GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een belangstellend lezer uit Friesland vraagt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een belangstellend lezer uit Friesland vraagt

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een belangstellend lezer uit Friesland M vraagt ons, of we in ons voorgaand artikel over de liturgie het gevoelen van Calvqn over de al of niet geldigheid van de voorschriften, die den Apostel Paulus in I Cor. II, I en v.v. geeft voor de uiterlijke kleeding van man en vrouw, wel juist hebben weergegeven. Hij leest in „zqn" Calvijn, gelijk hq het uitdrukt, dat Calvqn er we) geen bezwaar tegen had, dat de voorganger, na eerst het hoofd ontbloot te hebben, een klein mutsje opzette om geen koude te vatten, maar overigens toch de voorschriften, die Paulus hier gaf, ook voor ons verbindend verklaarde, en daarom het afkeurde zoowel dat de man met een eigenlijk hoofddeksel of hoed In de kerk zou zitten, als dat de vrouw haar haren zou afscheren of zonder deksel op het hoofd in de kerk zou verschijnen.

Van heel veel belang Is deze quaestie zeker niet, want de thans algemeen gebruikelijke methode, dat de man in de Kerk zijn hoed afzet, heeft niets te maken met wat de Apostel in I Cor. 11 bedoelf. Wanneer Paulus het profeteeren met gedekten hooide bij den man afkeurt, is de reden hiervan, dat de „bedekking van het hoofd" gold als een teeken van onderwerping, en dit in strijd was met de koninklijke heerschapfiij, die God in de Scheppingsordinantle aan dec man gegeven had; evenals omgekeerd het ongedekt verschijnen van de vrouw ie de gemeente een teeken was, dat ze geen „macht" boven zich erkende en zich zelf als gelijke naast den man wilde plaatsen. Deze heele symboliek nu is voor onzen tqd niet meer toepasselijk, want naar de beschouwing der Westersche volkeren is juist het gedekt zijn van den man een teeken'van zijn vrijheid en onaf hankeltjkheid. De grandes van Spanje hadden het recht, zelfs in tegenwoordigheid van den Soning met gedekten hoofde te verschijnen. Zelfs speelt deze gedachte nog altoos In onze volksgebruiken na, want wanneer men iemand groet, , door den hoed af te nemen, ligt daarin feitelqk een uitdrukking van eerbied, een erkennen, dat men iemands dienaar is. Ea zoo is ook onze gewoonte om in de Kerk den hoed af te zetten, volstrekt niet een teeken van mannelijke waardigheid, die geen „macht" op het hoofd duldt, maar juist omgekeerd een teeken van eerbied voor de bediening des Woords Vooral blijkt dit, waar bij het gebed ieder man den hoed afzet, omdat hij dan staat voor het aangezicht des Heeren, en wie voor een meerdere verschijnt, om tot hem te spieken, het hoofd steeds ontbloot. Met het vraagstuk, dat Paulus In I Cor. II behandelt, heeft ons opzetten of afzetten van den hoed in de Kerk dus niet alleen niets te maken, maar ons ontblooten van het hoofd In de Kerk heeft zelfs een lijnrecht tegenovergestelde beteekenis van wat de Apostel daarmede bedoelt.

