Tot mijn leedwezen werd niet aan mijn verzoek voldaan.

Aan de Redactie van De Heraut.

Mijnheer de Redacteur!

Voor onderstaande regelen verzocht ik plaats in De Wachter.

Tot mijn leedwezen werd niet aan mijn verzoek voldaan. Het schijnt vaak alsof, zelfs onder broeders, administreeren en goochelen hetzelfde is. En waar nu mannen als Dr. Bos zulk een dwaling als ono.mstootelijke waarheid verkondigen, meen ik mij te moeten verdedigen en verzoek ik u beleefd dit stukje in uw blad op te nemen.

Met de meeste hoogachting,

Uw dw. dr.

JAC. VAN OVERSTEEG.

Amsterdam., 11 Sept. 1915.

Den WelEerw. Heer Ds. T. Bos,

Redacteur van De PVachier, Assen.

WelEermaarde Heer.,

«Doe wat gij kunt om uw artikel aan den man te brengen, maar spreek geen onwaarheden over uw concurrent".

Deze les wordt aan elk koopman of handelsreiziger voorgehouden. De handel behoort om met u te spreken tot het terrein der «gemeene gratie", en daar wordt deze les geleerd; hoe behoort het dan niet te zijn, waar het de Kerken en zooals u dat noemt de Heilige Godgeleerdheid betreft.

In De Wachter van 3 September schrijft u eenige onjuistheden, die zeker niet aan kwaad opzet te wijten zijn, en wanneer ik u verzoek dit te herstellen door plaatsing dezer regelen, kan ik zeker op uwe medewerking rekenen.

Ie. «Wat gij geeft in collecten, contribution, giften of legaten aan de School, wordt uitsluitend gebruikt voor de opleiding tot Dienaren des Woords. Zijn er meer faculteiten, dan beantwoordt de bijdrage niet altijd aan de bedoeling van den gever. Want wat hij aan ééne faculteit toedacht, wordt voor een andere besteed, omdat alles in één algèmeene kas komt, en gegeven aan de faculteit die er de meeste behoefte aan heeft".

Inderdaad, Mijnheer de Redacteur, hier is misverstand in 't spel. Zeer nauwkeurig worden de collecten door de Kerken voor de Theologische Faculteit aan de Vrije Universiteit uitsluitend voor dat doel verantwoerd, geboekt en besteed.

Ter verklaring daarvan het volgende: Aan de Theologische faculteit der Vriye Universiteit zijn verbonden 4 hoogleeraren alleen voor deze faculteit, en 2 die tevens onderwijs geven in de litterarische faculteit. Nu laat ik in het midden, in hoeverre dat onderwijs in de litterarische facuheit nog voor de studie der Heilige Godgeleerdheid dient en dus nog de beide Professoren, de HH. Dr. J. en R. H. Woltjer voor een deel op rekening van de wat u noemt «opleiding" voor aanstaande leeraren der Kerken komen.

Rekenkunstig komt het vraagstuk dus zoo te staan, dat minst genomen voor Hoogleeraren in de faculteit der Godgeleerdheid moet worden betaald 4 plus 2/2 is 5 maal het honorarium van een hoogleeraar.

Stel nu die salarissen maar op f 4S00.—, dan moet er jaarlijks worden betaald 5 Xf 4500.— is f 22500.—.

In het laatste jaar werd aan collecten ont^ vangen de som van f 16457.531/3, zoodat duS uit de overige inkomsten der vereeniging aan de Theologische faculteit werd betaald ƒ 6043.961/3. .

Gij zult zelf erkennen, dat er veel meer voor deze faculteit moet worden betaald, omdat ik niets anders dan salarissen heb genoemd en geen andere kosten aan huur, verwarming enz. in rekening heb gebracht, en dan zien, dat geen cent voor de Theologische faculteit bestemd, voor een andere faculteit wordt besteed.

In de tweede plaats verzoek ik u in uw blad op te nemen een kantteekening op hetgeen door u geschreven wordt onder het hoofd : Vragenbus.

„Vroeger las men nu en dan in onze bladen woorden van ernstige afkeuring over den arbeid van die Studiefondsen: dat liep verkeerd, dat was niet kerkelijk. De resultaten hebben echter reeds anderen aangespoord, om voor de Uni versiteit hetzelfde te doen. De heeren schijnen dus met die - gedachte verzoend te zijn. Wel een bewijs, dat de beslissingen vroeger niet voortkwamen uit een beginsel, maar veeleer uit de vrees, dat de School der Kerken meer studenten zou krijgen dan de School der Vereeniging".

