GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

ALLE DINGEN.

IV,

HERSTELD. »'

Zoo was ik dan in het eerst een ongeduldige, a morrende zieke. Ik was onrustig en gaf den oppassers op hun vragen meestal bitse, onvriendelijke antwoorden, waardoor zij op hun beurt weer ontevreden op mij werden. Ik begon het Gasthuis de naarste plek van de wereld te vinden en dwong bijna om naar huis te gaan. Doch dat kon vooreerst niet. In den grond der zaak was ik ook boos opsden Heere God, die mij zulk een groot onheil had toegezonden en nog niet maakte dat ik weer beter werd. Wat moeder ook zeggen mocht, ik bleef ontevreden en voelde mij recht ongelukkig.

Ook de ziekentrooster of krankenbezoeker van het Gasthuis slaagde er niet in mijn stemming te doen veranderen. Toen hij voor het eerst in de zaal bij mij verscheen, had ik opgemerkt, hoe aan de deur twee oppassers even met hem praatten en zoo als ik dacht, daarbij nu en dan naar mij keken. Weldra begaf zich de bezoeker met mij in gesprek. Ik vertelde hem een en ander en liet ook zoo duidelijk mijn ontevredenheid blijken, dat hij zeker alle aanleiding

had om mij te vermanen, ook al was hij niet vooraf gewaarschuwd.

Ik begreep echter dat hij, om zoo te zeggen, op mij afgestuurd was en van daar hadden zijn woorden weinig of geen invloed, en was ik maar blij toen hij heenging.

Een ander bezoeker — al was hij er dan ook niet toe aangesteld — zou beter slagen. Dat was mijnheer Van der Schaar die reeds zooveel voor ons gedaan had. Ook nu vergat hij mij niet. Vriendelijk en medelijdend sprak hij mij toe als begreep hij best wat het voor een jongen zijn moest week in week uit zoo stil te liggen. Voor het eerst leerde ik den vriendelijken man recht kennen. Ik kreeg vrijmoedigheid om met hem te spreken over hetgeen mij kwelde. Zijn antwoord was de tekst dien ik reeds vroeger genoemd heb, en die heel mijn verder leven als het ware met mij is gegaan:

„Dengenen die God liefhebben moeten alle dingen medewerken ten goede".

„Ziet ge, vriendlief', zei de mijnheer, „alle dingen moeten medewerken ten goede, ook die wij liefst niet hadden, en die ons onaangenaam zijn".

„Ja mijnheer", zei ik, „maar dat is toch alleen voor wie God liefhebben, niet voor allen. En ik geloof niet dat ik God liefheb".

„Dat is dan wel treurig", antwoordde mijnheer, »maar het is toch goed dat je het ronduit zegt. Trouwens niemand kan uit zich zelf God hefhebben. We zijn van nature geneigd God en onzen naaste te haten. Maar wanneer Gods liefde in ons hart wordt uitgestort, zoo wordt alles anders. Daarom, als ge voelt, dat ge God nog niet Hef hebt, ga tot Hem en bid Hem uw hart te veranderen, zoodat ge van een hater een vriend van God wordt. Dan zul je zelf ondervinden wat de Schrift zegt, in leeren den Heere te danken, ook voor kwade dagen.

Wat ik daarop zei weet ik nietzoo juist meer. Maar in elk geval dacht ik aan de woorden van mijnheer Van der Schaar, die mij meermalen bezocht en toesprak. En de Heere God heeft die woorden willen zegenen. Hij stortte Zijn liefde ook uit in mijn hart en ik werd een ander mensch. Zoover kwam het niet dadelijk, maar het kwam er toch toe. En sinds heb ik tot levenspreuk, als ik u zei: dengenen die God liefhebben, moeten alle dingen medewerken ten goede.

„En hebt u dat ook verder ondervonden ? " vroeg een oud heer, die zeer belangstellend had geluisterd.

> Zeker", was het antwoord, „dat zal blijken, als ik u verder mijn geschiedenis vertel".

Het duurde ruim dertien weken eer ik als volkomen hersteld het Gasthuis kon verlaten. De won% was zeer diep geweest, en het mocht een wonder heeten, dat ik er het leven had afgebracht. De genezing was echter door 'sHeeren goedheid zeer voorspoedig gegaan, maar ik bleef lang zwak, en de dokter wilde mij, zooals hij het uitdrukte, niet anders dan volkomen hersteld afleveren.

Ik mocht tot mijn vreugd in mijn oude betrekking terugkeeren, die de patroon heel vriendelijk voor mij had opengehouden, wat nu juist niet gemakkelijk ging. Ik trad nu geheel in de plaats van Andries en mijn patroon mat de maat vol, toen hij kort daarop mijn jongeren broer tot mijn opvolger als looper maakte. Zeer vriendelijk werd ik aan den winkel weer ontvangen. In den eersten tijd liep het — 't klinkt haast ongelooflijk — druk met koopers, die eigenlijk kwamen om mij te zien, en over het gebeurde te praten. Onder dezen was ook de boekhouder van een groot kantoor, waarmede wij wel zaken deden. Hij scheen schik in mi te hebben, Het mij eens bij zich komen en stelde ten slotte voor mij kosteloos het boekhouden te leeren. Ik nam dit dankbaar aan, en later bleek, dat ik daaraan goed gedaan had. Want na eenige jaren, toen de bediende die het boek bijhield, vertrok, was ik in staat in zijn plaats te treden.

Dit was niet alleen zeer aangenaam, maar bracht mij ook een aanmerkelijke verhooging van loon. Ik kon nu naar den wensch mijns harten voor moeder zorgen bij wie ik vooreerst bleef wonen. De andere huisgenooten konden allengs voor zich zelf zorgen. Nu groeide, ik al meer in de zaken in. Toen de patroon oud werd — gij moet weten hij had zelt geen kinderen —-stelde hij mij voor deelgenoot te worden in zijn zaken die zich al meer en meer uitbreidden. Dat kostte wel een zekere som, maar daarvan kon ik elk jaar een deel afbetalen. Mettertijd kreeg ik mijn eigen huishouden. Het geliefde den Heere God ons te zegenen. Alles liep voorspoedig, ten minste indien we beschouwen hoe ook menig onheil ten slotte ons no tot zegen was.

Toen de patroon te oud werd voor de zaken, mocht ik alles overnemen. Wat er verder is gebeurd kan ik thans niet alles verhalen. Trouwens velen van u weten het althans ten deele. Maar uit hetgeen gij gehoord hebt, zal dit we gebleken zijn dat ik terecht de woorden van den Apostel tot mijn spreuk heb gekozen. Ware mij niet eerst zulk een groot onheil overkomen, dan zou menscheüjkerwijs veel niet gebeurd zijn, dat nu geschied is.

En allen die het hoorden zeiden in stilte: zoo is het.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juli 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juli 1915

De Heraut | 4 Pagina's