En wat nu het gevoelen van Calvqn betreft, was het ons doel alleen om door Calvijn's exegese van I Cor. 11 duidelijk te doen uitkomen, dat Calvijn volstreki niet meende, dat elk liturgisch voorschrift in de Schrift letterlijk door ons moest worden opgevolgd, maar doordrong tot de geestelijke beteekenis van deze voorschriften, tot de kern van de zaak. En hierover kan waarlijk geen verschil van gevoelen bestaan, wanneer men naleest aiet alleen den commentaar, dien Calvijn op I Cor. II gaf en die blijkbaar alleen aan onzen lezer bekend was, maar ook de preeken, die Calvqn over I Cor. 11 heeft gehouden en waar hij zich herhaalde malen en zeer breed over deze zaak uitlaat. Hij merkt daar terecht op, dat wat de Apostel hier zegt, volstrekt niet dient, opdat wij andere gebruiken en usantiën, die bq de volkeren gevonden worden, zouden afkeuren of ons letterlijk aan het voorbeeld der volkeren van dien tijd zouden binden, maar dat de Apostel ons hier alleen wil Inprenten, dat man en vrouw ook in hun kleeding onder scheiden moeten zijn. „Laat ons opmerken, zegt hij, dat de Apostel Paulus geen bezwaar heeft gemaakt dan tegen hetgeen niet betamelijk was volgens de gewoonte van het land. Want we moeten die volkeren niet beoordcelen naar den maatstaf van onze gewoonten (waar het n.l. geen oneer Is voor den man om gedekt te zqo) maar er heerschte te Corinthe zulk een wanorde, dat de mannen hun kleeding gewisseld hadden met de vrouwen, en dat was on verdragelijk. Daarom zegt de Apostel, dat wanneer een man propheteert, hij het hoofd niet bedekt mag hebben." En nog-sterker laat Calvijn zich uit bij I Cor. 11, 12, waar Paulus zegt, dat het een schande is voor den man om lang haar te hebben. „Paulus spreekt hier, zegt hij, van de gewoonte, die toen aangenomen was en vooral in de landen, waarvan hij sprak. Want het was toen en hier (in Zwitser land) en in Duitschland en in Frankrijk geen gewoonte, dat de man het haar afsnijden liet; men droeg lang haar. En zelfs bij het oude volk van God was dit geen gebruik, zooals blijkt uit het voorbeeld van Absalom ; ook de oude historiën leeren ons, dat het evenmin voor de mannen als voor de vrouwen gewoonte was het haar te laten afsnijden; het lange haar was beiden gemeen; maar Paulus gaat hier uit van het gebruik, dat destijds bestond". We hebben hier voorts uit af te leiden, zegt Calvijn, dat we geen begeerte moeten hebben om iets te veranderen, wat algemeen aangenomen is, maar dat wij den gang van het gewone leven moeten volgen, wanneer deze gewoonte althans niet verkeerd is.

En opdat omtrent het gevoelen van Calvqn geen de nünste twijfel zou kunnen overblijven, leze men ook wat hij in zijn predikatie over i Cor. 11 : 2 en 3 zegt, waar de Apostel de gemeente vermaant zich te houden aan de ordinantiën. die hij gegeven had. De Roomschen, zegt hij, laten dit slaan op de bepalingen van den uitwendigen eeredienst en beroepen zich dan voor hun liturgie op de Apostolische traditie. Maar nog daargelaten, dat deze Apostolische traditie een fabel is, hetft dit woord van den Apostel hiermede ook niets te maken. Paulus bedoelt met deze verordeningen alleen de leer, maar wat de uitwendige inrichting wan den eeredienst aangaat, zrjn wij vrijgelaten. „Zoo zqn wij, zegt hij, bijvoorbeeld gewoon saam te komen o-r 8 uur, maar men zou even goed kunnen vergaderen om 7 uur of in eenige andere saak van vorm kutinen veranderen. Ia werkelijkheid zien we d.ïa ook, dat de eene Kerk volstrekt niet dezelfde vormen heeft als de andere. Wanneer 'vvij Avoüdmaal houden, zullen de tafels niet op dezelfde wijze geplaatst zijn als op een andere plaats; de doop wordt bg ons nidt op dezelfde plek bediend als ie andere kerken. Maar Is daarom de Christenheid gedeeld.'' Geecszins, want wat de uitwendige orde betreft, zoo is dat overgelaten aan de vrijheid der menschen." In dien zin moet dan ook worden opgevat, wat de Apostel zegt van de verordeningen, die hij te Corinthe had gegeven. „Dit beteekende niet, zegt Calvqn, dat Paulus tets van het zijne had vermengd met de inzstting van Christus; ook niet, dat hij zich had aangematigd nieuwe wetten te stellen en de zielen in dienstbaarheid te brengen; en evenmin dat hij een bepaalden dienst van God had voorgeschreven, zooals men nu ziet in het Pausdom".

Op het vraagstuk zelf komen we in onze artikelen van de liturgie nog nader terug. Het was thans alleen ons doel, te handhaven, dat we volkomen terecht hadden gesteld, dat Calvijn nooit had geleerd, dat de Schrift in letterlijken zin een voorschrift s^oor de liturgie heeft gegeven. Hij heeft deze opvatting juist zoo kras mogelijk bestreden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Een belangstellend lezer uit Friesland vraagt

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's