1923 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 50

42

Bekend en doeltreffend is steeds de veigeiijkmg met het maatse lappelijk leven. Men kan verschillend oordeelen over de beteekenis der arbeidsverdeeling, die hoogere organisatie en meerdere prestatie mogelijk maakt; men kan veel oog hebben voor de schaduwzijden, er aan verbonden, maar dat doet aan de bovengenoemde feiten natuurlijk niets ai. Door minder ver gaande wcefseldifferentiatie komt bij de lagere dieren dikwijls sterk regeneratievermogen en ongeslachtelijke voortplanting voor, omdat elke weefselcel nog bij wijze van spreken het vermogen heeft tot een geheel individu te worden dus de aanleg van het geheel ongewijzigd bewaart. Bij de hoogere dieren komt echter geen ongeslachtelijke vermenigvuldiging en sterk verminderd regeneratie-vermogen voor. Een hoogtepunt van celdifferentiatie treffen we aan bij die hoogere dieren door den specialen aanleg en ontwikkeling van zenuwcellen en geslachtscellen. De geslachtcellen differentieeren zich tot volledige dragers der somatische erf-factoren, die door bevruchting uit hun sluimer zijn op te wekken. Eerst dan treedt het verloren deelingsvermogen weer op. De zenuwcellen met hun besturende en co-ordineerende functie verliezen geheel hun deelingsvermogen, waardoor regeneratie van het centrale zenuwstelsel onmogelijk is. De eenmaal gespecialiseerde cel kan zich niet meer terugvormen lot een ongespecialiseerd stadium, waarin steeds door deeling vermetrdering van zulke cellen wordt bewerkt. Als eenmaal een richting van ontwikkeling is bepaald, wordt die richting verder gevolgd tot het einde. Een cvsrigens onbegrijpelijke ctoornis in de stofwisseling der cellen juist van dat centrale zenuwstelsel is nu volgens Mühlmann als vermoedelijke oorzaak van den dood van het individu aan te zien. Wat zijn nu de vondsten der palaeontologie wat betreft dat verband tusschen specialisatie en uitsterven? Merkwaardigerwijze heeft men diezelfde wederkeeriAeid bier opgemerkt. Dollo vooral heeft op de onomkeerbaarheid van den ontwikkelingsgang der veranderingen en specialisaties gewezen. Brocchi, Rosa, Cope en Marsh hebben verband gezien tusschen uitsterven en specialisatie en da cenzijdi<if» s^ecialisatio a h vermoedelijke oorzaak van het uitsterven lanöewezen, wat door Depéret in zijn boek ,,Les transformations du monde animal"*} me{ rasardcrc feilen wordt uitgewerkt en gcctaafd. Nu komen we op het gebied der toegepaste palaeontologie. ") Door inii is gebruikt de Duitsche vcrtalins; door R'chard Wegner: „Die Umbildung der Tierweit".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen