1923 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 62
54 nuchter te werk gegaan, doch ook zij konden zich in de beschouwing hunner resultaten niet onttrekken aan den invloed van de fundamenteele fout uit de oeroude descendentie-philosophie, een fout, die ik in deze vereeniging reeds heb bestreden. Ook de plantkunde levert een aantal bronnen voor de toepassing van de descendentie-leer. Evenwel dient men in het oog te houden, dat de wilde plant over het algemeen conservatiever is als het dier. De geselecteerde tuinplant of de verwilderde cultuurgewassen zijn geen goede voorbeelden, omdat zij met geweld en onder bijzondere omstandigheden uit de natuurlijke stabiliteit werden gehaald. Ten slotte heeft de plant minder geschikte organen voor de conservecring in aardlagen. In de discussie werd voorgesteld alsof we in het vraagstuk der scheppingsdagen slechts de keuze hebben tusschen de opvatting der dagen als perioden van 24 uren of als perioden van vele eeuwen en jaarduizenden. Dit vraagstuk trok een eeuw geleden de aandacht en de literatuur uit dien tijd leverde ons minstens een dozijn opvattingen. Ik meen den voorkeur te moeten geven aan een nieuw inzicht, welke op één der oudere verklaringen van den geoloog Buckland v/ordt gebouwd, namelijk een nieuwe opvatting, waarin de scheppingsdagen onverlengd slechts 24 uren duurden, bevattende de oogenblikken der schepping van de primaire ideaaltypen der natuur. Na de dagen van 24 uren liggen grcote tijdruimten van onbekenden duur. Deze tijdruimten werden in Genesis niet genoemd wegens het geringe belang voor de waarachtige kennis in den tijd en ten opzichte van de domineerende beteekenis der scheppingsdagen. Zij worden ons nu geopenbaard, in onzen tijd, uit gegevens, die de natuur ons openbaar en voor allen ter beschikking stelt. Zulke opvatting vindt haar grond in een dergelijke wijze, waarop de H. S. meermalen gebeurtenissen verhaalt, met weglating van indentijd minder belangrijke stukken. Verder in de exegetische beteekenis, die der natuur met duidelijke verklaringen kan worden toegekend. En ten slotte in de bewijskracht, welke de interim tijdperken voor het begrip schepping hebben, zooals ik dat in mijn vroegere stellingen heb verklaard. In de interim jaarduizenden ligt het bewijs voor de bliksemschicht van de scheppingsdaad en deze gaf aanleiding voor een evolutie der bewijsfactoren. Na deze opmerking omtrent het scheppingsbewijs kan ik stelling nemen ten opzichte van het geopperde vraagstuk aangaande de schepping van den mensch. Hierin wordt door sommigen gepropageerd voor het ontstaan
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1923
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 68 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1923
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 68 Pagina's