Tij-kentering in de Oud-Testamentische wetenschap - pagina 22
Rede bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
24 M . H., dat het voor mij een groot voorrecht is juist in dezen voor de Gereformeerde studie des Ouden Testaments naar mijn inzien zoo veelbelovenden tijd geroepen te worden om aan onze Vrije Universiteit mij aan die studie meer in het bizonder te wijden, zult ge wel gaarne willen gelooven. Maar zeker zal het ook niemand uwer verwonderen dat ik mij daarnaast gedrukt gevoel door den last eener uiterst zware verantwoordelijkheid. Hoe ontzaglijk veel vraagt die roeping ook juist in dezen t i j d ! E n ik beken het openhartig, ik zou de taak die mij is opgedragen, hoe aanlokkelijk ze mij ook toeschijnt, niet hebben durven aanvaarden, indien ik er mij niet van bewust was dat de Heere G o d zelf mij daartoe roept. Doch dat bewustzijn schenkt mij moed om mijne zware en verantwoordelijke taak op mij te nemen. Ik zou mij er niet aan hebben durven onttrekken. E n , al ontveins ik mij de moeilijkheden geenszins, ik aanvaard mijn ambt met opgewektheid, in het vertrouwen op de Goddelijke belofte, welke ik ook hier van toepassing meen te mogen achten: „ H i j die u roept is getrouw, die het ook doen z a l " (1 Thess. 5 : 24). Daarom kon ik ook gewillig het offer brengen, dat door de aanvaarding van het hoogleeraarsambt van mij werd gevraagd, om namelijk prijs te geven den arbeid in den Dienst des Woords in het midden van Christus' gemeente, waaraan voor mij in de beide kerken die ik het voorrecht had te dienen de meest lieflijke en gezegende herinneringen verbonden zijn. Maar al was het noode, ik moest gaan : Hij die mij tot het ambt van Dienaar des W o o r d s geroepen had, verkoor mij thans tot een anderen werkkring uit. Wat mij de smart van dit scheiden verzoet is, dat ik het „wondere" ambt, waarin ik 16Vs jaar actief diende, toch voortaan, zij 't in ruste, nog mag blijven dragen, dat ik voor onze kerken ook in mijn nieuwen werkkring zal kunnen blijven arbeiden, met name door mede te helpen aan de opleiding van hare Dienaren des Woords, en — het laatste niet het minst — dat ik ook tot taak zal hebben deze in te wijden in de vakken die op de uitoefening van den ambtelijken dienst betrekking hebben. Mijne Heeren, Directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag, ik mag niet nalaten van deze plaats u openlijk dank te betuigen voor het groote blijk van ver-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1920
Inaugurele redes | 34 Pagina's