GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het nieuwe jaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het nieuwe jaar

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 13 Januari 1911.

Het nieuwe jaar, dat we zijn ingetreden, belooft als synodaal jaar voor onze Kerken van bijzonder gewicht te worden.

Volgens het voorschrift onzer Kerkenorde vergaderen onze Synodes slechts eens om de drie jaren. Wenschelijk ware het zeker, dat de Generale Synode telken jare saamkwam; maar om de hooge kosten, die elke Synode voor de Kerken meebrengt, en niet minder om den ingespannen arbeid, die ter Synode van de afgevaardigden en adviseurs gevraagd wordt, is dit niet wel uitvoerbaar. n En misschien is het ook voor de rustige . ontwikkeling van het kerkelijk leven beter, dat de spanning, die een Generale Synode te voorschijn roept, niet te spoedig herhaald worde.

Te meer is het echter eisch, wanneer een Generale Synode saamkomt, dat de Kerken zich dan ook rekenschap geven van wat ter synodale tafel zal gebracht worden. Niet, alsof onze Kerkeraden, classicale vergaderingen en particuliere Synodes reeds vóór de Synode beslissingen zouden te nemen hebben over allerlei onderwerpen, die op de Synode zullen behandeld worden. Zoo hebben de Remonstranten het gewild, die het omslachtige en onhandige regeeringsstelsel der Republiek ook op ons kerkelijk leven wilden toepassen. Elk afgevaardigde ter Synode moest een bepaalden lastbrief medebrengen, waarin de Kerken, die hem afvaardigden, voorschreven, hoe hij stemmen moest. Bleek het, dat de meerderheid der Synode een ander besluit wilde nemen, dan moesten de afgevaardigden eerst redres nemen, , gelijk men het noemde, tot hunne committenten, d. w. z. ze moesten de Synode opschorten en aan de particuliere Synode toestemming vragen, om tot dit besluit mede te werken. Ook deze particuliere Synode kon dan wederom geen beslissing nemen, zonder dat de Classen vergaderd waren geweest om over de aanhangige zaak een besluit te nemen. Terwijl eindelijk , de Classis op haar beurt weer geen beslissing kon nemen, zonder hiertoe door de Kerkeraden te zijn gemachtigd.

Volkomen terecht zgn onze vaderen tegen dit dwaze, tijdroovende en allen arbeid der Synode onmogelijk makende stelsel opgekomen. Practisch is er geen dwazer stelsel denkbaar, want de Synode zou over niet één gewichtig punt een beslissing kunnen nemen, zonder dat telkens weer alle. Kerken waren gehoord. En principieel miskent dit stelsel, dat op de Synode de Kerken door haar afgevaardigden vertegenwoordigd zijn en volle macht hebben om onder de leiding des Heiligen Geestes besluiten te nemen. Het voorbeeld van de eerste Synode te Jeruzalem gehouden, leert het dan ook geheel anders. De Kerk van Antiochie zendt afgevaardigden naar Jezuzalem, om over een gewichtig punt een beslissing te vragen, en de Apostelen met de ouderlingen geven die beslissing, zonder dat vo: raf aan de Kerken, wien dit besluit gold, om haar goedvinden was gevraagd. Van een mandat impératif kan dus in ons Kerkrecht geen sprake zijn, en de Kerken hebben wel toe te zien, dat ze niet tegen dit grondbeginsel van ons Kerkrecht handelen.

