GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Officieel Berichten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Officieel Berichten.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vrije Universiteit.

Men schrijft ons:

Het jaar 1876 was het jaar der vrijheid voor het Hooger onderwijs. De gelijkheid zal nog wel jaren op zich laten 'wachten, en van broederschap zal evenmin iets komen als eene vereeniging van vuur en water.

Wonderlijk genoeg werd deze vrijheid niet verkregen uit een gevoel van rechtvaardigheid. Ook werd — dit mag niet worden vergeten — door de voorstanders van vrij lageronder wijs niet bij de regeering aangehouden, om de oprichting van Vlij e hoogescholen in de wet op te nemen. Wel waren er sommige broeders, die den strijd voor het hooger onderwijs nog veel urgenter achten dan dien voor het lager.

Da Costa schreef aan Groen dat al het ijveren voor de lagere school niet zou baten, zoo er geen Vrij hooger onderwijs kwam.

Groen stemde dit toe, maar antwoordde: ons volk is nog niet warm voor het lager, hoe zal het wakker zijn voor het hooger onderwijs.

Ook was de gedachte van vrij hooger onderwijs niet nieuw.

In het jaar 1872 sprak prof. Land «dat de ongelijke lotsbedeeliog van het Rijksondetwijs en dat in de hoofdstad, ten opzichte der akademische graden, hoe eer des te beter moet worden weggenomen".

En de hoogleeraren van het Athenaeum te Amsterdam wenschten «dat de vrijheid van het Hooger onderwijs niet alleen in schijn, maar in werkelijkheid gehandhaafd worde". Daarom werd m het adres aan - de Tweede Kamer (20 Jan. 1875) gevraagd, dat niet alleen aan het Athenaeum te Amsterdam, maar aan elke stedelijke of Vrije Universiteit, die voldoende waatborjjen aanbiedt, de bevoegdheid om examina af te nemen zal gegeven worden.

Reeds in 1870 las men in de Heraut', «de strijd voor de lagere - school en voor onze Hoogescholen is één."

›Dus beweren ome tegenstanders, en wij stemmen hun dit toe".

Zelfs Dr. Doedes schrijft: «Alles pleit voor de oprichting van eene 'Viije Universiteit, die met de Rijks-universiteit kan wedijveren, indien, of zoodra het noodige geld gevonden is".

Eerst na de herziening der Hooger onderwijswet (1876), kon aan het plan om eene Viije Universiteit op te richten, uitvoering gegeven worden.

Of het in de bedoeling lag van de regeering of van de meerderheid der Kamerleden om particulieren gelegenheid te geven een Universiteit op te lichten, blijve buiten beschouwing.

Over de verdraagzaamheid der vrijzinnigen kan men nooit te klein denken.

Amsterdam was zoo verregaand «verdraagzaam", dat bij de overeenkomst gesloten met de synode der Hervormde Kerk o. m. werd bepaald, dat de door deze synode benotmde leeraren door de Amsterdamsche burgeiij. Joden en atheïsten niet uitgezonderd, zouden worden betaald

»zoolang de Ned. Herv. Kerk aan hare Evangeliedienaren de opleiding door de Kerkelijke Hoögleeraren en het b ij wonen van de door de Kerkelijke reglementen aangewezen of nader aan te wijzen lessen der Godgeleerde faculteit aan eene der Rij ks-U niversitei ten of aan de Gemeentel ij ke Universiteit verplichtend stelt.«

Deze welwillende overeenkomst dateert van 1882. De Vrije Universiteit was toen opgericht.

Hieruit kan duidelijk blijken, dat de gemeenteraad van Amsterdam, zoodra z^ zelf een Universiteit bezat, niet overwelwillend stond.tegenover de Viije Universiteit.

Want al zou het waar zijn wat Mr. Pijnappel beweerde, «dat de Raad van Amsterdam niet in strijd met zijn beginsel handelde door te doen wat naar zijne meening voor haar (de gemeente Universiteit) bloei noodzakelijk is*, bet was daarom toch niet noodig om aan het Hervoimd Kerkgenootschap zulk een verplichting op te leggen.

Helaas, de genïeenteraad van Amsterdam was niet de eenige corporatie die, zelfs na de oprichting, de Vije Universiteit het leven moeilijk wilde maken.

Ook waren het niet alleen de «Liberalen* die de oprichting tegenstonden.

Vele broeders, die, vóór de wet de oprichting eener Vrije Universiteit mogelijk maakte, hebben hartefijk instemming betuigd met het plan een Vrije Christelijke Universiteit op te richten.

Dit was echter vóór 1876.

De strijd vóór en tegea een Vrije Universiteit loopt in hoofdzaak van 1876—1886.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Officieel Berichten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1920

De Heraut | 4 Pagina's