GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VELERLEI WEGEN.

XXIV.

BEZOEK.

Hiermee eindigde het gesprek. Het gevraagde antwoord heb ik wel gekregen, maar eerst veel later. Bevredigd heeft het mij niet. Er is vroeger wel wat gedaan, maar veel te weinig. De kooplui die op de Oost handelden en veel macht bezaten, dachten meer aan geld verdienen dan aan ijveren voor de prediking van het Evangelie. Zoo is het werk in de zeventiende eeuw wel opgevat, maar later traag of niet voortgezet Ik dacht na ook aan wat ik gelezeniiad eenige jaren geleden, in de boeken van den Zntphenschen predikant Martinet, wiens werken toen nog gezocht waren. In zijn «Historie der wereldc spreekt hij ook over de Zending in onze Oost, en wijst dan op de vele bezwaren die voor predikers verbonden zijn aan de EvangeÜeverkondiging in Indië. Deze bezwaren, zegt hij, houden vele jongelui terug van uit te gaan.

Hoe het zij, het ging mij ook nu weer als vroeger. Het behaagde den Heere juist den omgang en de gesprekken met ongeloovigen te gebruiken om mij die nog wankelde, vast te maken in 't geloof, mij voor altijd te voeren op den smallen weg, die ten leven leidt. Door het verkeerde dat ik ho«rde en zag, leerde ik het goede te onderscheiden en te waardeeren. Ik geleek den man uit de fabel die zegt: ook de kfraden kunnen mij nut doen, wijl ze mij toonen hoe ik niét moet zijn, en mij zoo voor verkeerde paden waarschuwen. Ik voelde meer en meer, dat de vreeze des Heeren het beginsel der wijsheid is, en dat ik wél gedaan had die te verkiezen.

Op een morgen kort daarna, wüde ik mij, na eerst de huishoudster allerlei te hebben gezegd, juist weer naar de ziekenkamer begeven toen ik in de verte door het open venster een rijtuigje ontdekte, ook wel «karretje" gSheeten. Daar de groote weg hoe mooi ook toen nog weinig gebruikt werd. trok al wat voorbijging de aandacht. Zoo ook nu.

Het lichte Voertuigje naderde snel. 't Zou weldra bij ons huis zijn. Doch ik moest nu naar den zieke. Even daarna reeds echter hoorde ik het gedruis van wielen, ea hield het wagentje voor onze deur stil. Door het venster kon ik dat zien. Een jong, net gekleed heer sprong er vlug uit en wandelde het voetpad op dat naar de huisdeur leidde, die reeds door een bediende geopend was. Een oogenblik ater kwam deze mij zeggen, dat iemand gekoen was om mij te spreken.

Ik ging naar de huiskamer, en stond een oogenblik later tegenover onzen bezoeker. Hij scheen een man van een jaar of dertig meteen flink, innemend voorkomen. Zijn kleeding was eenvoudig, maar toonde zekere deftigheid die hier ongewoon was, en mij onmideüijk deed vermoedfn met wien ik te doen had. Het was namelijk niemand anders dan de prediker die een half uur ver woonde, en wien ook ons huis . en het schoolgebouw toebehoorden. Hij had, '*^ zoo zei hij, zich de vrijheid veroorloofd eens kennis te komen maken, en te zien of hij iets voor ons kon doen. Voor alles wenschte hij gaarne mijnheer Jansens te ontmoeten.

Ik bracht hem waar hij wezen wilde, en wou mij verwijderen toen mijnheer Jansens mij een wenk gaf te blijven.

De prediker was blijkbaar gewoon om ook met menschen uit hoogen stand om te gaan. Hij sprak zeer beschaafd, en het kwam mij voor dat hij een man was van kennis en ontwikkeling moest zijn. Zeer belangstellend vroeg hij hoe de zieke het maakte, en deelde mee dat hij ook zelf in de geneeskunde had gestudeerd om de inlanders te kunnen helpen. «Ik zou" zoo zei hij, «ook u gaarne van dienst zijn, maar wij wonen wat ver uiteen voor een man die het zeer druk heeft. Ik heb trouwens gezorgd dat er hier goede geneeskundige hulp voor u was."

