist die priesters en die landvoogd en die soldaten deu gruwel van Golgotha voldongen hebben.

Die so'diten deden niets dan wat Pilatus hun gelastte, en Pilatus sloeg zijn vonnis in 's Keizers naam, en in dien Keizer van Rome was heel het wereldrijk, en in dat wereldrijk was heel ons gevallen, diepzondig geslacht vertegenwoordigd. En evenzoo waren niet juist Cajiphas en zijn medepriesters de geestelijke onverlaten, maar in hen sprak zich slechts de geest uit die het Sauhedrin, reeds eer Jezus in Bethlehem geboren was, bezielde.

Het is de zondige menschheid, die geestelijk in het toenmalig Sanhedrin, en feitelijk rechtens ia den toenraaligen landvoogd met zijn soldaten, Jszus ten doode heefc gewijd. Het is zoo voile waar wat de dichter zong: „Ja, ik sloeg hem die wonden!"-^ niet alleen omdat Jesus ook voor onze zonden stierf, maar omdat ieder die mensch is, er de verantwoordelijkheid voor draagt, dat toen die mannen, in naam der menschheid, zich zoo ontzettend aan Jezus vergrepen hebben.

Maar al was hun woede, die zich aan Jezus koelde, niet persoonlijk, het feit blijft dan toch dat zij het bestaan en het gedaan hebben; dat zij het als representanten der menschheid hebben volvoerd; dat hun hand het heilig lichaam des Heeien heeft aangetast; en dat zij, als ware het, er toe verordmeerd waren, om hun eigen hand met Jezus' dierbaar bloed te bevlekken.

Dit was voor die mannen het ontzettende. Dit wist Jezus. Dat voelde Jezus voor hen, zonder dat ze het zelf voelden. En daarom bad Jezus voor hen: „Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen!"

Het wekt zulk een afgrijzen, als ge 't indenkt dat de mensch, om gered te worden, zelf zijn hand aan den Heilige moest slaan; dat het Lam Gods onze zonde zou dragen, maar dat dit Lam Gods door den mensch zelf moest worden geslacht.

Eer nu eenig kind der menschen dit indacht en aan zijn eigen hart voelde, heefc Jezus het gevoeld voor ons.

Hij wist, dat cok in later eeuwen zijn oprechte verlosten door dien gruwel zouden gedrukt worden; dat zij niet op de priesters en soldaten zouden neerzien aU de eenig schuldigen, maar zelven zouden voelen, hoe ieder die measch heet, voor wat die priesters en soldaten deden mede verantwoordelijk is; ja dat, hadden zij zclven toen geleefd, zonder nog tot bekeering te zijn gekomen, en waren ze in de positie dier mannen geweest, zij zich even schrikkelijk aan Jezus zouden vergrepen hebben, als het toen die mannen te Jerusalem deden. En daarom bad Jezus toen dit: Vader, vergeef het hun!" overluid, zoo dat er vcaren die het opvingen van zijn stervende lippen, en het aan volgende eeuwen hebben overgebracht, dat Jeius nog in zijn sterven voor ons menschen, die het Lam Gods moesten slachten om door het blosd van het Lam Gods gered te worden, voor ons gebeden heeft.

Niet natumlijk, alsof uit dit bidden van Jezus ons de verlossing van onze schuld toekomt; die komt van zijn vergoten bloed. Maar hier is dit bijzondere in onze schuld, dat slaan van tóe hand aan deu Heilige Gods. Iets dat moest, dat niet kon uitblijven, iets waarin onze zonde zich zelve overtreffen moest in jimmerlijkheid. En dit bijzondere nu in onze schuld, die schuld vaw aan Jezus' terdoodbrengbg zelven medeschuldig te staan, dat is het wat Jezus hier voor ons allen verbidt. Allereerst voor die rampzaligen die de kruisiging volvoerd hebben. Maar dan ook tot onze vertroosting, of ook wij in die voorbede van Jezus rust voor ons felbewogen gemoed mochten vinden.

En daarom is dit Jezus' eerste Kruis woord. Dit ook voor ons de eerste aangrijpende gedachte, nu deze zeven wekea weer de indenking van Jezus Lijden komt. Of is het niet hartaangrijpend en verteederend, dat Jezus, op het eigen oogenblik dat zijn doodstrijd begint, niet aan zichzelf, maar aan hen denkt, die zich zoo heiligscbennend aan hem vergrepen, en daarmee ook ons 't toeroept: Zink bij Golgotha niet weg onder den last van wat gij aan mij hebt gedaan, maar vied heiligen vrede in wat ik gedaan heb voor u. Het Lam Gods dat geslacht is, bidt voor wie het ter slachtbank geleid hebben.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 februari 1910

De Heraut | 4 Pagina's

„Vader, bergeef het hun!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 februari 1910

De Heraut | 4 Pagina's