1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 24
16 bladbase achter. Sporen, zelfs prothallia zijn er van gevonden — met de archegoniën er op^). De bekende Stigmariën zijn de onderaardsche deelen van de genoemde planten. Stigmariën-bodems zijn vaak in de kolenbeddïngen aangetroffen. Potonié b eldt af de bekende foto van zoo'n bodem uit het Victoria Park te Glasgow (Natuurmonument). De stand der appendices van deze rhizomen levert een bewijs voor de autochthonie der kolen (volgens de gezaghebbende Carboon-kenners). Zeer voorname vertegenwoordigers der Carboon-formatie zijn de Ptpridospcrmen, ook wel /aadvarens öeheeten ^). Zij houden het midden tusschen de varens — waarvan zij het uiterlijk hebben en de gymnospermen, zooals Cycas, waaraan ze herinneren door den stam met cambium en secundairen dilttegroei. Ook hebben ze zaadknoppen ongeveer als de Cycadeeën. Het zijn dus planten met een habitus als een varen, maar zadendragend. De meening, dat de zaadplanten alleen bekend zouden zijn uit de jongere geologische formaties is vroeger wel een gevestigde geweest, maar fout gebleken. De bladeren, welke men van deze planten vond, waren meest steriel en determinatie van de bladresten voerde altijd in de richting van varens, Lotsy ^) herinnert aan een recente plant, Stangeria paradoxa, een Cycadacae uit Natal, welke zonder fructificatie tweemaal als een varen is gedetermineerd. Bij de beoordeeUng van de waarde van bladfragmenten moet de phytopalaeontoloog dus zeer voorzichtig zijn. Potonié was de mar die op grond van anatomische onderzoekingen kwam tot de opvatting, dat de hier genoemde planten een overgangs groep vormen tusschen varens en gvmnospermen, Oliver en Scot kwamen tot hetzelfde resultaat door de studie der fructificaties. Zij deden dat met de in 1865 gevonden Lyginodendron Oldhamium, een boomvarenachtige plant met een stammetje van pi m, 4 c M , dian^etcr, dat secundairen diktegroei had, zooals uit de slijpplaatjes blijkt, In die objecten ziet men een groot merg, hout, een cambium en een schors. Nog jonge stammetjes zonder die diktegroei, zijn ongeveer als een varenstengel (Osmunda) gebouwd, wat op verwantschap met de varens wijst. De fructificatie van deze plant vond men in dezelfde laag, maar niet in samenhang met de plant zelf. Sinds lang kende men een soort vrucht, welke men Lagenostoma Lomaxi noemde. De
') Dr. J. P. Lotsv. Vortrage. I. S. 445. ") Men noemt ze ook Cycadofilices — een naam ontleend aan Filices (Varens) en Cycadeeën — hoewel volgens Scott, de Cycadofilices een groep vormen, waarbij 't bestaan van zaden nog zoo zeker niet is. ') Lotsy. Vortrage enz. S. 706.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's
![1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 24](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/orgaan-cvng-geloof-en-wetenschap/1924-orgaan-van-de-christelijke-vereeniging-van-natuur-en-geneeskundigen-in-nederland/1924/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's