1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 34

26 getroffen, waardoor de fauna en de flora vernietigd werden. Het eiland ligt 40 K,M. ver van de begroeide kusten — dat is niet zeer ver — maar toch vond men in 1906 108 soorten van varens en hoogere planten en thans vindt men er reeds bepaalde vegetaties. Planten kunnen zich dus snel verspreiden, maar ze moeten ook voldoen aan een anderen eisch; ze moeten zich namelijk op de plaats waar ze door actieve of passieve verbeidingsmiddclen aankomen, kunnen handhaven. En daar verzetten zich de bodem de temperatuur, het vochtigheidsgehalte der lucht, enz. vaak tegen. Zoo zijn de landplanten uit 't Zuiden zeer klimaatgevoelig en hare verspreiding naar de Noordelijke gematigde zone's is vrijwel uitgesloten. Van droge woestijngebieden verhuizen de planten niet naar nabijgelegen vochtige oorden. Wil men dus lagen chronologisch vergelijken door middel van plantaardige resten, dan is 't wenschelijk te weten of zoo'n plant aan onzen bovengenoemden eisch kan beantwoorden. Zoo niet, dan verhindert niets ons aan te nemen, dat zij in later tijd bij gunstiger condities in de vergelijkende lag optrad. Potonié deelt mee, dat „aus der Gleiohartigkeit mehrerer Floren folgt nicht immer unbedingt ihre absolute Gleichaltrigkeit" ^). Immers de miocene flora van NoordDuitschland is gelijk aan de huidige van Virginië en NoordKarolina. Beiden zijn het moerascypres vegetaties. Kunnen gelijke plantenfossielen uit twee lagen niet altijd de grond zijn voor het gelijktijdig ontstaan dier lagen, sedimenten met verschillende plantenresten behoeven, wat den tijd van hun ontstaan betreft, niet ie verschillen; ze kunnen gelijktijdig of ongelijktijdig ontstaan zijn: de planten geven het antwoord niet. Lepsius zegt, dat ,,aus den fossilen Pflanzenresten der Tertiarzeit keine sichere Altersbestimmung der betreffenden Schichten gewonnen worden kan". Dat komt, omdat het plantenresten zijn uit verschillende klimaatzone's — b.v. gebergten — door rivieren in de miocene zeeën gebracht. Zoo zal men b.v, van den tijd en van het klimaat, waarin thans de sedimenten in de Adriatische zee bezinken, mettertijd een vreemde voorstelling krijgen. Daar bezinken resten van alpenplanten en van planten uit het warme Po-gebied. Bij de studie van zoo'n sediment rekene men dus niet alleen met de palaeontologische vondst. Scupin vermeldt nog andere eischen, die men wel aan zulke fossielen stelt. Ze moeten b.v, niet te lang geleefd hebben, want

^) Dr. H. Potonié. Die floristische Qliederung des Carbon und Perm. Abh. d. preus. geol. Landesanst, 1896, naar Scupin.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen