GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Lijkverbranding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lijkverbranding.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Terecht is in heel de Christelijke pers een protest opgegaan, nu voor het eerst in ons christelijk Nederland de lijkverbranding is toegepast. Dat het Handelsblad hierin een bewijs zag voor de onverdraag­zaamheid der clericalen bewijst alleen, hoe weinig men in deze liberale kringen gevoelt voor de instandhouding van onze Christelijke volkszeden.

Nog afgezien toch van elk ander motief, dat tegen lijkverbranding pleit, geldt voor ons als hoofdbezwaar, dat lijkverbranding een heidensch gebruik is, dat overal met de invoering van het Christendom - is afgeschaft en door het begraven der doden is vervangen. Dit nu hangt ongetwijfeld daarmede saam, dat de Christelijke Kerk gelooft aan de opstanding der dooden. Natuurlijk niet in dien zin, alsof God de Heere niet evengoed machtig is, uit de asch van het verbrande lichaam als tot het stof weergekeerde lijk, dat in de aarde ontbonden is, een nieuw en verheerlijkt lichaam te doen opstaan. De vele martelaren der Christelijke Kerk, die op den brandstapel zijn gestorven en wier asch verstrooid is geworden, zullen in den jongsten dag niet minder met een verheerlijkt lichaam opstaan dan degenen, die in de aarde begraven zijn. Aan het feit der opstanding doet de lijkverbranding dus niets af of toe. Maar wel heeft de Christelijke Kerk bij alle heidensche volkeren, ook bij onze heidensche voorvaderen, de lijkverbranding tegengegaan, omdat in deze lijkverbranding zich als 't ware symboliseerde het ongeloof in de opstanding der dooden. En het is voor geen tegenspraak vatbaar, dat hetgeen zoovelen ook in onze dagen weer voor de lijkverbranding ijveren doet, juist datzelfde heidensche motief is, dat men aan geen opstanding der dooden gelooft.

Zelfs een man als Dr. Fr. van Eeden, die toch waarlijk geen orthodox Christen is, heeft in het aandoenlijk geschrift, dat hij naar aanleiding van het sterven van zijn zoon schreef, tegen de lijkverbranding geprotesteerd. De aarde, zegt hij, is de beste zuiveraar; in aanraking "met de aarde is het lijf in weinig weeken schadeloos ontbonden, niet minder zeeker, maar wel minder ruw en gewelddadig dan door het vuur. Mijn intuïtie doet mij deelen in den weerzin tegen de verbranding. Ik wilde gaarne het dierbare reliek van mijn kind aan de aarde geeven opdat die het in zich opneemen zou en bruikbaar maken voor nieuw leven. Liever aan de aarde dan aan het felle verwoestende vuur". (Paul's ontwaken, 3e duizend, 1913, blz. 78, 79). Bij Van Eden spreekt hier het natuurlijk gevoel; de gewelddadige ontbinding van het lijk van zijn kind door het felle verwoestende vuur stuitte hem tegen de borst. Bij een Christen is er meer nog dan dit natuurlijk gevoel, dat tegen de lijkverbranding zich verzet, er is de intuïtie van het Christelijk geloof, dat tegen de lijkverbranding opkomt, omdat het voelt, dat in die lijkverbranding het heidensche ongeloof openbaar wordt, dat daardoor openlijk tegen de heiligste hoop van den Christen getuigenis wil afleggen.

Het argument, dat de Overheid in dit geding geen partij mag kiezen en ieder vrij moet laten, hoe hij wil dat na zijn sterven met zijn lijk zal gehandeld worden, gaat hier niet op. Volkomen terecht is er op gewezen, dat wanneer dit een eisch der verdraagzaamheid was, op dien zelfden grond ook de vrije liefde door de Overheid zou moeten erkend worden als een wettige huwelijksband, en de kinderen uit zulk een verhouding geboren, als echte, kinderen zouden moeten beschouwd worden. Zelfs zou er dan geen enkele reden wezen, waarom een Christelijke Overheid in Indië niet zou moeten dulden, dat de weduwe zich met het lijk van haar echtgenoot verbranden liet, wanneer ze dit zelve verkoos. We betwijfelen, of de liberalen de verdraagzaamheid zoo ver zouden willen uitstrekken. Maar hoever ze daarin ook zouden willen gaan, volgens ons heeft een Christelijke Overheid in een Christelijk land de roeping om de Christelijke usantiën in eere te houden, en mag ze niet dulden, dat hetgeen aan het heidendom ontleend is en heidensch ongeloof verraadt, inbreuk op onze Christelijke volkszeden zal maken.

En nog dwazer is natuurlijk het argument door Het Volk aangevoerd, dat de heidenen alleen dooden verbrand hebben, maar de Christenen levenden hebben verbrand, waarbij de brandstapel van Servet weer opgeld moest doen. Een dergelijk argument bewijst niet alleen, hoe diep geworteld de haat bij de Socialisten zit tegen de Christelijke Kerk, maar toont ook, hoe weinig deze heeren van de geschiedenis van het heidendom afweten. Niet alleen dat bij de heidensche volkeren brandoffers van menschen, met name van kinderen, niet zoo zelden voorkwamen, maar het is juist het heidensche Rome geweest, dat het eerst de doodstraf van verbranding op ketters heeft toegepast. Keizer Nero heeft Christenen, met teer en pek begoten, als levende fakkels bij zijn bachanaliën laten verbranden, En dit was geen uitzondering. In de martelaarsboeken der eerste Christelijke Kerk leest men telkens van Christenen, die op last van de heidensche rechters levend verbrand zijn geworden; we behoeven hier alleen maar te herinneren aan den vromen bisschop van Smyrna, Polycarpus, die in 155 tot den vuurdood is gedoemd geworden. De Christelijke Kerk heeft deze doodstraf dus niet uitgevonden, maar de heidenwereld heeft dit gedaan, en de Christenen hebben deze heidensche usantie nagevolgd, toen ze op hun beurt andersdenkenden tot den brandstapel hebben veroordeeld. Het is zelfs zeer de vraag, of deze heidensche gewoonte, die te onzaliger ure door de Christelijke Kerk is overgenomen, wel zou zijn opgekomen, indien bij deze heidensche volkeren de verbranding der lijken niet regel was geweest. Juist die gewoonte om de lijken niet te begraven, maar op een brandstapel te verbranden, moet de heidenen veel op de gedachte hebben gebracht om deze zelfde verbranding ook toe te passen op degenen, die ter dood waren veroordeeld.

We zeggen dit niet om deze Christelijke brandstapels te verontschuldigen. Hetzij zij door Roomsche inquisiteurs voor onze Protestantsche martelaren, hetzij zij door Protestantsche rechters voor godslasteraars als Servet zijn opgericht, ze zijn in ons oog een smet op de geschiedenis der Christelijke Kerk. Maar wie het heidendom hier als de blanke onschuld tegenover de Christelijke Kerk laat optreden, vervalscht de geschiedenis of bewijst, dat hij van de geschiedenis van het heidendom niets af weet. 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Lijkverbranding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1914

De Heraut | 4 Pagina's