GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De inaugureele oratie van Prof. Dr. S. Goslinga.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De inaugureele oratie van Prof. Dr. S. Goslinga.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vlak voor de zomervacantie begon, trad Prof. Goslinga op, om het hem opgedragen ambt van Hoogleeraar in de Geschiedenis aan de Vrije Universiteit te aanvaarden. Hij deed dit met eea inaugureele oratie, waarin als proeve van de wijze, waarop hij de geschiedenis bezag, het beeld geteekend werd van Koning Willem I als verlicht despoot. Wie destijds het genoegen had deze inaugureele rede te hooren, werd getroffen door de juiste karakteristiek van den persoon van dezen Oranjevorst, die hoewel hij met de grootste verwachtingen in Nederland werd ingehaald, en trots de warme liefde die hij voor ons volk koesterde, door, zijn verlicht. despotisme in menig opzicht een ramp voor ons land geweest-is en wiens regeering dan ook zoo droef eindigde. Was het ons destijds onmogelijk, door het overgaan van de Heraut in verkleind formaat, deze rede nader te bespreken, deste aangenamer is het-ons dit verzuim thans g te kunnen inhalen. De oratie destijds uitgesproken ligt nu in druk voor ons en werd met tal van noten voorzien, waarin naar de bewijsplaatsen voor het in den tekst beweerde verwezen wordt. Rustige overlezing van het toenmaals gehoorde woord deed nog meer waardeeren merig fijne trek in het beeld, menige toets, - die was aangebracht en die bij het luisteren de aandacht ontgaat.

Gaarne bevelen we dan ook deze oratie aan, en we hopen, dat ieder, die voor de geschiedenis van ons land zich interesseert, haar koopen zal. Prof. Goslinga heeft niet philosophisch de beginselen aangegeven, waarnaar de geschiedenis als wetenschap moet worden opgebouwd; hij teekende ook geen project van hetgeen hij op dit gebied wilde leveren; maar hij tastte midden in de volle realiteit van het leven en greep een persoon, wiens daden voor een goed deel de jongste geschiedenis van ons land beheerscht hebben, om ons in zijn karakterteekening te laten zien, als door een lebend voorbeeld, van hoeveel belang het is, dat aan de Vrije Universiteit een katheder voor de geschiedenis is opgericht. Bij alle objectiviteit — hij merkt het zelf in den aanvang zijner oratie op — die eerste eisch voor elk historicus i«, omdat het hem te doen moet wezen om de waarheid te vinden en weer ie geven, spreekt het evenzeer van zelf, dat elk geschiedschrijver een eigen kijk op de historie, een eigen waardeering van de feiten en personen heeft. Een Roomsche zal de geschiedenis van onze worsteling met Spanje heel anders bezien dan een Protestant, een Protestant heel anders oordeelen over Luther dan een Roomsche.

Prof. Goslinga, die dit in een practisch voorbeeld wilde aatitoonen, kon wel geen gelukkiger greep doen dan door Koning Willem I tot onderwerp van zijn rede te nemen. Heel de worsteling, die ons Calvinistisch volk in de afgeloopen eeuw te voeren heeft gehad, ging in den diepsten grond tegen de dubbele erfenis, die deze Koning, wiens karakter zoo uitnemend getypeerd werd door hem onder de verlichte despoten te rangschikken, aan ons volk achterliet: de godsdienstlooze Staatsschool en de caesaropapistische organisatie der Gereformeerde Kerk. Volkomen terecht wees Prof. Goslinga aan, hoe in deze beide zoo droeve vruchten van Koning Willem's regeering éénzelfde beginsel tot üiring kwam, een beginsel, dat vloekte tegen onze volkshistorie en onzen volksaard.

De oratie is', zooals dit bij een historisch onderwerp voegt, in soberen toon gehouden. Ze bracht menige verrassende bijzonderheid aan het licht uit de eerst in lateren tijd gepubliceerde bescheiden. Ze toonde, hoe Prof. Goslinga de litteratuur over dit tijdvak geheel meester is en toch bij den rijkdom van historisch materiaal, waarover hij beschik't, de stof volkomen beheerscht. Bovenal is deze oratie wel het beste pleidooi voor het goed' recht van den strijd door Groen van Prinsterer ingezet en door onze partij na hem volgehouden tegen de droeve vrucht, die het verlicht despotisme van Koning Willem I voor ons volk achterliet.

Onze dissertaties.

Gemeenlijk maken we geen melding van den lof, die door deskundigen buiten onzen kring traande en wier oordeel ook zeker niet door voorliefde voor de Vrije Universiteit beïnvloed is, aan de proefschriften wordt toegezwaaid, die door onze jonge doctoren zijn geschreven., Toclj moge een enkel maal hierop een uitzondering gemaakt worden. Verleden jaar promoveerde aan de Vrije Universiteit tot Meester in de Rechten de heer H. Dooijeweerd Hzn. met een dissertatie over > De Ministerraad in het Nederlandsche Staatsrecht". Ongeveer tegelijkertijd behandelde aan de Leidsche Hoogeschool de heer C. van Raalte in zijn proefschrift een dergelijk onderwerp n.l. > De Minister-President". In het , , Weekblad van het Recht" van 9 September 1918 komt thans van de hand des heeren Limburg een uitvoerige recensie van deze beide proefschriften voor. Beide dissertaties, verklaart de heer Limburg, mogen 4bt de goede gerekend worden. En daarop laat hij volgen. »Het werk van den heer Dooijeweerd is van grootscher kaliber dan dat van zijn Leidschen tijdgenoot, die zich bepaalde tot een onderdeel van het leerstuk omtrent den ministerraad, het minister-presidentschap, waarover de heer D. slechts terloops spreekt. De heer Dooijeweerd behandelt èn historisch èn dogmatisch het karakter van den Ministerraad. Hij heeft dat gedaan met zoo groote volledigheid en rijpheid van oordeel en bronnenstudie, dat deze eerste proeve een uitstekende mag worden ge­noemd. Voorwaar, daar wordt aan de Vrije Universiteit duchtig gewerkt". Ook in de verdere bespreking van dit proefschrift wordt nog de »gropter nauwgezetheid en scherpzinnigheid* van den schrijver vermeld en lof aan zijn arbeid toegekend.

Een dergelijke recensie van een zoo gezaghebbend beoordeelaar is zeker een eere voor den jongen doctcr; ze is het ook voor' onze Hoogeschool, die zulke leerlingen kweekt. Want de lof geldt niet alleen den heer Dooijeweerd; de indruk van den recensent is, dat aan de Vrije Universiteit de studie niet achter staat bij die^aan onze Rijksuniversiteiten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1918

De Heraut | 4 Pagina's

De inaugureele oratie van Prof. Dr. S. Goslinga.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1918

De Heraut | 4 Pagina's