Maar al is het stellig niet de roeping der Classen en particuliere Synoden om aan de Generale Synode voor te schrijven, welke beslissing zy nemen meet, toch wil dit daarom zeker niet zeggen, dat de Kerken ten opzichte van de Synode geen roeping zouden te vervullen hebben. Vooreerst toch geldt als regel, waarvan zeker alleen bij hooge uitzondering mag worden afgeweken, dat de Synode bij haar agendum gehouden is aan de punten, die door de particuliere Synoden, Classen of Kerken zijn ingezonden. De Kerken hebben dus door de voorstellen, vragen, wenschen enz., die ze inzenden, de stof voor den arbeid der Synode te leveren. Reeds dit nu is een zeer ernstige en gewichtige zaak. Een Synode, die geen enkel belangrijk onderwerp op haar agendum vond, zou met louter administratieve maatregelen en de afdoening van enkele tuchtzaken zich hebben bezig te houden, maar geen arbeid van blijvende beteekenis kunnen verrichten. Niet de Synode toch heeft te bepalen, welke zaken van algemeen belang door haar aan de orde zullen worden gesteld; maar de Kerken moeten zorgen, dat een welvoorzten en weldoordacht agendum op de synodale tafel worde neergelegd. Hoe rijker het program is, hoe beter het voor den arbeid der Synode wezen zal. In dat opzicht is de invloed der Kerken op den arbeid der Synode dus zeer groot en hangt het welslagen der Synode zelfs voor een goed deel van dezen voorbereidenden arbeid der Kerken af. Te meer is het daarom de plicht der Kerken, om bijtijds zich rekenschap te geven van de vraagstukken, die ter Generale Synode behooren gebracht te worden. Al scheidt ons nog een half jaar van de Synode, de classicale en provinciale vergaderingen, die voor het agendum der Synode te zorgen hebben, naderen reeds vrij spoedig. En al is het nu volkomen waar, dat de meeste vra^stukken wel vanzelf door de omstandigheden van ons kerkelijk leven, door de publieke bespreking in de pers of door den invloed van leidende personen op den voorgrond geschoven worden om dan in den vorm van een bepaald voorstel tor Classis en particuliere Synode te worden gebracht, toch kan men het op deze toe­ vallige factoren niet laten aankomen. De Kerken zelf hebben nauwgezet en ernstig te overwegen, of er ook zaken van algemeen belang zijn, waarop de aandacht der Synode behoort gevestigd te worden. En ze dienen deze voorstellen juist geformuleerd en in behoorlijken vorm ter meerdere vergadering in te dienen, opdat de Synode wete, wat de bedoeling der Kerken is en zij een juiste beslissing kunne nemen.

Niet minder noodig is in de tweede plaats, en ook dit behoort tot den voorbereidenden arbeid vóór de Synode, dat de Kerken vooraf de onderwerpen bespreken, die op de Synode zullen behandeld worden, opdat er klaarheid en helderheid kome. Al heeft alleen de Synode het recht om een beslissing te nemen, toch sluit dit zeker niet uit, dat in de kerkelijke vergaderingen en in de kerkelijke pers vooraf over deze onderwerpen niet van gedachte zou kunnen gewisseld worden. Zelfs kon dit aan een juiste beslissing der Synode niet weinig ten goede kotnen. Men vergete toch niet, dat de Syaode, die in een paar weken zooveel arbeid heeft af te doen, vaak zeer gehaast beslissen moet en de tijd voor uitvoeriger en grondiger discussies dan niet zelden ontbreekt. Hoe meer daarom zulk een onderw^p van te voren overdacht en bezien is, de voor-en nadeelen in het licht zijn gesteld, de maatstaf der beginselen is aangelegd en kritiek is geoefend, ho3 meer kans men zal hebben, dat, wanneer de Synode ter beslissing saamkomt, de vrucht rijp zal wezen om geplukt te worden.

Vraagt men ons, hoe het beeld der aanstaande Synode zich thans reeds aan den horizon begint af te teekenen, dan zal wel een der voornaamste vragen wezen, met welke verzoekschriften de Synode zich tot de Overheid zal richten. Een sterke aandrang om aan de Overheid te vragen, in zake Artikel 171 der Grondwet ook aan onze Kerken recht te doen, laat zich niét miskennen voor wie op de voorstellen der classicale vergaderingen acht geeft. Evenzoo heeft reeds meer dan één particuliere Synode op het agendum der Generale Synode het voorstel geplaatst, dat de Synode aan de Os? erheid de wederinvoering der doodstraf zal verzoeken. En ongetwijfeld zal uit den boezem der Kerken ook wel een voorstel komen, dat de Synode aan de Overheid bekend make, welke ernstige bezwaren bij de Kerken bestaan tegen de voorgestelde wijziging der Armenwet. Het mag zelfs bevreemdend heeten, dat de invoering der doodstraf, waarmede de Kerken als zoodanig heel weinig uitstaande hebben, zoo'n breede plaats in de kerkelijke beraadslagingen heeft ingenomen, terwijl de Armenwet, die zoo diep ingrijpt in üet kerkelijk leven, nog nauwelijks in onze meerdere vergaderingen ter sprake is gekomen.

