GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het houden van een

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het houden van een

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aitisterdam, 2 October 1918.

Het houden van een boete-en bededag is door onze Kf^rken altoos beschouwd als een buitengewone maatregel, die alleen dan gewettigd was, wanneer bijzondere zwarigheden, zooals oorlog, pestilentie, hongersnood, zware vervolging der Kerk of dergelijke rampen het volk troffen. Maar ook al kan niet gezpgd worden, dat reeds een dezer rampen ons volk getroffen heeft, toch is het wel te verstaan, dat de Classis 's-Gravenhage wederom gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, door de Generale Synode haar verleend, om een algemeenen boete-en bededag uit te schrijven en we twijfelen dan ook niet, of in elk onzer Kerken is op den j.l. Zondag aan die oproeping voldaan.

Op het oorlogsterrein nadert al meer de beslissende crisis, die ook voor ons land zoo ernstige gevaren meebrengen kan. Het Duitsche leger wijkt voor de overmacht der Ententelegers stap voor stap terug, en als het, na Frankrijk oatruimd te hebben, ook uit België wordt teruggedreven, dan staat elk oogenblik het gevaar te duchten, dat ook ons land in den strijd betrokken kan worden. Het is dit gevaar dat van meet af door fle strategen is vooruit gexien, dat thans meer dan ooit dreigend is geworden. Hoe schitterend de overmnningen zijn, door de Entente op het Oosterfront beh'aald, de beslissing zal op hel Westerfront vallen. En naarmate de worsteling zich dichter naar onze grenzen toe verplaatst, wordt het gevaar te groo^ter, dat ook Nederland in het gedrang zal'komen.

Maar ook afgezien van dit gevaar, voelen we reeds nu aan den lijve, hoe de oecónomische afsluiting van Duitschland ook ons land met den hongersnood bedreigt. Onze levensmiddelen raken op; 'er is gebrek aan het noodigste; reeds nu wordt over ondervoeding bitter geklaagd; en wat zal het dan wezen, wanneer de winter komt en daarmede gebrek aan voedsel, aan warmte en aan licht?

En daarbij komt, dat de besmettelijke ziekte, die reeds dezen zomer ons bezocht, maar toen nog een goedaardig karakter toonde en slechts enkele slachtoffers vroeg, nu voor de tweede maal haar tocht door Europa schijnt te doen, en ditmaal, zooals ttit Spanje en Frankrijk gemeld wordt, een zooveel gevaarlijker karakter heeft aangenomen, dat ze een volksramp dreigt te worden, even erg als de cholera-epidemieën uit de vorige eeuw. ^

En toch, hoe ernstig deze rampen zijn, die ons dreigen, is er van waarachtige verontmoediging bij ons volk zoo weinig sprake. Toen de wereldoorlog uitbrak, scheen het een oogenblik, alsof er een andere geest over ons volk was vaardig geworden. Men stroomde naar de bedehuizen; er was weer een luisteren naar Gods Woord ; er werd weer gebeden in de gezinnen ; er was weer een beven voor de gerichten Gods, die over de aarde gingen. Maar al spoedig week die vromer toon. Men geraakte gewend aan de schokkende gebeurtenissen op het wereldtooneel om ons heen. Het gevaar scheen voor ons land en volk afgewend. En zelfs toen de nood zich allengs ook bij ons deed gevoelen, de levensmidddelen al schaarscher werden en in menig gezin gebrek zich gevoelen deed, was er van een terugkeer tot God den Heere geen sprake. Hier trachtte men door smokkel-en kettinghandel zich te verrijken ten koste van degenen, die gebrek leden. Daar kwam een geest van opstand en verzet-tegen de Overheid, die in den nood der arbeiders niet genoegzaam voorzag. Men stroomde niet naar de Kerk, om daar voor God zich te ve^^ootmoedigen en Hem om hulp aan te roepen, maar naar de publieke vermakelijkheden. En de geest van verwildering nam zo^ toe, dat de gevangeüissen te klein zijn om de misdadigers te herbergen en de onveiligheid steeds grooter wordt in ons land.

Er was daarom wel redeh voor de Classis 's-Gravenhage, om onzes Kerken wederom op te roepen tot boete en gebed. Alleen, laten onze Kerken niet meenen, dat ze, door op den j.l. Zondag aan dien oproep te hebben voldaan, nu haar plicht volbracht hebben. In de bediening des Woords moet telkens die roepstem tot boete en verootmoediging weer beluisterd worden. De tijd, waarin we leven, is zoo ontzaglijk ernstig, en in de prediking moet die ernst zich weerspiegelen. En bovenal moet het gebed tot God den [Heere telkens weer opgaan, dat Hij, die alleen machtig is, om te redden uit den nood, ons volk beware voor de rampen van den oorlog, de pestilentie van ons were en ons het dagelijksch brood geve op onzen disch. Toen het David zeer bange was, versterkte hij zijn ziel in den Heere zijnen God. En de God, die aan David toen uitkomst schonk, leeft nog.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Het houden van een

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's