1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 85

11 In de profetie van Christus' wederkomst in Mattheus 24 en Marcus 13 komt deze gedachte voor. Men dacht zich waarschijnlijk het firmament ondoorzichtig, zoodat men de voorraden, die zich daarboven bevonden, niet zi-ïn kon. Doordat zon, maan en sterren zich aan de benedenzijde van het firmament bevonden, konden zij de aarde verlichten, zooals hun bestemming was. De hemel werd dus beschouwd als een vast gewelf, uitgespannen boven de onbewogen aarde. Zon, maan en sterren beschreven hun banen langs het vaststaande hemelgewelf. Op de mededeelingen, die wij verder in den Bijbel vinden over zon, maan en sterren zullen we niet ingaan. We noemden het woord hemel in den zin van luchtruim, we bespraken het gebruik van het woord hemel in den zin van firmament; nu blijft nog over het gebruik van dit woord als aanduiding van de woonplaats Gods, In dien zin wordt ook gesproken van den derden hemel, In 2 Korinthe 12 : 2 en 4 lezen wij: ,,Ik ken een mensch in Christus, voor veertien jaren (of het geschied zij in het lichaam, weet ik niet, of buiten het lichaam, weet ik niet. God weet het) dat de zoodanige opgetrokken is geweest tot in den derden hemel. Dat hij opgetrokken is geweest in het Paradijs, en gehoord heeft onuitsprekelijke woorden, die het een mensch niet geoorloofd is te spreken". De derde of bovenste hemel is dus de woonplaats Gods. Hij wordt ook een heilige tempel genoemd. Ps. 11 : 4; ,,De Heere is in Zijn heiligen tempel (Statenvert: paleis Zijner heiligheid), des Heeren troon is in den hemel". Evenzoo Ps. 18 : 7: ,,Hij hoorde mijn stem uit Zijnen tempel" (Statenvert: paleis). De woonplaats Gods wordt door den zichtbaren hemel, door het uitspansel, aan ons oog onttrokken. Job 22 : 14: ,,De wolken zijn hem een verberging", Cyrillus van Jeruzalem schrijft: ,,Daarom spande God in zijn groote menschenliefde den hemel als een gordijn voor zijn godheid uit, opdat wij niet zouden omkomen. En dit is niet mijn woord, maar de profeet zegt: Wanneer gij den hemel openen zoudt, zoo zou Uw verschrikking de bergen aangrijpen en zij zouden versmelten" ^). ') Kat. IX, c. 1, M. P. G. 33, cöl. 637.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen