GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE GOOCHELAARS.

III.

IN DE HERBERG.

Een half uur later verscheen de vrouw met het middagmaal, dat zeker meer overvloedig dan smakelijk mocht heeten. Doch oom en neef waren beiden hongerig, en tastten toe met al den ijver van lieden, die zich voor geleden ontbering schadeloos wilden stellen. Er werd weinig gesproken. Dat liet sich verklaren uit de gretigheid waarmee beiden aten. Toch voelde Kasper er zich wat onrustig onder. Als ooni zoo weinig zei, volgde er, dat wist hij reeds bij ervaring, gemeenlijk weinig goeds.

Toen elk naar genoegen gegeten had, en er nog maar heel weinig meer over was, wendde oom Dirk zich plotseling tot zijn neef, en zei, juist niet vriendelijk:

„Zieïoo, nu hebben we weer eens goed geschranst. Maar eigenlijk verdiendet gij niet, dat ge iets kreegt. We hebben nóg wat te vereffenen. Wat beduidde dat van middag mij alleen te laten werken, en er zelf lamlendigbij te staan? " „Ik kreeg niets meer te doen" waagde Kasper te zeggen.

„Natuurlijk omdat ge zoo onbeholpen en dom deedt. Het volk moest er om lachen. Heb ik daarvoor nu al mijn tijd en moeite besteed, om u zoo ver te leeren? Ik zeg dat het schande is en het zoo niet langer kan. Ik heb geen geld om iemand den kost te geven, die er niets voor doet.”

Kasper zweeg, ook toen oom nog op dezelfde wijs voortging. En dit juist maakte den laatste zoo boos, dat hij zijn neef een fiinken slag om de ooren gaf, soodat de jongen een schreeuw deed van schrik en pijn. Maar oom stoorde zich daar minder aan. Hij vond zulk een bestraffiog nn en dan noodig, zou er tenminste van zijn neef een flink kunstenaar groeien. Zijn klappen kwamen echter geweldig aan, al was hij maar klein en mager van gestalte. Het vak had hem sterke spieren bezorgd, en die wist hij te gebruiken.

„Nu zult ge misschien een volgend IUMI beter oppusen, Tiiendje", sprak Banker. „Ga nu naar bed; dat is de beste plaats voor n"; en met een duwde hij Kasper ruw op zij.

De jongen zweeg, trillend over al zijn leden en bevreesd dat een nieuwe uitbarsting zou volgen. Doch daartoe kwam het niet. Kasper lei zich neer op het lage veldbed dat in een hoek van de kamer stond, en Banker ging de deur uit om een bezoek te brengen aan de naaste kroeg. Dat deed hij meer, als de dag was meegevallen.

Nog onder den indruk van hetgeen pas was voorgevallen, had Kasper zich ter rust gelegd. Doch hij was zoo moe en uitgeput dat weldra de slaap hem overmeesterde en hij in diepe rust lag. Aan bidden vóór msn slapen gicg was door hem even min gedacht, als een paar uur geleden aan het vragen van een zegen over de spijs. Hoe kon 't trouwens anders? „Ik was gewoon" zoo vettslde bij zelf vele jaren later „ter ruste te gaan als de beesten op het veld: even zorgeloos en meestal, dunkt mij, mser vermoeid dan zij“.

Een uur of wat had Kasper rustig geslapen, toen hij ontwaakte door een geluid dichtbij. Het steile trapje kraakte onder een zwaren stap. Eren later werd de deur open geworpen

Alvorens naar bed te gaan had Kaspet op bevel van oom een vetkaars aangestoken, die in een kandelaar stond op een wrak en wag' gelend tafeltje aan het hooidejnde van het groote bed, dat voor Banker bestemd was. Bij het licht der kaars die nu meer dan half was opgebrand, kon Kasper die zich doodstil hield, zien hoe oom waggelendde kamer binnen kwam, en naar het bed meer seilde dan liep. Kasper, wiens leger heel dicht bij dat van zijn oom was, bleef zich slapend houden. Hij begreep zeer goed dat oom smoocdronken was, en wist ook hoe de man dan zich zelf geen meester was.

Dat laatste zou echter nog op andere wijs blijken dan de knaap vermoeden kon. Terwijl Banker naar sijn bed zwaaide, glipte zijn eeue voet uit. Hij verloor zijn evenwicht, tuimelen voor over en viel op Kasper die vlak bij te bed lag. Onwillekeurig sloeg Banker daarbij wiid en woest de armen uit, en zoo kreeg zija neef onbedoeld zulk een stoot in het gexicht, dat het bloed den knaap uit den neus sprong.

Maar de be& chonkene merkte daar niets van. Hij wist weer overeind te komen, leunde een oogenblik tegen den muur, en trachtte toen sijn bed te bereiken. Doch hij ondervond de waar' heid van hetgeen de Schiift zegt dat de sterke drank woelachtig is. 't Was slechts eskele stappen naar zijn bed, maar hij kon zich in geen vaste richting bewegen. Hij wankelde nu voor-, dan achteruit, en schopte ten laatste tegen het kranke tafeltje bij zijn bed. Het meubelstuk viel en tegelijk viel ook Banker als een steen in zijn bed, zonder eenig begrip van wat om hem heen voorviel.

Maar hij zou het ondervinden.

Want cok de brandende kaars was in zijn bed gevallen, en de vlam kwam in aacrakiog met den ruwen wollen deken. De dronkaard bemerkte het niet. Hij snurkte reeds, terwijl het brandende licht een groot gat brandde in het dek en de vlam al oplaaide.

Gelukkig had Kasper, die natuurlijk geen oog toe kon doen, alles gezien en aanstonds be grepen welk schrikkelijk gevaar zijn oom en ben allen dreigde. Hij sprong op, wierp zich haastig in de weinige kleeren die hij had uit getrokken, en ijlde naar het bed van den slapenden dronkaard. Dit brandde resds op meer dan één plaats, en Kasper begreep onmiddellijk dat biusschen voor hem onmogelijk was, te meer daar, hij geen water bij de hand had.

Dreigend laaide de vlam op. Doch Kasper aarzelde toch geen oogenblik. Snel sloeg hij z^n armen om dsn nog altijd slapenden dronk' aard heen, trok hem van het bed, en doofde inderhaast de vonken, die op ocms kleeren lagen, waarin reeds hier en daar geschroeide plekken zichtbaar waren. Was Banker niet klein en tenger van gestalte geweest, zijn neef, nog maar een knaap, zou niet zijn taak hebben kunnen volbrengen, temeer wijl met de bedstede heel het kamertje begon te branden, en er een verstikkende rook stond.

Met IB spanning van alle krachten poogde de neef zijn oom te redden. Hoe kort de afstand van het bad tot de deur ook was, toch bezweek Kasper bijna onder zijn pogen, om oom naar den uitgang te dragen. Want Bunker, schoon hij reeds verscheiden brandwonden had bekomen, was nog zoo onder den invloed van den ver' derfelijken drank, dat hij niets voor zich zelf doen kon ja, geheel gevoelloos scheen, en zelfs niet in het minst begreep wat met er rond om hem gebeurde. Hij hing als een looden gewicht in de armen van Kasper, die elk oogenblik vreesde, dat hij zijn vracht moest laten vallen. Doch de knaap besefte ten volle het gevaar, waarin èn oom èn hij verkeerde en dat gaf hem kracht.

Gelukkig — de trap was eindelijk bereikt, 't Was hoog tijd!

Op hetzelfde oogenblik hoorde men bo^eu een geweldigen knal; blijkbaar sprongen de vensterruiten door de hitte. Tegelijk sloeg een groote vlam naar buiten en een andere over de trap. 't Was Kasper, alsof het vuur hem aan elke zijde omgaf.

Een vervaarlijk geschreeuw klonk intusschen van beneden. De waardin en de gasten hadden de brand ontdekt, en spoedden zich om hulp te halen.

HOOOENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juni 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juni 1913

De Heraut | 4 Pagina's