GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De rechtspositie onzer predikanten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De rechtspositie onzer predikanten.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van het feit, dat de heer O. Casimier, vroeger predikant bij de Gereformeerde Kerken, maar door de Classis Grootegast uit zijn ambt ontzet »wegens trouwelooze verlating van zijn dienst« nu langs rechterlijken weg zijn aanspraken zal doen gelden op een jaargeld, dat door de Synode hem werd toegekend, maar dat de Classis weigerde hem uit te betalen, wordt in een onzer politieke bladen geschreven, dat vrucht van dit proces zal kunnen zijn, dat »eens duidelijk aan het licht trede wat de rechtspositie van een predikant bij eene Gereformeerde Kerk« is.

Nu stellen we op den goeden naam van onze Kerken prijs, en wanneer niet in een liberaal, maar in een Anti-revolutionair dagblad de voorstelling wordtgegeven, alsof eerst door een proces van den wereldlijken rechter zou moeten blijken, wat de rechtspositie onzer predikanten • is, dan meenen we, dat een woord van protest niet achterwege mag blijven. Te meer, waar ook in sommige kerkelijke bladen een niet geheel juiste voorstelling van deze zaak wordt gegeven.

De rechtspositie onzer predikanten is in de Kerkenordé, waaronder we leven, volkomen afdoende geregeld. In Artikel LXXIX wordt bepaald, dat een predikant alleen door het oordeel der Classis van zijn ambt kan ontzet worden en onze Kerkenordé I wijst dus aan, welke rechter alleen bevoegd is het vonnis uit te spreken. En voorts worden in Artikel LXXX aangegeven »welke zonden waardig zijn met opschorting of afzetting van den dienst gestraft te worden", zoodat de Classis niet willekeurig kan te werk gaan, maar de bedoelde straf alleen kan uitspreken, wanneer een van de in Artikel LXXX genoemde »zonden« door den aangeklaagde is begaan.

Natuurlijk bestaat de mogelijkheid, gelijk dit bij elke rechtspraak het geval is, dat de rechter bij het constateeren van de overtreding zich vergist of een naar verhouding te zware straf uitspreekt, In dat geval kent Art. XXXI hem, die door de uitspraak der Classis zich verongelijkt acht, het recht toe om zich te beroepen op een «meerdere ' vergadering*, en hij kan dit appel voorzetten tot de Generale Synode toe. Eerst wanneer deze uitspraak heeft gedaan, heeft het vonnis kracht van gewijsde gekregen. Hetzelfde wat ook bij de burgerlijke strafprocedure plaats vindt, v/aar ieder zich beroepen kan op een hoogeren rechter, totdat de Hooge Raad de eindbeslissing geeft. Zelfs is de kerkelijke procedure in dit op/.icht nog veel gemakkelijker dan de burgerlijke, omdat de kerkelijke procedure niet aan zooveel formaliteiten gebonden is en ook voor den appellant geen financieele kosten medebrengt.

In welk opzicht de rechtspositie onzer predikanten dus onzeker of twijfelachtig zou wezen, is niet wel in te zien. En.althans zal een procedure voor den wereldlijken rechter over een jaargeld, door de Synode aan een voormalig predikant toegekend, maar dat de Classis weigert uit te betalen, hierover wel geen het minste licht verspreiden. Gesteld toch, dat de rechtbank de Classis veroordeelde om dit jaargeld uit te betalen, dan zou daaruit alleen blijken, dat de rechter de uitspraak der Synode handhaafde, maar niet, of de rechtbank het afzettingsvonnis zelf rechtvaardig oordeelde of niet

Natuurlijk betreuren ook wij het zeer, dat de Classis Grootegast aan het besluit der Synode geen gehoor gaf. Ze heeft daardoor gemaakt, dat deze zeer onverkwikkelijke geschiedenis weder stof van allerlei beschuldigingen tegen onze Kerken gaf. En waar het hier geen rechtsquaestie gold, maar alleen een financieele tegemoetkoming, had de Classis zich zelf en onze Kerken veel verdriet kunnen besparen, wanneer ze naar het advies der Synode gehandeld had.

Intusschen dient wel in het oog te worden gehouden, dat de vraag, of een kerkelijk vonnis, waardoor een predikant uit zijn ambt gezet is, op zich zelf billijk en rechtvaardig is, niets te maken heeft met de rechtspositie onzer predikanten in het algemeen. Bij elke rechtspraak, komen onjuiste of verkeerde vonnissen voor, zonder dat iemand daarom meent, dat jde rechtspositie der burgers twijfelachtig is. Gesteld dus zelfs, dat de classis Grootegast zich vergiste, toen zij den heer Casimier schuldig verklaarde aan trouwelooze verlating van zijn ambt, dan had de heer Casimier, door in appèl te gaan bij de meerdere vergaderingen, redres kunnen en moeten zoeken. De Kerkenordé zelf gaf hem dit rechtsmiddel aan de hand. In plaats van dit te doen, scheidde hij zich van de Gereformeerde Kerken af en werd lidmaat van de Hervormde Kerk. De mogelijkheid tot rechtsherstel werd daardoor door hem zelf afgesneden. Wie geen lid der Kerk is, kan toch niet in appèl gaan. En zelfs al zou de Synode hem éereherstel hebben willen geven, men kan iemand, die lid van een andere Kerk geworden is, niet in het predikambt bij onze Kerken herstellen ! De fout ligt dus niet aan een gebrekkige of ongenoegzame rechtsregeling in onze Kerken, maar alleen daarin, dat de heer Casirtiier van de hem geboden rechtsmiddelen geen gebruik heeft gemaakt.

Wel stelt dit droeve geval echter de vraag aan de orde, of de Kerken, wanneer zij meenen iemand uit zijn ambt te moeten ontzetten om dergelijke redenen, niet tevens maatregelen moeten nemen, om te zorgen, dat zulk een predikant niet met zjjn gezin broodeloos wordt. Natuurlijk zijn er gevallen, ' waarin het vonnis der afzetting in volle zwaarte op den betrokkene drukken moet, bijv. wanneer hij aan ergerlijke zedelijke misdrijven zich schuldig heeft gemaakt. Maar er zijn ook gevallen denkbaar, bijv. wanneer een predikant een kettersche leer drijft of wegens ongenoegen met zijn gemeente zijn dienst verlaat, waarbij het hard en onbillijk zou wezen, hem, gelijk men dit noemt, naakt aan den dijk te zetten. Voor een predikant, die uitsluitend voor de Theologie is opgeleid, is het uiterst moeilijk een andere levenspositie te vinden, vooral wanneer hij op rijper leeftijd is. In dat opzicht zou een nadere regeling dus aanbeveling verdienen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1916

De Heraut | 4 Pagina's

De rechtspositie onzer predikanten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1916

De Heraut | 4 Pagina's