Nu laat ik in het midden of dit stuk onder vragenbus behoort; vermoedelijk is door u verzuimd om vooraf te schrijven: „Men vraagt ons naar de beteekenis der Theologische schooldagen". Ook ga ik niet in op de vraag of de Studie fondsen, di« hun ontvangsten niet storten inde „kas van de deputaten voor Art. 19 K. O." en ook niet bij den penningmeester van het „Studiefonds Theologische School", maar zelf candidaten oproepen, keuren en financieelen steun verkenen, niet een klein beetje buiten de Kerken en de School om handelen, ja, wel zoowat doen „wat der Kerken is".

Ik maak echter groot bezwaar tegen uwe voorsteUing alsof het verzamelen van gelden voor het Studiefonds voortkomt uit de vrees „dat de School der Kerken" meer studenten zou krijgen dan de School der Vereeniging" Ik doe dat op de volgende gronden:

Ie. Het Studiefonds aan de Vrije Universiteit bestaat reeds van de oprichting der Vrije Universiteit af.

2e. De behartiging der belangen van dit fonds werd jaren lang toevertrouwd aan wijlen Prof. Dr. A. H. de Hartog, door wien op onderscheidene plaatsen in ons land „halve-stuiversvereenigingen" zijn opgericht, waarvan er nu nog bestaan.

3e. Worden uit dit fonds niet alleen studenten in de Theologie financieel gesteund, maar ook die voor de Rechten en Letteren en Medicijnen zijn ingeschreven, ja, bij eene nauwkeu rign berekening zou wellicht blijken, dat in verhouding het aantal der laatsteu gemiddeld grooter is dan van de eersten.

4e. Dat de arbeid van wijlen Dr. A. H. de Hartog onder 2 genoemd, nu wordt voortgezet door het Studenten-Studiefonds, juist omdat het gelden verzamelt onder de vrienden der Vrije Universiteit, die gelden niet naar eigen inzicht besteedt geen personen naar keuze van het fonds ondersteunt, maar eens per jaar bepaalt, welke som der ontvangen .gelden" zal gestort worden in de kas van het Studiefonds der Vrije Universiteit.

Gij zoudt mij ook wel gelooven wanneer ik dit zonder nader bewijs beweer, maar ter controleéring verwijs ik u naar de verantwoording in de Heraut^ waar u o. m. twee „hoofden" vindt, n.l. het Studiefonds, waarop alles verantwoord wordt wat rechtstreeks aan den penningmeester wordt gezonden, terwijl onder Studenten-Studiefonds vermeld staat alles wat door dit fonds (a deposito) tegen een bepaalde rente wordt gestort, om dan eens per jaar een deel der ontvangen gelden aan het eerste fonds over te dragen.

Gij zult mij zeer verplichten. Mijnheer de Redacteur, met deze regelen in uw blad op te nemen, ook omdat ik er persoonlijk bij betrok ken ben. Gij weet wel, dat ik met groote nauwgezetheid De Wachter lees, en dat ik mij wel eens verstout om met u te verschillen, waar het betreft bijv. het onderscheid tusschen de algemeene Christelijke Kerk en de Gereformeerde Kerken van Nederland, en dat ik ook niet geheel instem met hetgeen door u wordt geschreven over de geschiedenis en het recht der Universiteits-Stichting. Maar daarover schreef ik u persoonlijk.

Nu echter geldt het mijn naam als administrateur, ja, meer nog, dien van de directeuren.

Immers, is uwe bewering juist, dan draaien directeuren de Kerken een rad voor de oogen en zou ik bij deze cijfergoocheling mijne diensten verkenen. Nu kan ik het wel lijden, dat men mij als »Theoloog" of als «historicus" niet voor vol aanziet, maar op mijn naam als nauwkeurig en trouw administrateur stel ik grooten prijs. Want, men zegt, dat Philippensen IV:5 ook kan gelezen worden als: we nauwkeurigheid zij allen menschen bekend. Ik geloof, dat dit voor administrateurs geschreven is, maar Theologen en Historici er ook eens aan moeten denken.

Hoogachtend,

Uw dw. dienaar en broeder JAC. VAN OVERSTEEG.

Amsterdam 16 September 1915.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen