GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kinderdoop of Volwassendoop?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kinderdoop of Volwassendoop?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat de kleine kinderen der geloovigen als ïzaad des verbonds" gedoopt moeten worden met het formulier daarvoor vastgesteld, wordt door onze Kerkenorde uitdrukkelijk uitgesproken en daarover bestaat in onze Kerken ook geen verschil van gevoelen. Maar evenzeer staat het vast, dat wanneer deze kinderen, door wat oorzaak ook, den Heiligen doop in hun jeugd niet ontvangen hebben en nu, tot volwassen leeftijd gekomen zijnde, den doop begeeren, deze doop hun. niet meer kan gegeven worden op dezelfde wijze, als dit aan kleine kinderen geschiedt, maar nu van hen zelf vooraf belijdenis des geloofs moet gevraagd worden en dan hun de doop moet bediend worden met het formulier voor den bejaardenof volwassendoop voorgeschreven. Vaneen klein kind kan men nog geen geloofsbelijdenis eischen. De Kerk doopt deze kleine kinderen op grond van de belofte des verbonds; zij zijn zonder hun weten de verdoemenis in Adam deelachtig geworden, gelijk onze Doopsformulier het uitdrukt, en werden alzoo weder door Christus in genade aangenomen. En al wordt bij den doop geloof-vereischt, de belofte des Heiligen Geestes, die ook aan deze kinderen is geschonken en die naar luid van onzen Catechismus het geloof in de harten werkt, is voldoende om deze kinderen te doopen. Ze mogen, ook al kunnen zij hun geloof nog niet belijden, niet van den doop geweerd worden, omdat de Kerk hen naar het oordeel der liefde voor geloovigen te houden heeft. Maar ^oor een volwassene staat de zaak geheel anders, ook al zou hij in het verbond der genade geboren zijn en geloovige ouders hebben gehad. Bij zulk een volwassene moet blijken, of hij zelf tot geloof is gekomen, want een ongeloovige zou de Kerk niet mogen doopen. Vandaar dat van zulk een volwassene belijdenis des geloofs vóór den doop moet geëischt worden.

Maar al staat dit vast, toch levert de vraag wel moeilijkheid op, hoelang zulk een persoon nog als een kind is te beschouwen en dus als kind den doop ontvangen mag, en wanneer kan gerekend worden, dat de volwassen leeftijd is ingetreden, waarop iemand op eigen geloofsbelijdenis gedoopt moet worden. Het komt toch niet zoo zelden voor, dat een vader, die zijn kinderen ongedoopt liet, later bij onze Kerken zich aansluit, dan zelf belijdenis des geloofs doet en nu tegelijk voor deze kinderen den doop aanvraagt. Zijn deze kinderen nu drie of vier jaar oud, dan levert dit geen bezwaar op, maar anders staat het, wanneer deze kinderen reeds zijn opgegroeid tot den leeftijd van IS, 16 of 17 jaar. Zulke kinderen kunnen moeilijk als onmondige kinderen in geestelijken zin beschouwd worden, en de vraag doet zich dan voor, tot welken leeftijd de kinderdoop nog rhag bediend worden en wanneer de volwassen doop moet verricht worden.

Nu is èen dergelijk vraagstuk natuurlijk nooit in absoluten zin uit te maken, omdat het antwoord op deze vraag voor een goed deel zal afhangen van de geestelijke ontwikkeling van zulk een kind. TeGenève was het gewoonte, dat de kinderen reeds op hun twaalfde jaar belijdenis des geloofs aflegden om tot het Avondmaal toegelaten te worden, en wie belijdenis des geloofs kan doen om tot het Avondmaal toegelaten te worden, kan ook belijdenis des geloofs afleggen om den doop te ontvangen. Bij den doop der volwassenen wordt degene die gedoopt wordt, dan ook tegelijk tot het Avondmaal toegelaten.

Nu geschiedt bij ons de toelating tot het Avondmaal eerst veel later, veelal pas op 18-jarigen leeftijd of daarboven. Toch mag dit geen reden wezen, om de toediening van den kinderdoop tot dien leeftijd uit te strekken en dus ook jongelieden van 16 of 17 jaar nog den kinderdoop te geven. Veeleer hebben onze Kerken steeds als regel gesteld, dat dit uiterlijk tot het ISe levensjaar toe geschieden kon, omdat met de voleindiging van het 14e levensjaar gerekend kan worden, dat zulk een kind reeds zekere mondigheid verkregen had. Daarom antwoordde de Synode van Zuid-Holland van 1S94 op de vraag, of men jongelieden, die 15, 16 of 17 jaar oud waren en nog ongedoopt waren, doopen mocht, wanneer zij nog niet te Avondmaal wilden gaan en geen fundament in het geloof hadden, dat men dezulken niet doopen mocht. Van een kinderdoop, waarbij nog geen belijdenis des geloofs geëischt wordt, kon dus in déze gevallen geen sprake wezen naar het oordeel dezer Synode. Waar de doop, zoo als de Synode uitsprak, vergezeld moest gaan met de toelating tot het Avondmaal, daar kon hier alleen de volwassen doop bedoeld zijn. Wie den leeftijd van 15 jaar of daarboven bereikt had, moest dus belijdenis des geloofs afleggen en als volwassene gedoopt worden, of wanneer hij daartoe niet bereid was, dan moest de doop worden uitgesteld totdat zulk een persoon beter onderricht was en belijdenis des geloofs wilde afleggen. Trouwens, ook in de oudste Nederlandsche gemeente te Londen was voorgeschreven, dat degenen, die hun veertiende jaar voleindigd hadden en dan nog geen .belijdenis des geloofs hadden afgelegd, deswege door den Kerkeraad vermaand zouden worden. Een regel, die niet toevallig was, maar daarmede samenhangt, dat de puberteitsleeftijd juist in deze jaren valt en daarmede ook een geestelijke verandering intreedt, waardoor een kind tot meerdere zelfstandigheid komt.

Intusschen wil dit niet zeggen, dat de kinderen tot op hun vijftiende jaar daarom zonder meer als kinderen des verbonds gedoopt kunnen worden. De doop is niet een magisch sacrament, waardoor de genade meegedeeld wordt, maar beteekent en verzegelt de genade, die in den doopeling aanwezig is. En al kan de Kerk bij zeer kleine kinderen naar deze genade geen onderzoek doen, en al moet ze bij dezulken alleen afgaan op de belofte Gods, zoodra deze kinderen reeds eenigermate zijn opgegroeid, is zulk een onderzoek wel noodig. Vandaar dat de Noord-Hollandsche Synode van 1586 bepaalde, dat wanneer de kinderen 7 cl 8 jaar oud v/aren en nog ongedoopt waren gebleven, men deze kinderen wel zou doopen, wanneer de ouders dit vroegen, maar dan met > afvraging van het Onze Vader, de tien geboden, het geloof en den doop". Er moest dan blijken, dat deze kinderen toch een christelijke opvoeding hadden gehad, dat zij de drie hoofdsommen van het Christelijk geloof kenden, en ook eenigermate verstonden, wat de doop zelf beteekende. Al achtte men zulk een kind nog te jong om reeds zelf belijdenis des geloofs af te leggen, toch moest naar de mate van het begrip van zulk een kind onderzoek gedaan worden, of er eenige kennis van de voornaamste geloofswaarheden was. Zelfs zouden we daaraan wel toe willen voegen, dat de Kerkeraad, die voor zulke gevallen komt te staan, ook goed zal doen met dit onderzoek niet al te intellectualistisch op te vatten, en ook bij de ouders navraag te doen, of zulk een kind eenige teekenen van godsvrucht vertoont dan wel een afkeer van de religie heeft. Bij kinderen van 8 tot 14 jaar is reeds dikwijls te bespeuren, waarheen de uitgangen des harten zijn. Een kind te doopen, dat maar al te duidelijk toont geheel onverschillig voor de Christelijke religie te zijn, zou een ontheiligen van het Sacrament wezen.

We Meenden, waar meermalen over zulke gevallen om advies gevraagd werd, goed te doen met aan deze regelen, door onze Kerken in vroeger tijd gesteld, te herinneren. Al moet elk geval afzonderlijk behandeld worden, toch mag in het algemeen wel als regel gesteld, dat de kinderdoop niet later dan op veertien-jarigen leeftijd bediend mag worden, en degenen, die ouder zijn, óf den volwassendoop op belijdenis des geloofs behooren te ontvangen, wat dan insluit, dat zij tegelijk tot het Avondmaal worden toegelaten, óf wanneer zij daartoe nog niet geschikt zijn, te wachten hebberi, totdat zij zelf belijdenis des geloofs kunnen afleggen.

En in de tweede plaats, wat de kinderen betreft beneden dezen leeftijd, dat men, zoodra zij den leeftijd van 7 of 8 jaar bereikt hebben, hun den kinderdoop alleen dan zal geven, wanneer blijkt, dat zij niet geheel van de Christelijke religie vervreemd zijn, maar reeds naar de mate van hun leeftijd eenige kennis van de hoofdstukken der Christelijke religie hebben, en begeeren den doop te ontvangen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 mei 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Kinderdoop of Volwassendoop?

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 mei 1919

De Heraut | 4 Pagina's