GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Waar de democratie de

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar de democratie de

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 7 Maart 1919.

Waar de democratie de bezielende leuze is geworden, die de volkeren meesleept en tot nieuwe ontwikkeling leidt, daar heeft de Kerk van Christus zich wel met ernst de vraag te stellen, in hoeverre zij ook zelf de inwerking van dezen geest heeft te ondergaan. We bedoelen dat niet in dien zin, alsof het Ecclesia Curiam sequitur, d.w.z. de Kerk heeft den Staat te volgen, hier van toepassing zou wezen en, om een bekend woord van de Hervormde Synode te gebruiken, al wat in het volksleven gist, in de Kerk zou moeten nagisten. De zelfstandigheid van het leven der Kerk naast en desnoods tegenover den Staat, blijven we handhaven en van een slaafs volgen van elke politieke beweging, die onder het volk opkomt, heeft de Kerk nooit heil te verwachten, naardien zev& éieetleidsvrouw van het volksleven heeft te zijn, dan een bootjs, ., dat met den stroom zich laat afdrijven. Maar hier staat de zaak anders. De Gereformeerde Kerk heeft in haar eigen kerkelijk leven steeds tegenover alle hiërarchie en dominocratie voorde rechten en vrijheden van het volk gestreden. Ze heeft in haar kerUinrichting het schitterende voorbeeld aan' den Staat gegeven wat een zedelijke kracht van het selfgovernment kan uitgaan En de democratische geest van onzen tijd staat daar niet tegenover, maar komt gel^eel overeen met wat als ideaal den Calvinist ook op kerkelijk terrein voor oogen zweeft.

Alleen, hoezeer van Calvijn af alle schrijvers over het Kerkrecht, in theorie voor dit > democratische karakter" van de kerkregeering zijn opgekomen, of wil men liever, het ambt ~der geloovigen hebben geleerd, in de praktijk is dit ambt der geloovigen zeker niet genoegzaam tot zijn recht gekomen. Niet dat het geheel schuil ging. In onze Confessie, en we mogen daarmede wel een drukfout herstellen, die in ons vorig artikel insloop, wordt dit ambt uitdrukkelijk genoemd in Artikel XXVIII, waar gezegd wordt, dat het ambt der geloovigen is, zich af te scheiden van degenen, die niet van de Kerk zijn, en zich te voegen bij de ware Kerk, al ware het dat ai de v plakkaten der Prinsen en Overheden daartegen waren en de dood er aan hing. Er v spreekt al het heroïsme van een martelaarskerk uit deze woorden, die te midden van de rockende brandstapels en de schavotten druipend van bloed zijn geschreven. Maar hoe kloek en bezield dit woord ook klinkt, het wijst alleen op den plicht der geloovigen om zich van de valsche Kerk los te maken en bij de ware Kerk te voegen, of wil men op het recht om de Kerk te reformeeren, dat aan d^ geloovigen toekomt, maar het toont niet aan, hoe ditzelfde ambt in een gereformeerde Kerk tot uiting heeft te komen. Het handelt alleen over \\ea bnormale geval, maar geeft geen regel voor het normale leven der Kerk.

Ook onze Kerkenorde heeft dit ambt der geloovigen niet genoegzaam tot ontwikkeling laten komen, al blijkt wel uit een enkel artikel, dat aan dit ambt ook voor de normale functies van het leven_ zekere beteekenis werd gehecht. Op twee punten komt dit uit. Vooreerst daarin, dat bij de verkiezing der ambtsdragers, zoowel van de, predikanten (Art. 4 en S) als van de ouderlingen en diakenen (Art.'22 en 24) uitdrukkelijk de approbatie van de gemeenteleden geëischt wordt, zonder welke approbatie de bevestiging in het ambt niet geschieden kan. En ten tweede, dat bij de oefening der tucht gewezen wordt op den plicht van elk gemeentelid om zelf, wanneer de zonde heimelijk is, deze tucht te oefenen (Art. 74), en bij de openlijke oefening van de tucht of de excommunicatie als eisch wordt gesteld, dat hiervan eerst aan de gemeente al worden kennis gegeven en de gemeente vermaand zal worden, den zondaar aan te d h m i v d v g A v w k J w d o g d d spreken en" voor hem te bidden, en daarna gezegd wordt, dat de afsnijding zelve niet geschieden zal, voordat de gemeente hiermede in kennis is gesteld, opdat die afsnijding met stilzwijgende bewilliging der Kerk, d.w.z. van de gemeenteleden, geschiede (Art. 77\

Voegt men hier nu nog bij, dat ook bij de kerkelijke huwelijkssluiting, ook al zegt onze KO. dit niet, toch volgens het Liturgische formulier eerst de afkondiging voor de gemeente moet geschieden, opdat de gemeenteleden bezwaren kunnen inbrengen, en zelfs heel de gemeente tot getuige wordt genomen, dat zoodanige bezwaren niet zijn ingekomen, zoodat de huwelijksbevestiging, om in de taal onzer Kerkenorde te spreken, met stilzwijgende bewilliging der gemeenteleden geschiedt, dan is daarmede al wat in onze Confessie en Kerkenorde over dit ambt der geloovigen voorkomt, uitgeput.

Wel wijst Voetius er terecht op, dat in de practijk van ons Kerkelijk leven dit ambt der geloovigen toch op nog meer punten tot zijn recht is gekomen, want dat, om slechts enkele voorbeelden te noemen, ook bij andere kerkelijke handelingen, zooals het afnemen van openbare belijdenis des geloofs en de toelating ten Avondmaal, overal de gewoonte bestaat, dat de namen dezer personen ^-aerst aan de gemeente worden voorgesteld, en dat dit evenzoo geschiedt, wanneer attestatiën inkomen van personen, die van elders zich bij de gemeente willen voegen of wanneer attestatatiën, .^naar elders worden afgegeven, en dat dit aflezen van den kansel dan nooit beteekent, dat men hiervan eenvoudig als van een Kerkeraadsbesluit meedeeling aan de gemeente doet, maar dat de bedoeling is, om bij elk dezer handelingen de »bewilliging der, gemeente" te vragen; maar in de Kerkenorde zelve is dat recht der gemeenteleden niet vastgelegd, en het is zeer de vraag, of de gemeenteleden zich wel bewust zijn van de roeping, die daarmede op hen wordt gelegd. Reeds de vorm, waarin deze mededeelingen van den Kerkeraad geschieden, zooals bijv. dat die en die persoon met attestatie is ingekomen of naar elders vertrokken, of dat die en die personen belijdenis wenschen af te leggen of in het huwelijk wenschen verbonden te worden, maakt veel meer den indruk van een afkondiging van een feit, dan van een uitdrukkelijk vragen om de bewilliging van de gemeente. Het is dan ook zeer de vraag, of van de gemeenteleden, die deze afkondigingen hooren, ook maar een enkele zich bewust is, dat daarmede bedoeld is dat elk gemeentelid mede toezicht op deze handelingen van den Kerkeraad heeft te houden, en wanneer hij zwijgt, daarin een approbatie van deze handeling ligt, waardoor zij mede voor zijn verantwoording komt.

En nog veel sterker komt dit gebrek in onze Kerkenorde uit, wanneer men let pp de verkiezing tot/ietambt.Daitóegemeenteleden niet alleen ''oor stilzwijgende approbatie van de keiize van den Kerkeraad daarin hebben te > bewilligen", maar daarbij ook actief moeten optreden en tot deze keuze zelf hebben mede te werken, wordt in abstracto door alle schrijvers over het Gereformeerd Kerkrecht toegestemd en komt in onze Liturgische formulieren ook duidelijk genoeg uit. Bij de bevestiging zoowel van de predikanten als van de ouderlingen en diakenen, wordt uitdrukkelijk gevraagd, niet of zij gevoelen wettig door den Kerkeraad, maar door de ^^Wé'^w/'^ gekozen te zijn. Wanneer in het bevestigingsformulier van de ouderlingen op grond van Christus uitspraak in Matth. 18 : zeg het der gemeente, aangetoond wordt, dat dit onderstelt, dat er een Raad der Kerk moet wezen, bestaande uit predikanten en ouderlingen, die de geheele gemeente vertoonen of vertegenwoordigen, dan wordt dit aldus bewezen, omdat Christus woord: zeg het der gemeente, geenszins verstaan kan worden van allen en ieder lidmaat der gemeente in het bijzonder, maar zeer bekwaam van degenen die de gemeente, waarvan zij verkozen zijn, regeeren. Het feit, dat de Kerkeraad niet maar een van bovenaf ingesteld bestuurscollege is, dat de gemeente regeert, maar dat de Kerkeraad tegelijk de gemeente ertegenwoordigt, grondt het Formulier dus daarop, dat de gemeente deze ambtsdragers erkoren heeft. En de tegenstelling, die hier gemaakt wordt tusschen degenen, die de gemeente regeeren, en de gemeente, die hen te verkiezen heeft, toont aan, dat hiermede niet bedoeld is dat de emeente vertegenwoordigd door den Kereraad de ouderlingen heeft te kiezen, aar de gemeenteleden zelf. Hoe toch zou, wanneer de Kerkeraad de ambtsragers zelf kiest, gezegd kunnen worden, at de aldus samengestelde Kerkeraad een ertegenwoordiging van degemeenteh, }N& xegenwoordigen kan men een lichaam alleen, anneer men daartoe door de leden van it lichaam verkozen is.

Nu bestaat er geen twijfel over, dat aan en Kerkeraad ook bij deze verkiezing tot et ambt e& n potestas directiva, e& n leidende acht, toekomt en dat het daarom gewenscht s, dat de Kerkeraad b.v. door het stellen an een dubbelgetal of op andere wijze e keuze der gemeente leidt. Maar dat de erkiezing zelve door de gemeente behoort te eschieden, daarover kan ook op grond van wat de Schrift èn bij de verkiezing van een postel in de plaats van Judas èn bij de erkiezing van de eerste diakenen ons leert, el geen twijfel bestaan. Niet de Apostelen iezen de diakenen, maar de gemeente te erusalem kiest heu, en de Apostelen stellen ze daarna in het ambt. Hier de medeerking der gemeenteleden alleen in een „stilzwijgende bewilliging" te laten bestaan, oet daarom te kort aan wat de Schrift ns leert. Bij de daad, waardoor de ambf^sragers worden aangewezen, behooren de emeenteleden actief op te treden en zelf e personen aan te wijzen. Ande'irs kunnen p f t b b i w l e d g G K e s e K deze personen de gemeente niet, , vertegenwoordigen."

