GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een pleidooi voor de Gezangen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een pleidooi voor de Gezangen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder den titel > Vrijwillige Armoede" heeft een warm voorstander van de gezangen, die achter den pseudoniem Surculus zich verschuilt, een betoog geleverd, om aan te toonen, dat Gereformeerde Christenen geen vrede kunnen of mogen hebben met het gemis van Nieuwe Testamentische gezangen bij den Nieuw Testamentischeneeredienst. En waar het gemis van zulk een Nieuw Tèstamentischen Gezangenbundel in zijn oog een gebrek, een armoede is, die niet door ons Gereformeerd beginsel ons wordt opgelegd, en ook niet daaruit voortspruit, dat we geen geschikte gezangen zouden hebben, om in onzen eeredienst in te voeren — hij zelf biedt een bloemlezing van gezangen aan —• noemt hij dit gemis met een eigenaardige beeldspraak aan Mej; H. S. S. Kuyper ontleend, een «vrijwillige armoede". Intusschen neemt hij aan het slot van zijn betoog dat woord toch weer terug. Vrijwillige armoede is een armoede, die men ^^w? 7/«; ^ ter wille as van een - hooger beginsel draagt, en we zijn wel armoedig, zegt hij, maar niet vrijwillig, want die armoede wordt ons opgedrongen ter wille van een kleine minderheid, en hoe eer we van die armoede verlost zullen Worden, hoe liever het hem wezen zal.

Of het gewenscht was, nu de Synode pas met overgroote meerderheid besloot terwille van de rust en vrede der Kerken dit vraagstuk thans niet aan de orde te stellen, een betoog voor de invoering der gezangen te leveren, laten we in 't midden. Gaarne gunnen wij den schrijver den lof, dat hij op zakelijken en kalmen toon zijn pleidooi gevoerd heeft en zich heeft weten vrij te houden van de hartstochtelijkheid, die gewoonlijk. de voorstanders der Gezangen kenmerkt. Of hij daarom de tegenstanders van de gezangen overtuigen zal, betwijfelen we. Op de principieele quaestie gaat hij ternauwernood in, en hij meent met beroep op enkele schrijvers dat dit ook niet noodig is, omdat eigenlijk ieder het eens is, dat tegen de invoering van gezangen geen principieele bezwaren bestaan. Zoo richt hij zijn betoog dan in hoofdzaak tegen de practische bezwaren ; hij meent, dat de tegenstand tegen de invoering van gezangen veel minder groot zal blijken, dan men vreest; dat aan het bezwaar van gedwongen invoering zou tegemoet kunnen gekomen worden door aan lederen kerkeraad vrij te laten, of hij van zulk een gezangenbundel gebruik wil maken; en hij acht het argument, dat onze Gereformeerde Kerken in haar periode van hoog geestelijken bloei van eiken gezangenbundel min of meer afkeerig zijn geweest, geen sterk argument te zijn, omdat we tot meerdere volmaaktheid hebben voorttevaren.

Hoe uitlokkend het ook zou wezen over verschillende van deze quaesties met den schrijver in gedachtenwisseling te treden, toch meenen we beter te doen met naar het besluit onzer Synode, thans van debat over dit vraagstuk ons te onthouden. Overtuigd van de wenschelijkheid om zulk een gezangenbundel in te voeren, heeft de schrijver ons niet. Hij telt de bezwaren, zoowel de principieele als de practische, te gering. En de door hem voorgestelde oplossing zou in de practijk blijken al heel weinig te helpen. In de Hervormde Kerk bestaat geen dwang om gezangen te zingen, en toch kan hij zelf zien, tot wat bitteren strijd de gezangenquaestie daar aanleiding geeft. Zelfs al zou een Synode aan elke Kerk de vrijheid laten om van den Gezangenbundel gebruik te maken of niet, dan zou de beslissing van den Kerkeraad in elke gemeente oorzaak worden van een heftigen strijd tusschen de voor-en tegenstanders der gezangen, want er zullen al zeer weinig gemeenten worden gevonden, waar op dit punt algeheele overeenstemming bestaat. Zoo zou de gezangenquaestie een shibbolet worden bij elke verkiezing van Kerkeraadsleden, evenzeer als ze dit nu reeds in de Hervormde Kerk is bij de beroeping van een predikant. En het is de vraag of het niet nog beter is om onze »vrijwillige armpede" te blijven dragen, dan in de gemeenten zulk een twistappel te werpen. Slechts op één argument gaan we even in, omdat dit telkens weer wordt aangevoerd en toch historisch niet juist is. De schrijver beroept zich nl. als bewijs, dat onze vaderen niet tegen het invoeren van gezangen waren, op den Avondzang achter de Psalmen. Hier nu schuilt blijkbaar een misverstand. Achter de Psalmen staan enkele gezangen, die voor den openbaren eeredienst bestemd waren, nl. de Lofzang van Simeon, Zacharia en Maria en voorts de berijming van de Wet, het Onze Vader en de Geloofsartikelen. Daarna volgt nog de bedezang vóór de predikatie, die door onze Generale Synodes alleen toegelaten is in die Kerken, waar dit gezang reeds in gebruik was, maar er werd uitdrukkelijk aan toegevoegd, dat men „alle andere gezangen uit de Kerken zou weren en daar er eenige alreeds ingevoerd zijn, men die met de gevoegelijkste middelen zou afstellen". Reeds hieruit blijkt, dat de gezangen, die daarna volgen: de bedezang vóór en na het eten en de morgen-en avondzang niet voor het kerkelijk, maar alleen voor het huiselijk gebruik bestemd waren. Het beginsel, waarvan onze vaderen uitgingen, was dus wel degelijk dat men „in de Kerken alleen de Psalmen Davids zou zingen, latende de gezangen, die men niet in de Schrifture vindf', zooals de Synode van Middelburg in 1581 uitsprak. Tegen dit beginsel kan nien natuurlijk bedenkingen hebben ; daarin laten we ieder vrij; maar het is niet geoorloofd in dezen strijd zich op onze vroegere Gereformeerde Kerken te beroepen, alsof ook zij vóór het zingen van gezangen waren geweest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 februari 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Een pleidooi voor de Gezangen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 februari 1915

De Heraut | 4 Pagina's