GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VELERLEI WEGEN.

XXXIII.

NIEUWE VRIENDEN.

Nu zei Reinier, «dat is» alles goed en wel, maar als ik mij niet vergis, zijn de menschen die over zulke dingen veel denken en spreken, meestal somber en droog. Ik heb enkele lieden gekend, die voor vroom doorgingen. Zij trokken mij volstrekt niet aan. Het scheen bij hen wel zonde te zijn eens te lachen, en vroolijk te wezen.

Beste vriend», sprak de oude heer, «als ge zoo oud moogt worden als ik en de wereld en de menschen lecht kent, zult ge begrijpen hoe ieder, die denkt ernstig en vaak bedroefd wordt. Doch dat sluit toch de vroolijkheid niet buiten, ook niet bij de vromen.

Karel was te beleefd om tegen te spreken, maar hij haalde toch even de schouders op.

De vromen», vervolgde de oude heer, «hebben een gelukkige heerlijke toekomst voor zich, en dat is steeds een oorzaak van ware vroolijkheid, ook al bespeurt men die niet uit dolle pret, uit brasserij en dronkenschap, uit zondig vermaak. Zij die God niet kennen hebben zulk een hocJp op de toekomst niet, en daarom is hun vreugd de rechte niet wijl zij altijd moeten vreezen, dat hun blijdschap in droefheid zal verkeeren. Het komt bij alles op het einde aan.

U doet mij denken» zei Reinier, «aan wat ik eens hoorde in een gesprek van twee sjouwers op onze .booten. De een zei: Ik ben arm en ik wou dat ik het niet was. Och, wat. arm, zei toen de ander. De duivel is arm, want die heeft geen vooruitzichten«Ik heb» was het antwoord, «die uitdrukking ook wel gehoord.

Ze is wat ruw maar treffend waar. Ik heb, moet ^e weten, veel gereisd. Zoo ben ik ook meermalen geweest in de goudmijnen van Amerika. Daar trof ik onder anderen een man aan, die den ganschen dag werkte en zwoegde om goud te delven. Hij zag er moe en mager uit, maar was toch opgeruimd en vol moed. Toen ik hem vroeg hoe hij zulk een leven kon verkiezen antwoordde hij: wel over zes maanden, als alles goed gaat, is het hier uit; dan ben ik rijk en keer naar Europa terug. Zoo hielp het blij vooruizicht van de toekomst hem over alle bezwaren van het heden heen.

Maar ik heb het ook anders bijgewoond", ging de spreker voort. »Ik vertoefde voor een l> oos in Zwitserland. Mijn huiswaard was in vroolijke stemming, wijl hij bericht had gekregen dat hem een tamelijk groote erfenis was ten deel gevallen. Doch op zekeren morgen trof ik hem aan, heel somber en verdrietig. Hij had nameüjk een brief ontvangen, dat een neefhem^ die erfenis betwistte, en dien avond komen zou, om er over te spreken.

Hem was alle vreugd nu bedorven door het droef vooruitzicht van twist en verlies, waartoe het dan ook werkelijk gekomen is. En zoo gaat l^et altijd. Velen voelen dit ook wel, en daarom verdiepen zij zich in de dingen van dit leven, alsof zij hier eeuwig blijven zouden. Toch weten we allen wel anders. Wij zijn op reis, en moeten dus niet doen alsof wij thuis waren. Hoe lang de reis zal duren weten wij niet, en kunnen wij niet weten. Maar waarheen wij gaan dat behoeft, Gode zij dank, ons niet verborgen te blijven. De vromen, waar gij van spraakt, weten dat zij, als hun aardsche huis verbroken wordt, een ander hebben, niet met handen gemaakt, maar ecuwig in de hemelen. En de oavromen, om ze zoo eens te noemen, die niet weten waar zij heengaan, vreezen heimelijk voor de toekomst, en spreken er liefst niet over”.

