GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BROOD OP HET WATER.

XI.

EEN KUKJE.

Het werd tijd weder eens naar den zieke te aaij zien. Het was duidelijk dat het kind spoeig weer geheel hersteld zou zijn. Moeder kon us blijven slapen terwijl de vader en ik in de ent bleven om bij den kleinen jongen op te assen. R t d a

»We hebben wel reden om God te danken* zei ik. «Zonder Hem zou ik met mijn kunst iet veel hebben uitgericht*.

Koning Roderik, zooals ik hem nu in mijn gedachten telkens noemde, knikte toestemmend doch zei niets.

’t Is maar goed dat ge gekomen zijt« ging ik voort. «Ook daarin is des Heeren besturing merkbaar.»

Of mijn gastheer onze taal niet genoeg verstond om mij te begrijpen, of dat er andere redenen waren, hij bleef nog een poos zwijgen, en zei eindelijk zeer ernstig:

»Gij zijt christenen nietwaar, en hebt een God dien gij aanbidt. Ik heb Hem wel eens in uw kerk gezien.

Dat laatste is onmogelijk vrind* was mijn antwoord. «Niemand heeft ooit God gezien. Wat gij bedoelt zijn zeker de beelden van heiligen in de Roomsche kerk. Maar zoo iets zult ge bij ons Protestanten niet vinden.

Dat is zoo* zei Roderik. Ik ben ook eens hier in de dorpskerk gaan kijken, maar uw God zag ik nergens.

»Ik heb u reeds gezegd dat er maar één God is die ons allen geschapen heeft en die.wil dat allen Hem dienen en eeren, van welk volk en geslacht zij ook zijn.

Het was den Zigeunerkoning echter nog altijd niet duidelijk. «Maar wij hebben geen Cod« sprak hij. «Onze voorvaderen in het verre land hadden wel goden; dat weet ik zeker, maar dat is lang voorbij. Nu schikken wij ons in die dingen naar het land waarin wij verkeeren, of houden ons buiten alles. Daardoor blijven we ongemoeid.* sToch doet ge daaraan verkeerd* zeide ik. «Want als wij God niet dienen en Zijn wil niet volbrengen doen we wat kwaad is. Hij leert ons goed te doen en niet alleen voor ons zelf maar ook voor anderen te leven. Ook vertrouwen wij op Hem dat ons leven en alle dingen in Zijn hand zijn. Toen gij vannacht bij mij kwaamt, kende ik u niet, en had ook weinig lust mee te gaan. Toch ging ik, omdat ik van God geleerd heb niet alleen aan mij zelf maar ook aan anderen te denken. En hoewel ik niet zonder zorg was, toch kon ik mij dien Heere gerust toevertrouwen. Want ik weet dat Hij machtig is mij te bewaren ook onder vreemde menschen en bij nacht en storm. En zie Hij heeft alles wèl gemaakt, niet waar? Ook met uw kind.

Weer zag Roderik mij ongeloovig aan. 't Was duidelijk dat hetgeen ik zei hem vreemd in de ooren klonk. Dit alleen scheen hij goed te vatten, dat ik met hem mede was gegaan en dus iets voor anderen gedaan had, niet orn voordeel of uit dwang' maar om Gods wil te doen.

«Heeft uw God u bevolen met mij te gaan ? «

«Hij heeft ons bevolen als christenen onzen naaste lief te hebben. De menschen die God niet kennen, doen zoo niet. Gij weet zelf zeker wel hoe het toegaat in de landen waar de Heidenen wonen, die velerlei goden hebben. De menschen zijn er daar vrij wat erger aan toe, dan hier en wie oud is of arm kan op geen hulp rekenen. Ook wordt het volk door • de machtigen verdrukt en de menschen zijn ruw en onwetend. Zoo is het hier niet en daaruit reeds kunt ge zien, dat het goed is zoo men God dient. Daarbij is er een groot loon ver^ bonden aan het houden van Gods geboden. Dat loon wordt niet betaald in geld en ook niet altijd in deze wereld. Het is het eeuwige, heerlijke leven dat God schenkt aan allen, dié Zijn wil gedaan hebben.

Zoo spraken we nog een poos voort, al had ik meestal het woerd. Het opperhoofd deed slechts nu en dan een vraag, doch ik bemerkte met blijdschap dat hij allengs beter luisterde en ook meer scheen te begrijpen van wat ik bedoelde. Eensklaps riep hij uit:

«Gij gelooft dus dat ge weer levend zult' worden, nadat gij gestorven zijt?

«Zeker, als dit aardsche leven, vol zonde en smart, voorbij is, begint eerst het ware, rechte leven voor alle kinderen van God.

«Dat heb ik nog nooit gehoord*, - sprak de hoofdman verwonderd. Als wij dood zijn, gaan we in de aarde. Als ik sterf krijg ik een pistool en sabel mee, omdat ik de koning ben, maar daarmee is het ook uit.

«Gij vergist u«, hernam ik, «ge moest veeleer zeggen: nu begint het recht. Uw volk heeft veel gereisd zegt gij, maar zonder een bepaald doel, en nu denkt gij dat het met uw leven èvenzoo zal zijn. Dat is evenwel niet aldus. Het is ook een reis, maar die niet alleen eindigt, maar ook ergens heen leidt. En ik raad u, ernstig aan daarover eens na te denken. Ge zoudt anders bedrogen kunnen uitkomen

Roderik scheen nog meer te willen vragen. Maar op dat oogenblik bemerkten we. eensklaps een groote beweging iu het kamp. Van alle kanten liep men uit dé tenten bijeen, en. het opperhoofd haastte zich er bij te zijn.

Ik volgde langzaam en vond de ''igeuners vereenigd rondom een jongen man, blijkbaar - ook een van de himnen, die .snel en driftig sprak, en werk had om té antwoorden op al de vragen die men hem deed. Toen - het opperhoofd verscheen kwam er wat meer kalmte, en kon de jonge man 'meer geregeld voortspreken. Op mijn vraag aan de omstanders vernam, ik, dat de spreker eenige dagen afwezig was geweest zonder vooraf te zeggen wat hij ging uitvoeren. Nu hij terug kwam wilde ieder weten waar hij geweest was. Ik merkte ook op dat koning Roderik den teruggekeerde lang niet vriendelijk aanzag en bij diens verhaal nu en dan het voorhoofd fronste, en de schouders ophaalde. Intusschen zwegen al de anderen, en de koning begon nu den jongen man ettelijke vragen te doen.

Al kon ik niet alles verstaan, dat begreep ik. spoedig, dat koning Roderik niet tevreden was over de antwoorden die hij kreeg. Plotseling echter begon het opperhoofd de taal der Zigeuners te bespreken en kon ik geen woord meer verstaan. Was ik zoo even van plan geweest heen te gaan, nu lag er niets onbescheidens in dat ik bleef om een gesprek in de taal der Zigeuners te hooren; daartoe was niet alle dagen gelegenheid. Veel wijzer werd ik er echter niet door. Ik merkte in den loop van het gesprek op, dat de jonge man herhaaldelijk op mij een blik wierp, als wilde hij zeggen: wat doet dat vreemde hfierschap hier? Ik vertrouw hem niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's