GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Utrechtsclie Kerkbode schreef Ds. Klaaramer een zeer juist woord over de predicatie, dat evengoed door de hoorders als door de redikers ter harte moge genomen worden:

Ik las óSlangs in een maandkroniek de verzuchting: waarom er dan ook zooveel gepreekt moest orden ? En die vraag kwam niet van een man van e straat, maar van een verstandig christen, die goed ondkijkt, menschen en zaken nauwkeurig opneemt, cherp onderscheidt en de gave heeft, om duideijk te zeggen, wat hij denkt.

Hij bedoelde, of er dan in de samenkomsten der emeente op den dag des Heeren altijd moest gereekt worden?

Onder ons Gereformeerden klinkt die vraag nog g reemd. Buiten onze kringen niet meer. En toch s ook onder Gereformeerden deze vraag niet eer gansch vreemd.

Al is men misschien onderie vragers nog niet geheel klaar met het antwoord. Het kan zijn, dat die vrager, welken ik bedoel, eer 't oog had op den vorm en den toon, dan p den inhoud. En natuurlijk, voor dien zoogeaamden preektoon neemt niemand het op. Men an wel preeken zonder den preektoon. En de preek ordt er beter door, als de preektoon wegblijft.

Doch een samenkomst der. gemeente is een defige' vergadering, een heilige verzameling, bijeenekomen tot ernstige handelingen, tot een heilig e oel. De Heere is in 't midden van haar. Het is b e verstaan, dat dit bepaalt de houding, de wijze an doen, den vorm en den toon van spreken van en bedienaar des Goddelijken Woords. Een preek i s geen causerie, geen gezellige voordracht, en ook g een wetenschappelijke verhandeling. Het is de a pening van het Woord des Heeren tot onderwij­ h ing en vermaning en besturing en vertroosting en terking van het volk des Heeren, de gemeente an den levenden God. Zoo zal dan vorm en toon oeten accordeeren met inhoud en doel.

Moet er dan altijd gepreekt worden ? In den ngezonden zin, neen. Niet alleen niet »altijd«, ooit. Een ongezonde preek is even schadelijk, of og schadelijker, als ongezonde spijzen en dranken. Die vraag behoeft men niet te doen.

Alleen, over dat begrip «ongezond" bestaat geen e enstemmigheid. Zelfs niet in de Gereformeerde e erken. De keur, die men gebruikt ter bepaling O van gezond en ongezond, is niet één. Daarom verschilt ook het oordeel als ja en neen. s Maar een gezonde predikatie, ja die moet er w zijn. Altijd weer. En ik acht het geen vooruitgang, l at er steeds minder gepredikt wordt, en dat er maar 2 of 3 maal per week gelegenheid is, om h ter predikatie op te gaan. En het komt mij voor als een bedenkelijk verschijnsel, dat er zóó velen h zijn, die van die weinige gelegenheden er nog maar één per week gebruiken.

O, ik weet wel, er zijn tal van redenen ter verontschuldiging en ter verklaring van dit feit. b Ernstige redenen. Werkelijke bezwaren. Maar ik heb ook een tijd gekend, dat al die redenen en bezwaren er óók waren, en toch kwamen schier allen tot elke gelegenheid, om eene predikatie te hooren.

Doch toen was het vloed, hoogtij. Nu is het eb, laag water. Bij de gemeente en bij de predikers. Er is geen honger. Er is geen behoefte aan sterking, aan licht. De behoefte «w er wel. Natuurlijk. Maar zij wordt niet gevoeld of weinig gevoeld,

En nu wil men van alles, behalve een gezette, ernstige, schriftmatige bediening des Woords. Er zijn er gelukkig nog wel en nog velen, die zulk een prediking zoeken. Maar hun aantal neemt niet

toe, maar mindert. Én dit komt ook, omdat velen zoo'n prediking niet meer volgen kunnen, niet meer verstaan. Daarom hebben zij er geen smaak meer in. De Schriftkennis wordt minder. Het leven bij de Schrift neemt af. En het leven bij kranten en brochures en lezingen enz neemt toe.

Er is daarbij bij velen eene plaatsverwisseling geschied tusschen de dingen, waarmee een mensch zich moet bezighouden, n.l. de eeuwige en geestelijke dingen en de tijdelijke en stoffelijke dingen. Wat op de tweede plaats moest staan, staat op de eerste. Èn omgekeerd. Sociale, politieke, finantieele en dergelijke vraagstukken gaan vóór en vervullen hart en hoofd. En het geestelijke en eeuwige komt achteraan. Maar in het Woord staat het .andersom. En dus ook in de prediking des Woords.

Het is op zich zelf voor een zondig mensch al een zware taak, om het Woord Gods recht te prediken, recht te bedienen, recht te openen, als een knecht Gods en niet der menschen. Maar het wordt er in onze dagen in de gegeven omstandigheden al zwaarder op. Moet de preek een catechisatie, een zondagschoolonderwijzing, een evangelisatietoespraak worden, of moet zij een »preek« blijven ?

Ja, er moet gepreekt worden. Als gij de preek loslaat, zinken we nog sneller en nog dieper. Dan wordt de schriftkennis, het verstaan der Schrift nog minder. Dan worden altijd meerderen nog meer onvast in de leer. Dan komt er steeds meer plaats voor allerlei wind van leer. Dan zal de geestelijke kracht al meer verslappen. Dan geraken de zielen bij toeneming in schemerdonker. En dan zal er steeds minder vastheid van gang in het leven der menschen, der gezinnen, der kerken, en in alle leven komen. Dan zullen de levensvragen, waarop men het schriftuurlijke antwoord niet weet te geven, nog steeds vermeerderen.

Neen, de preek moet niet meê zinken en verachteren. Zij moet staanne houden, tegenhouden, terugroepen, wakker roepen, opheffen, weer opbeuren. Het ingezonkene en verachterde moet weer met de preek mee.

Zeker, er moet nog altijd gepreekt worden. En dan moet de huiscatechisatie en de kerkcatechisatie en de schoolcatechisatie en de zondagschool en de evangelisatie de menschen jong en oud weer bekwamen, om de rechte, gezonde, schriftmatige predicatie te kunnen verstaan en genieten.

En.... als het den Heere dan mocht believen, om het getij te doen keeren. Dat de ebbe ophield en de vloed weer eens kwam. Dat er weer eens kwam een honger niet naar brood, noch een dorst naar water, maar om te hooren de woorden des Heeren. Dan zou er eenstemmig en volmondig »ja, zeker« geantwoord worden op de vraag: of er dan altijd weer gepreekt moet worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's