Karel gevoelde dat er waarheid in die woorden lag, hoe weinig zij hem ook behaagden. Hij verlangde naar het einde van het gesprek. Zijn wensch werd vervuld, toen de oude heer hem vriendelijk uitnoodigde even mee naar huis te gaan. »Ge kunt dan" voegde hij er glimlachend bij »eens kennis maken met de zangster wier lied u onlangs hier zoo aangenaam was”.

De oude heer ging den jonkman voor naar het huis, en bracht hem in een eenvoudig, maar deftig gemeubelde huiskamer. Een bejaarde dame zat in een leunstoel, bezig met een handwerkje. Zij groette den binnentredende vriendelijk, en heette Reinier, nadat hij door den gastheer was voorgesteld hartelijk welkom. En nu volgde een aangenaam en levendig gesprek, waarin ook de dame druk deel nam en men wederzijds de een omtrent den ander iets meer te weten kwam.

Zoo vernam Karel onder meer, dat de oude heer Winter heette. Hij had reeds in zijn jeugd Nederland verlaten, om met zijn ouders naar Java te gaan; Vroeg was hij bestemd geworden om te gaan reizen voor de groote handelszaak, waar zijn vader aan verbonden was. Zoo had de jonge Winter goede gelegenheid de wereld te zien en hij maakte daar kostelijk gebruik van. Werkend voor de zaak, deed hij tegehjk winst op voor zich zelf, winst voor zijn geest en hart, winst ook voor zijn eeuwig heil.

Vooreerst echter ging het anders gelijk Karel later hoorde.

Onze jonge - reiziger kwam in aanraking met allerlei menschen, waarvan verreweg de meesten zich om God en Zijn gebod weinig of in 't geheel niet bekommerden, als zij maar goede winsten konden maken. Winter bespeurde dit zeer goed en ook welk een lichtzinnig, eigenlijk goddeloos leven werd geleid door niet weinigen dergenen met wie hij zaken moest afdoen. Nu trekt onze zondige natuur altoos tot het verkeerde. Geen wonder dat het den jonkman evenzoo ging. Allengs vergat hij wat zijn vrome ouders hem steeds hadden voorgehouden, de lessen en vermaningen, die zij hem haddenmeegegeven toen hij vertrok. Gelukkig dat zijn ouders hem niet vergaten in hun gebeden en: bovenal dat Gods oog over hun kind waakte.

Zoo bracht Winter eenig jaren door, oppassend en nauwgezet wat de zaken betreft, maar levend' voor de wereld alleen en een »vroolijke baas", die allerlei genoegens najaagde, liefst onder de wereldsche vrienden verkeerde die hij overal won, en zich om hooger dingen niet bekommerde.

Twee dingen had de jonkman toen hij wegreisde zijn moeder moeten beloven. Het eerste was, dat hij eiken dag minstens een paar verzen zou lezen2in den Bijbel, dien zij hem meegaf. Het andere dat hij zoo mogelijk des Zondags een kerkdienst zou bijwonen.

De vervulling van die opdracht werd hem: mettertijd lastig. Doch hij hield zijn woord, al was het dan ook dat hij zich bepaalde letterlijk P tot een paar verzen. - Want de lust ontbrak. Bij s het kerkgaan was het al even zoo. Doorgaans ( koos hij voor zitplaats een hoekje, waarin men V gemakkelijk rusten kon en van weinigen gezien. ( Dat zulk een plaats veelal minder geschikt was S om den leeraar goed te hoeren, deed er minder p toe. Hij was toch in de kerk geweest. Overigens D verveelde hij zich op zijn reizen des Zondags dikwijls geducht. Zaken doen ging op dien dag niet. Vermakelijkheden waren er minder dan in de week, en bovendien voelde hij nog altijd bezwaar om den dag des Heeren in wereldsche vermakelijkheden door te brengen. Ook hij ervoer wat het versje zegt:

Wat geleerd werd in de jeugd Houdt in later tijd nog deugd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juli 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juli 1918

De Heraut | 4 Pagina's