»Dat heb ik besi> eurd", was het antwoord, «maar wist niet dat ik het dankte aan uw tusschenkomst. Zeer verplicht. Maar nu moet u mij toch eens vertellen, waarmee u het hier zoo druk hebt, als de vraag ten minste niet onbescheiden is." v

»O neen. Er zijn eiken dag zieken te behandelen, 't zij dat ze bij mij komen, of ik bij hen. erder heb ik het Evangelie eenige malen er

week te prediken in ons kerkje en ook de heidenen op te zoeken in hun woningen als dat kan. In allerlei dingen wordt onze raad en hulp gevraagd. Daarbij moet ik toezicht houden op de school en zooveel meer, brievenschrijven en studeeren. Maar genoeg. Als u lust hebt, kom het eens zien, "

»Ik had nooit gedacht dat een zendeling — want dat zijt u, begrijp ik — het druk kon hebben. Maar nu is het klaar, 't Kon ruim betaald worden en toch hoor ik dat u geen...."

»Laat ons daarover zwijgen, mijnheer. Ik heb geen loon van menschen noodig. En het genadeloon des Heeren wacht mij, zoo ik vertrouwen mag, straks bij God."

»En vlot het werk nog al ? "

»Wij, hebben alle reden om God te danken voor den zegen dien Hij schenkt. Toch kon het, naar den mensch gesproken, nog veel beter gaan indien de Europeanen die Christenen heeten althans meer meewerkten. Nu doen zij dikwijls juist andersom, en dit maakt dat de inlander ons werk niej vertrouwt."

»Hoe dan? Wat kan het den Javaan schelen, of wij Christenen zijn of wat anders. Wat heeft hij eigenlijk zelf voor godsdienst? "

»Ja, een wonderlijk mengsel van het oude Heidendom en het Mahomedanisme, dat later kwam. Maar de Javaan houdt er aan vast, en neemt zijn godsdienst getrouw waar. Daarentegen toonen de Europeanen hier, dat zij geen 'godsdienst hebben. Zij bemoeien er zich nooit mee, komen in kerk noch kluis, denken aaü God noch Zijn gebod, leven maar al te vaak ruw «n ontuchtig. In één wooid, zij geven een zeer slecht voorbeeld, en de inlanders gevoelen weinig lust tot een godsdienst waar zijn belijders zelf zoo weinig om geven. Dat heb ik in mijn werk vaak ondervonden; soms waren zoo genaamde Christenen mijn ergste tegenstanders." Ik zag dat mijnheer Jansens bij die woorden een onaangenamen trek op zijn gezicht kreeg, en ik begreep dat, en ook dat hij het gesprek op iets anders wou brengen door te vragen hoe het zijn gast hier beviel.

»O heel best" was het antwoord, »maar magik u die zelfde vraag doen ? Want u zijt voor uw gezondheid hier gekomen".

»Dan geef ik ook hetzelfde antwoord: heel best. Maar overigens begin ik van het reizen en trekken genoeg te krijgen. Op mijn jaren gaat het toch niet meer. Ik verlang terug naar Nederland, waar ik, zooals het spreekwoord zegt, stilte, rust en warmte hebben kan".

»Hier toch ook", zei de bezoeker. »En daarbij zijn wij toch eigenlijk altijd op reis".

Mijnheer Jansens scheen dat niet te begrijpen. »Ik voor mij althans gelukkig niet", sprak hij. »Een mensch weet nooit hoe hij het vinden zal als hij aankomt".

»Ogelukkig is het maar al te dikwijls zoo, ook voor de groote reis waar ik op doel; de levensreis".

»O, nu begrijp ik het. Ja wie zal zeggen waar die op uitloopt ? "

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 april 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 april 1918

De Heraut | 4 Pagina's