GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gaarne nemen we hier over den brief, dien Dr. Van Andel aan de leden van de Gereformeerde Kerken in Noord-Holland zond:

SOLO, Sl.Juli 1917.

Aan de Leden der Gereformeerde van Noord-Heiland. Kerken

Zeer geachte Broeders en Zusters, De Kerkeraad der Zendende Kerk van Amsterdam heeft mij medegedeeld, dat aan het. Zendings­

werk te Solo geen verdere uitbreiding gegeven mag worden, die tot vermeerdering van uitgaven zOu leiden. Dit bericht heeft ons ontroerd. En waar deze mededeehng namens alle Gereformeerde Kerken van Noord-Holland en dus ook namens U gedaan is, kom ik U den grooten nood van ons zendingsveld bekend maken. Ik meen geen beter antwoord te kunnen geven dan het openleggen van de behoeften van ons zendingsveld voor U allen. Ik weet wel, dat Gij die behoeften op het hart draagt; ik weet, dat Uw liefde reeds groot is, en-dat" we voor Uw gebleken offervaardigheid den Heere mogen danken. Maar wellicht staat de nood van Solo U ni^t in volle gestalte voor oogen ; ik vrees, dat ik U geregeld te weinig op de hoogte gehouden heb an den heerlijken voortgang van het werk, zoodat de groeiende behoefte van Solo niet genoegzaam Uw liefde en offervaardigheid heeft doen groeien. Ik vraag me af, of het wel mogelijk geweest zou zijn, dat er zulk een groottekort in de kas kwam, m, a. w. of het wel mogelijk geweest zou zijn, dat Uw gaven zóó ver achterbleven bij de behoeften, indien ik U belioorlijk op de hoogte gehouden had van den geregelden, gezegenden groei van ons weik. Dan immers zou Uw blijdschap steeds grooter geworden zijn; Uw - liefde zou meegegroeid zijn; en ik vermoed, dat Uw groeiende dankbaarheid jegens den Heere zooveel mildheid zou voortgebracht hebben, dat er geen nood, geen gebrek, op den zendingsakker ware ontstaan.

De mededeeling van Amsterdam en van U, ket verbod van verdere uitbreiding, die geld kost, brengt nood, gebrek, op het zendingsveld. Er zal honger, geestelijke honger ontstaan, die niet verza igd zal kunnen worden. Ik licht dit met drie voorbeelden uit de praktijk der laatste twee dagen toe. Het treft wel bijzonder, dat deze sprekende voorbeelden juist ielen in de dagen, waarin de brief van Amsterdam kwam.

Gisteren werd ons overgebt-acht het verzoek om nader onderricht in den Christelijken godsdienst van een man uit Batoeretno, een dorp, twee dagreizen van Solo, ver in bc* Zuidergebergte. Hij had zich bereid verklaard, ook anderen in zijn uis te noodigen om dat onderricht bij te wonen.

Indien ik een helper daarheen zend, heeft hij heen en terug vier dngen tg reizen. Al zend ik hem slechts eens f er maand, dan is hij daarmee een week kwijt. Zulk een tocht kOst aan reiskosten en loon op zijn voordetligst tien gulden. Mag ik aan dit verzoek voldoen, liroeders en Zusters in Noord-Holland? Of moet ik dien man laten weten: we kunnen U niet helpen, want erisinNoord-Holland geen geld om aan U en Uw dorpsgenooten den weg naar den hemel te wijzen ?

Eergisteren kwam het verzoek, een helper te zenden naar een dorp in het oostelijkst deel van Solo, zes uur gaans voorbij Karang-Pandan (dat reeds 27 kilometer ten Oosten van Solo ligt en niet met een publiek vervoermiddel te bereiken is).

De mededeeling was er bij, dat, meerderen daar naar onderwijs verlangen. De reis naar Karang-Pandan kost op goedkoope Javanenmanier een rijksdaalder. Al gaat nu de helper de andere zes uur ie voet langs de bergwegen, dan kost de reis toch heen en terug met zijn loon voor een week weer tien gulden. Al gaat hij maar eenmaal per maand, deze uitbreiding van werk kost dan tóch tien gulden per maand. Mag ik weigeren ? Mag ik zeggen: er is geen geld om aan de menschen van dat dorp den weg naar den hemel te wijzen ?

In Karang-Pandan woont een ijverig Christen, een Chinees. Hij is de eersteling van Karang-Pandan, gewonnen door de Bijbelcolportage. Eer­

Pandan, gewonnen door de Bijbelcolportage. Eergisteren vroeg hij, of ik niet eens een colporteur naar Karang-Pandan kon zenden; dan zou hij met hem samen in de naburige dorpen het Evangelie gaan verkondigen. Die Christen-chinees krijgt dan alleen vergoeding van zijn onkosten. Maar zoo'n colportage-tocht brengt toch licht tien gulden aan onkosten mee. En als er dan door Gods goedheid belangstelling in die dorpen ontwaken mocht, dan eerst komen recht de groote kosten voor geregeld onderricht. Moet ik den ijver van onzen Chineeschen broeder maar temperen, en zeggen: er is geen geld om aan de zaligheid - van de menschen in uw streek te arbeiden ?

Ik stel U deze vragen, al meen ik Uw antwoord wtl te weten. Ik ken gelukkig vele Broeders en Zusters in Noord-Holland, zelfs zeer vele. In deze maand ontving ik nog een treffend blijk van groote liefde tot ons werk in een gift van f650. Deze gift was bestemd voor een nieuwen post. Heden verhuist een helper naar onzen nieuwen post Pedan. Daar wordt een der drie grootste weekmarkten van de Vorstenlanden gehouden. Vele duizenden uit het Zuiderland van Solo komen daar lederen marktdag, d. i. om de vijf dagen. Mijn hart is vervuld met zorg over de mogelijkheid, dat er in het moeilijk bereisbaar Zuiderland belangstelling zal ontwaken, en dat er om geregeld onderwijs zal worden gevraagd.

Als ik mij riiet ten eenenmale vergis in Uw liefde tot ons werk, dan kan ik zelf wel Uw antwoord geven op mijn vragen. Indien ik in dergelijke gevallen als ik boven noemde zou antwoorden: »de Gereformeerden in Noord-Holland hebben het geld niet om in uw geestelijken nood te voorzien , en indien ik dit later aan U zou mededeelen, o, ik ben overtuigd, dat Gij tot irfij zoudt zeggen: »gij hebt ons miskend, gij hebt onze liefde onderschat, gij hebt ons beschaamd gemaakt voor God en onzen Heiland en voor Zijn Engelen, want wij hebben liefde genoeg en als het moet ook geld genoeg om aan die heilbegeerigen den weg des levens te doen wijzen ; ons verlangen naar hun zaligheid is groot genoeg om ons bereid te maken de kosten van het Evangelie-werk te dragen«.

Voordat ik durf besluiten, ' verzoeken van zoekende zielen af te wijzen, wil ik eerst het duidelijk antwoord vgn U hebben, dat Gij dit van mij verlangt. Al zou de teleurstelling voor mij ook groot zijn, ik wil eerst in klare woorden van U hooren, dat ik me in Uvv liefde en offervaardigheid vergist heb. En ik vertrouw, dat Uw antwoord, vol geloof en liefde, zal zijn : j.predik het Evangelie aan allen, die het willen hooren'.

Ik begrijp, heel goed. Broeders en Zusters, dat de moeilijke levensomstandigheden in Holland de zendingskas tijdelijk hebben doen kwijnen. Het is billijk, dat ook wij hier in Indië ons met verhoogden ijver inspannen om de kosten te helpen dragen. Ik heb aanstonds een vergaderiïig liitgeschreven van de vijf Gereformeerde gezinnen en personen in Solo om dezen geldelijken nood te bespreken; een hun'^er, die geregeld f20. der maand bijdraagt, beloofde een extra-gift van f 100.— ; een ander verhoogde zijn maandelijksche bijdrage van tien tot vijf en twintig gulden. De anderen drie zullen in die richting wel volgen.

Op de eerstvolgende vergadering der Inlandsche Christenen hoop ik den nood van ons werk te bespreken. De Javaansche en Chineesche Christenen dragen reeds mild bij; ik zal ze vragen nóg milder bij te.dragen, en ik twijfel niet, of dit verzoek zal een gunstig gehoor vinden.

Aan broeders en zusters buiten Solo hoop ik ook a hulp te vragen, en ben .daarmee reeds begonnen. Er is in Indië veel liefde voor de Zending, en Solo deelt in die liefde niet in de laatste plaats. Er zijn reeds drie Broeders buiten Solo, die elk een colporteur onderhouden en daartoe elk f 180 per jaar bijdragen. Blijkt daarin niet een verras­ g sende mildheid ? De Christenen in Indië staan bij 3 die in Holland zeker niet achter in 'liefde tot de Z Zejiding. Er zullen hier nog wel meerderen zijn, S die in dezelfde gulle milde mate onzen nood zullen helpen verlichten. g

Maar onder de Christenen, wier hulp ik verwacht, st^at Gij toch op de eerste plaats. Gij hebt van oude jaren liefde voor Solo gekoesterd en herhaaldelijk tevergeefs om opening voor de Zending gevraagd. Ciroot was' Uw vreugde, toen' Solo voor het Evangelie werd opengesteld. Ook de Kerken van Zeeland begeerden Solo als zendingsterrein, maar aan U werd het toegewezen om Uw oude banden aan Solo. Gij hebt onder biddend opzien de verantwoordelijkheid voor het werk op U genomen. Gij hebt mij uitgezonden en b'eloofd de geldelijke lasten te dragen. En Gij hebt ons werk steeds zóó mild gesteund en zooveel liefde daarvoor getoond, dat ik nog veel rhéér van U durf verwachten.

In 1918 zullen, zoo de Heere wil, in Solo arbeiden : zes helpers tot den Dienst des Woords, terwijl drie op de School van Ds. Bakker zijn; elf Javaansche onderwijzers; negen colporteurs en een bezoekzuster; één jonge man, die de krankenkamer verzorgt. Tezamen 31 werkkrachten. En telkens komen aan alle kanten krachten tekort. Zóó rijk zegent ons de Heere. Hij opent de deuren en de harten, en geeft meer gelegenheden dan wij met inspanning aller' krachten kunnen waarnemen.

Naar het groeiend aantal gelegenheden moet het aantal helpers zich uitbreiden. Hun wérk kost veel, kost van jaar tot jaar meer. Zullen we nu klagen over den zegen, waarom we gebeden hebben ? Een Christen klaagt toch niet over de verhooring van zijn gebed ?

Indien ons een ramp overkwam, gelijk herhaaldelijk Soemba trof, zouden Uw gaven ongetwijfeld mildelijk vloeien. En nu ons een zegen overkomt, zullen, ze immers niet achterwege blijven? Wie de geldelijke gevolgen van Gods beproevingen gewillig zou dragen, zal de geldelijke gevolgerl van Gods zegeningen gewillig dragen. Zelfs met blijdschap.

Het is te verwachten, dat de verzoeken om nader onderricht steeds grooter in aantal zullen worden. Er zijn te Solo in vijfjaar tiji.s 80.000 - i-ijbelgedeelten en andere Christeliike boeken verkocht. Maandelijks worden 10.000 exemplaren van ht t Christelijk javaansch maandblad versprëi'd. Die zaadkorrelen beginnen vrucht te dragen. Telkens komt van hier en daar, soms van moeilijk bereikbare plaatstn, het verzoek om onderwijs. Voor het Evangelie is geen plaats te ongelegen, geen reis te ver of te kostbaar. Ue zaligheid is meer waard dan het beetje geld, dat het onderwijs in den weg ter zaligheid kost. Trouwens, de landman zaait niet om den oogst op den akker te laten verrotten; vooral niet een zoo kostbare oogst als die des Evangelies.

Ik weet niet, of de zendende Kerft te Amsterdam U zal vragen een extra-collecte om het groot tekort te dekken, en tevens een verhooging van Uw geregelde bijdrage om den groei van het werk geldelijk bij te houden." Ik heb eenige hoop, dat Uw liefde U dringen zal om deze dingen ongevraagd te doen.

Zulk een uiting van Uw liefde zou voorzeker een bizondere zegen zijn voor de zendende Kerk en voor ons; zij zou ook een bizondere zegen zijn voor allen in Solo, die door Uw meerdere inspanning, den Heere Jezus als hun Zaligmaker zullen ieeren kennen; en ik denk, dat zulk een uiting vaij Uw liefde ook een bizondere "zegen zou zijn voor Uzelven, voor Uw eigen geestelijk leven, omdat de werkzaamheid der liefde de liefde grooter en sterker en heerlijker maakt.

Hoogachtend, na hartelijke groeten, Uw dienstw. broeder,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's