Maar hoe duidelijk dft alles ook zijn moge, toch heeft men in de practijk zich hieraan, helaas, niet gehouden. In onze Kerkenorde wordt bij-de verkiezing van en predikant van deze actieve medewerking van de gemeenteleden zelfs met geen woord gerept en alleen gezegd, dat de verkiezing zal geschieden door den Kerkeraad en de diakenen. En bij de verkiezing der ouderlingen en diakenen worden de Kerkeraden alleen vrijgelaten, om of zelf deze nieuwe ambtsdragers te kiezen of een dubbelgetal aan de gemeente voor te stellen, waaruit deze dan de helft kiezen mag. En al is wel bij de meeste gemeenten het thans gebruikelijk, dat ook bij de verkiezing der predikanten een dubbeltal of drietal gesteld wordt, uitdrukkelijk vastgesteld wordt dit in onze Kerkenorde niet.

Vraagt men nu, hoe dit komt, zoo is het antwoord hierop niet moeilijk. Degenen, die onze Kerkenorde hebben opgesteld, waren bang om aan de gemeenteleden te veel invloed op de keuze der ambtsdragers te gunnen. Principieel erkende men, dat volgens Gods Woord de gemeente degenen te kiezen had, die haar zouden regeeren, maar practisch liet men de verkiezing liefst buiten de gemeente zooveel mogelijk omgaan, omdat de gemeente reeds toen een volkskerk was geworden ; allerlei afwijkende gtiesten in de gemeente waren ingeslopen, en men vreesde, dat deze geesten de meerderheid zouden krijgen ook in den Kerkeraad. Daarom moest de gemeente onmondig worden gehouden, en werd haar alleen het recht toegekend om bezwaren in te brengen tegen de voorgestelde ambtsdragers, maar de keuze der ambtsdragers aan den Kerkeraad overgelaten. Maar al kan dit motief de minder juiste regeling in onze Kerkenorde ten deele verontschuldigen, thans geldt dit motief zeker niet meer. We hebben in de gemeente geen ongeordenden hoop, die zooveel mogelijk in toom moet worden gehouden, maar een gemeente, die uit de volkskerk is uitgeleid en bestaat uit degenen, die de Gereformeerde belijdenis zijn toegedaan. Het zuiveringsproces heeft zich voltrokken. Niemand sluit zich meer bij de Gereformeerde Kerken aan om Staatsbaantjes te krijgen of een zekere positie onder 't volk in te nemen. De zeer zware finantieele lasten die onze Kerken hebben te dragen, hebben dit proces nog zuiverder gemaakt. Maar juist daarom is er ook geen enkele reden meer, om tegen een gemeente, die zoo offervaardig en getrouw is, nog met allerlei beperkende bepalingen op te treden. Het primordiale recht van de gemeente om zelf > te verkiezen degenen, die haar regeeren zullen", behoort ook in onze Kerkenorde weer onomwonden tot uitdrukking te komen.

Het is daarom ook, dat we ons er telkens zoo beslist tegen verzet hebben, wanneer men vandit verkiezingsrecht van de gemeente een recht wilde maken om de aandacht van den Kerkeraad op geschikte personen te vestigen of candidaten aan den Kerkeraad ter benoeming aan te bevelen. Al zulke voorstellingen gaan tegen hetgeen de Schrift ons leert in, miskennen het recht, dat hier uit het ambt der geloovigen voortvloeit, en maken, dat de aldus gekozen ambtsdragers niet gezegd kunnen worden de gemeente te vertegenwoordigen. Het gezonde echt democratische beginsel van selfgovernment, dat in theorie zoo zuiver door onze Calvinisten is uitgesproken, maar in de praktijk zoo droef werd prijs gegeven, omdat men met een volkskerk te doen had, behoort thans tot zijn volle recht te komen, In dat opzicht sluiten we ons van harte bij de democratische uiting van onzen tijd ook voor het kerkelijk leven aan. En we verblijden ons, dat ook in de Hervormde Kerk datzelfde reeds wordt ingezien en daarom op afschaffing der kiescolleges wordt aangedrongen. De gemeenteleden zelf moeten de ambtsdragers kiezen, zij et dan ook onder leiding van den Kereraad, Het is een actus regiminis, een aad van kerkregeering, die hun krachtens het ambt der geloovigen wettig toekomt. n zij kunnen op de uitoefening van dit echt des te meer aanspraak laten gelden, mdat zij door bewonderenswaardige offeraardigheid toonen, hoezeer de belangen an Christus' Kerk hun ter harte gaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Waar de democratie de

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1919

De Heraut | 4 Pagina's