Met dit drietal punten is de zeer belangrijke vraag aan de orde gesteld, of onze Kerken ook invloed zullen trachten uit te oefenen op de wetgeving der Overheid. Tot dusverre hebben onze Synodes zich van dergelijke verzoekschriften onthouden. Wel is op de Synode te Groningen in 1899 be& loten een verzoek te richten aan de Koningin om de doodstaf weder in te voeren, maar de deputaten, aan wie de uitvoering van dit besluit was opgedragen, hebben hun mandaat eenvoudig niet volbracht, en de daarop gevolgde Synode te Arnhem heeft het zelfs niet noodig geacht dit mandaat te vernieuwen of de uitvoering van dezen last aan andere deputaten op te dragen. Ongetwijfeld zal thans de vraag wel principieel besproken worden, welke roeping de Kerk in dit opzicht tegenover de Overheid heeft. En met belangstelling zien we tegemoet, welke gedragslijn de Synode voor de toekomst zal uitstippelen. Wie hier toch A zegt, moet ook B. zeggen. Begeeft de Synode zich eenmaal op dezen weg, dan dient niet alleen bij de doodstraf, maar ook bij de loterij, bij de wet op de echtscheiding enz., de invloed der Kerk in de weegschaal te worden geworpen. We staan hier dus op een beslissend keerpunt, dat voor de toekomst van ons kerkelijk leven zeker verreikende gevolgen hebben kan.

Wat het tweede punt betreft, de wijziging van Artikel 171, staat het o. i. te betwijfelen, of de Synode zich wel geroepen zal voelen, aan de Overheid herstel van grieven voor onze Kerken te vragen, nu de Regeering reeds eigener beweging verklaard heeft, dat zij bij de aanstaande Grondwetsherziening een wijziging van Artikel 171 aan de orde zal stellen, en daarbij ook rekening zal gehouden worden met het onrecht onzen Kerken aangedaan. Een verzoek van de Synode om Art. 171 te wijzigen, zou na deze verklaring der Regeering vrijwel zijn, wat de Franschen noemen, „enfoncer une porte ouverte". Eer zal het de vraag wezen, ol niet, zoodra de plannen der Grondwetsherzienings-commissie ten opzichte van Art. 171 bekend worden, een «2V»z£/f Synode zal moeten bijeengeroepen worden, om te beraadslagen welke houding onze Kerken tegenover deze plannen hebben aan te nemen.

Uit practisch oogpunt schijnt ons daarom het derde ^xxrA, ds herziening der Armenwet, thans van het meeste belang te zijn. Herstel van de doodstraf is van deze Regeering wel niet te wachten, en al kan getuigen moreele plicht zijn, ook al weet men geen kans op slagen te hebben, practisch is hier geen winst te behalen. Voor de wijziging van Art. 171 hebben we de toezegging der Regeering reeds, en de Synode kan moeilijk verder gaan, voordat eerst de voorstellen der Regeering bekend zijn geworden. Maar bij de Armenwet staat de zaak heel anders. Het wetsontwerp is reeds door de Regeering ingediend, is reeds b^ de Tweede Kamer in sectie-onderzoek en zal wel na niet zoo langen t^d in publieke behandeling komen. Zal de Regeering met de wenschen onzer Kerken rekening houden, dan dient de zaak dus op deze Synode grondig te worden besproken, en de bezwaren, die bij onze Kerken bestaan, behoorlijk te worden geformuleerd. Op dit punt behoort dus wel in het bijzonder de aandacht onzer Kerken te worden gevestigd.

