1931 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 14

10 voortplanten en gelet op eenvoudig zichtbare kenmerken, b.v. kort en langharigheid, zwart en witte kleur. Daarna heeft het onderzoek zich meer en meer uitgebreid, niet alleen tot Hchamelijke, maar ook psychische eigenschappen, en de praemisse van de erfelijkheidsleer bevestigd. Vooral het onderzoek bij de bananenvlieg verrijkt in deze de kennis omtrent erfelijkheid buitengewoon '). Zou 't bij den mensch anders zijn? Onderzoek met eenvoudige verschijnselen, b.v. oogkleur, bevestigde de leer der erfelijkheid, zoo ook tal van hchamelijke afwijkingen. Tegenover de leer der erfelijkheid van psychische eigenschappen werd in den beginne een meer gereserveerde houding aangenomen. Zoo schreef Prof. L. Bouman in 1908 -) : „Ik ben sceptisch gestemd tegen de beweerde erfelijkheid van psychische eigenschappen. De ziel van den mensch in de verschillende stadia der ontwikkeHng is zoo hoog gecompliceerd, dat we niet goed doen theorieën daarover op te stellen, die analoog zijn aan die der lichamelijke eigenschappen". Langzamerhand is de tegenstand overwonnen en wordt zelfs uitgegaan van de erfelijkheid der psychische eigenschappen. Eenmaal de leer der erfelijkheid bij den mensch aanvaard, ligt het voor de hand, wegens de groote moeilijkheid van het onderzoek, een besluit naar analogie te nemen. In het algemeen is daartegen niets in te brengen, doch dient ten slotte ten bewijze het onderzoek bij den mensch zelf te geschieden. Zoo werd het geslachtschromosoom het eerst bij vlinders gevonden. Evenals bij de vogels hebben de eieren x y de spermatozoïden x x . Naar analogie zou dit ook bij den mensch aangenomen moeten worden. Maar bij onderzoek bleek dat bij den mensch, alle zoogdieren, alle thans onderzochte planten, Drosophila juist het omgekeerde het geval is. De eieren zijn x x , de spermatozoïden x y (het x-chromosoom is recht, het y-chromosoom krom). Meest is het y-chromosoom werkeloos of ontbreekt. 5. Wegens het niet toelaatbare van het experiment bij den mensch moet men zich tevreden stellen met het opsporen der gegevens, die zich toevallig voordoen; en voorts gegevens zich verschaffen in kwartierstaat en parenteel. 1) Ttie genetics of Drosophila Bibliographia genetica Dl. II 1925 2) Degeneratie. Zie Orgaan der Christelijke Natuur- en Geneeskundigen 1908 pag. 84.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen