GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het verschijnsel, dat het aantal „kerkeloozen”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verschijnsel, dat het aantal „kerkeloozen”

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 8 Dec. 1911.

Het verschijnsel, dat het aantal „kerke loozen" blijkens de jongste volkstelling in een tiental jaren van 115.179 tot 290260 klom, dat wil zeggen met bijna 150 %, blijft nog steeds de aandacht in onze ker kelijke pers trekken en geeft tot de meest uiteenloopende beschouwingen aanleiding.

Metterdaad spreken deze cijfers ook een te ernstige taal, dan dat men luchthartig over deze getallen zou kunnen heenglgden.

In Duitschiand met zijn bijna 65 millioen inwoners bedroeg het getal der kerkeloozen bij de laatste volkstelling slechts 7000. Brj ons op een bevolking van nog geen 6 millioen bijna 300 000. Wie deze getallen met elkaar vergelijkt, kan wel het best zien, hoe sterk het getal der „kerkeloozen" in ons land geklommen is.

Voor de mannen, die liefst elke kerk zagen verdrijven, is dit feit een oorzaak van blijdschap. Mr. S. van Houten jubelt er over in z^'n laatsten staatkundigen brief. Iets wat niet te verwonderen valt bij den man, die „God, eigendom en familie" schreef. Het is niet het minst aan den arbeid van „De Dageraad" te danken, dat de laatste band met de Eerk losweekte en het meest drieste ongeloof hand over hand toenam.

Bezadigder oordeelde de Hervorming, Verontrustend acht ze het cgfer van 290.000 niet. Er zijn nog teekenen !n overvloed, zegt ze, dat de overgeleverde kerkelijke vormen en instellingen met de behoeften van het volk in al zijne standen overeenkomen. Het aantal kerkgebouwen neemt elk jaar toe; groote bedragen worden nog geschonken voor uit-en inwendige zending; eerbiedwaardige sommen worden bijeengebracht voor de verzorging van armen, weduwen en weezen, oude mannen en vrouwen. Zelfs acht ze de „aderlating", die de Kerk ondergaat, doordat tal van totaal-onverschilligen en geheel-godsdienstloozen zich als lid laten schrappen, niet zoo erg; èn voor het innerlijk leven èa voor het prestige der Kerk is dit zelfs beter. Zulk een aderlating kan het lichaam der Kerk slechts gezonder maken.

Op zichzelf stemmen we dit gaarne toe. Niet het feit dat deze „godsdienstloozen" met de Kerk breken, gaf aanleiding tot onze klacht. Veeleer is onzerzijds er steeds op aangedrongen, dat de Kerk den moed zou hebben tucht te oefenen en wat niet tot haar behoort, ook buiten zou sluiten. En het is voor ons wel opmerkelijk, dat de Hervorming, zij het dan ook voor de totaalonverschilligen, dien weg blijkbaar wel op wil gaan. Ze spreekt toch van een „geen toegang krijgen" tot de Kerk; wat onderstelt, dat de Kerk bij de aanneming harer leden zekere keur zal uitoefenen en niet alles zal toelaten, wat zich aan meldt.

De vraag blijft echter, en dit komt wel voor de verantwoording der Kerk, hoe het komt, dat het aantal onverschilligen zoo sterk in haar midden is toegenomen en welke middelen er kunnen worden aange wend, om deze onverschilligheid tegen te gaan.

De oorzaak van deze onverschilligheid zoekt de Hervorming nu ten deele daarin, dat die Kerken, welke vasthouden aan verouderde begrippen en leerstellingen, menigeen af keerig hebben gemaakt van al wat Kerk heet. Het ware geneesmiddel zou dus daarin bestaan, dat de Kerk deze verouderde leerstellingen overboord wierp en tot de moderne levensbeschouwing overging. Wonderlijker pleidooi voor de moderne prediking is wel zelden gehoord. Weet de Hervorming dan niet, '^dat juist die Kerken, die nog vasthouden aan wat zg verouderde leerbegrippen noemt, het minst over afval van hare leden te klagen hebben terw^l omgekeerd de afval het grootst is daar, waar practisch „leervrijheid" bestaat. Laat ze in Noord-Holland boven het IJ eens nagaan, wat de vrucht van de moderne prediking is geweest. Indien ergens in ons land het aantal der totaal-onverschilligen en totaalongodsdienstigen is toegenomen, dan is het juist daar, waar het modernisme een halve eeuw lang onbetwist den schepter heeft gezwaaid.

Meer waarde heeft haar tweede opmerking, dat de oorzaak ook schuilt in de s innerlijke verdeeldheid van de Kerk, in de invoering van de kerkelijke belasting en in de sterke uitbreiding van het aantal secten en conventikels, de op tal van plaatsen vertegenwoordigde Protestantenbond en de sterke propaganda van het Leger des Heils. Deze factoren hebben mede bewerkt, dat menigeen zijn lidmaatschap van de Hervormde Kerk opzegde, eensdeels omdat men niet meer tot een Kerk wilde behooren, welke den Christelijken geest verloochende, anderdeels omdat men op andere wijze in zgn godsdienstige behoeften voorzag. In de meeste gevallen, zoo meent ze te kunnen verzekeren, verlaat men de Kerk dus niet uit ongeloof, maar als een protest tegen de practijken der Kerk óf uit geloof.

Indien het hier de vraag gold, hoe het te verklaren is, dat de Hervormde Kerk relatief zoo sterk in leden is achteruit gegaan, zou deze opmerking juist wezen. Maar ze gaat niet op, waar het de vraag is, waarom zoovelen met elke Kerk hebben gebroken. Wel acht ook een lezer van ons blad, die, naar hij ons meedeelt, jaren lang aan de statistiek voor de bevolkingscijfers heeft medegearbeid, dat het getal der „kerkeloozen" in eigenlijken zin veel te hoog is opgegeven, omdat de Regeering alleen rekening zou houden met degenen, die tot een „erkend" kerkgenootschap behooren en alle anderen zou beschouwen als „kerkeloos", al maken ze wel degelijk deel uit van een godsdienstig genootschap of vereeniging; doch deze opmerking is toch niet juist. Of deze methode gevolgd wordt bij de gewone statistische opgaven laten we in het midden, maar bij de statistiek van de volkstelling worden eerst de verschillende grootere kerkgenootschappen genoemd; daarna volgt een afzonderlijke rubriek voor degenen, die tot „andere genootschappen"behooren, en eerst daarna komen degenen, die zelfverklaard hebben tot geen Kerk te behooren. En dat onder deze „andere" kerkgenootschappen volstrekt niet alleen gebracht zijn de door de Regeering „erkende" kerkgenootschappen, maar zelfs de kleinste en allerkleinste secten, blijkt, wanneer men de statistiek inziet, want de lijst dezer „andere kerkgenootschappen" beslaat bladzijden druks, noemt secten op, waarvan nauwelgks een sterveling !n Nederland weet, dat ze bestaan, en vermeldt zelfs kerkgenootschappen wier geheele ledenaantal uit 4 personen bestaat. Ook het Leger des Heils is in deze Itjst opgenomen, en indien we ons niet vergissen, evenzeer de Protestantenbond. Er heeft hier dus metterdaad geen vergissing plaats gevonden, en wfl degelijk is op de lijst der kerkeloozen a hen geplaatst, wie met niet één secte of hoe men zulk een godsdienstige vereeniging ook noemen wil, in verband staat.

Mogen we ten slotte aan it Hervorming een oorzaak opgeven van dit gemis aan liefde voor de Kerk, die ze vergeet te vermelden? We spraken dezer dagen een zeer ontwikkeld lid van een gemeente, waar een modern predikant de eenige prediker was. Opgevoed in de moderne lavensbeschouwing, met grooten ijver voor zijn Kerk vervuld, klaagde hij, dat de moderne prediking niets voor zijn hart bood. Ds prediking was puur negatief. Eiken Zondag werd weer verkondigd, dat dit stuk van de Schrift niet waar was en dat wonderverhaal een legende was. Van negatie alleen, zeide hij, kan ik niet leven. En daarom sloot ik me aan bij de theosofie, waar althans warmte van gevoel is, waar een positieve levensen wereldbeschouwing geboden wordt en waar ik geen steenen maar brood krijg. En dit was niet in een der achteraf gelegen dorpen, maar in een der hoofdgemeenten van ons land.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 december 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Het verschijnsel, dat het aantal „kerkeloozen”

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 december 1911

De Heraut | 4 Pagina's