Naast deze verhouding tot de Overheid treedt in de tweede plaats de Zending naar voren. Op elke Synode neemt de Zendingsactie een steeds breeder plaats in, en we zijn van harte dankbaar, dat de geestdrift voor de Zending over heel de wereld, ook in onze Gereformeerde Kerken zoo sterk weerklank gevonden heeft. Onder den indruk van de wereldzendingsconferentie te Edinburg heeft Prof. Bavinck te Rotterdam met name gewezen op de noodzakelijkheid, om een afzonderlijk professoraat voor de Zending in te stellen. Voor de aanstaande opleiding voor Zendingsdienaren is zeker zulk een professoraat hard noodig en niet, minder om voor de Zendingsactie zelve èa principieel èn practisch de lijnen aan te geven. Op de Synode zal deze zaak dan ook aan de orde komen, en het zal zeker voor de Synode winst zijn, dat ze daarbij èa bij de verdere Zendingsquaesti^s gebruik zal kunnen maken van de voorlichting van twee mannen uit Indië, die ons Zendingsterrein zoo uitnemend kennen, als Ds. Weyers van Batavia en Ds. Bakker, den docent aan onze School te Djogjocarta.

De vraag, die terstond èn in de pers èn ia de Kerken is opgeworpen, of dit Zendingsprofessoraat door onze Kerken in Amsterdam óf in Kampen zou gevestigd worden, heeft opnieuw doen gevoelen, hoe droef nog altoos de wigge der gedeeldheid van opleiding in onze Kerken doorwerkt. Scheen het een oogenblik, alsof de voorgaande Synode met haar eenparig besluit een stap had gezet op den weg, dietot meerdere verbroedering leiden kon, de daarop gevolgde campagne in de pers en nog meer het afwijzend advies van Curatoren en Hoogleeraren te Kampen sloeg aan deze verwachting den bodem in. Het is toch kwalijk aan te nemen, dat de Kerken, trots dit advies, het voorstel op de Generale Synode zouden brengen, om de Theologische school, zooals ze is, naar Amsterdam over te brengen. Dat, nu ook deze poging faalde, bij velen de lust vergaan is om nieuwe voorstellen te doen, en anderen, uit vrees voor onrust in de Kerken, maar liefst de geheele opleidings quaestie rusten laten, begrijpen we. Toch mag deze moedeloosheid noch deze vrees onze leidsvrouw wezen. Het woord van koen geldt ook hier: Ende dispereert niet. Het opleidingsvraagstuk blijft aan de orde en zal vroeger of later opgelost moeten worden. Men kan het, evenals de antithese op politiek gebied, wel voor dood en begraven verklaren, maar het duikt toch telkens weer op in gesprekken, in kerkelijke vergaderingen, indepers; het beheerscht voor een goed deel de verhoudingen in ons kerkelijk leven; het zaait verdeeldheid, het belemmert de rechte saamgroeiing onzer Kerken, het maakt, dat we onze volle kracht naar buiten niet ontplooien kunnen. Of deze Synode een betere oplossing brengen zal dan de Synode te Amsterdam.' De toekomst zal dit moeten uitwijzen. Gelukkig dat die toekomst in de hand des Heeren is en Hij op Zijn tijd alles wèl maken zal.

Met de opleiding onzer a.s. Dienaren staan zeker in nauw verband de examens, die de Kerken afnemen. De regeling dezer examens bevredigde reeds lang niet en gaf in de practijk tot moeilijkheden aanleiding. Ds. Lindeboom van Gorkum pakte de koe bij de horens en deed een voorslag, die met welwillendheid ontvangen werd. Een betere verdeeling der examenvakken zal de aanstaande Synode ons wel brengen. Zeker zal het goed wezen, dat van de Kerken zelf daartoe op de Synode aandrang geoefend wordt en adhaesie aan het voorstel van Ds. Lindeboom wordt betuigd.

Zoo doen zich de omtrekken van den arbeid der aanstaande Synode reeds onderscheiden. Mogen de Kerken nog menig belangrijk punt daaraan toevoegen. En zij de Synode van Zwolle gekenmerkt door dezelfde broederlijke eensgezindheid, die de Synoden van Utrecht en van Amsterdam kenmerkte.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Het nieuwe jaar

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's