De ethiek in de gereformeerde theologie - pagina 69
Rede bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit te Amsterdam
67 één zijn, evenmin storend voor de ontwikkeling zijner ethica, als zijn ethische arbeid het voor de moraal der Puriteinen is geweest. Aansluitend niet aan COCCEJUS maar aan VOETIUS, blijve de ethiek in de zedewet dus allereerst de ordinantie van onzen Schepper, onzen Koning en Heer zien, maar ook den wil van den Vader aan Zijn kii!,d-
Verliest
liierdoor het ggbod,.niets van zijn karakter van een categorischen imperatief, blijven wet en gebod ordinantien Gods, hierdoor komt tevens wat de Schrift_ zoq__schoon noemt:_ ,jZij^jdan navolgers, Gods als gehefde kinderen" .i}, beter^Jot__zijn^j^echt_^^^^ Aansluitend aan VOETIUS en niet aan COCCEJUS, blijve de ethiek op den Heere zien, die, als de Wetgever voor Wien wij ons eerbiedig hebben te buigen, ons gebiedt; doch deze Wetgever staat niet alleen transcendent ^ boven ons en tegenover ons, maar is met Zijn eeuwige en alomtegenwoordige kracht en Zijn Heiligen Geest in ons.
En Zijn gebieden aan
ons is tevens een werken in ons, en ons gehoorzamen aan Hem vrucht van
een
werken
van
Hem, zoodat al onze zedelijke actie op een
< voorafgaand werk Gods in ons berust.
Daarom kan de Gereformeerde
etJiiek van het heden dan pok niet, gelijk de oudere, met haar vermenging van deugd en plicht, eigenlijk uitsluitend was, alleen eenplichtenleerzijn
-O
i maar heeft zij het zedelijke ook in den vorm van een deugdenleer voor__ -te stellen.^ En eindelijk, aansluitend aan VOETIUS en niet aan COCCEJUS; blijve de decaloog, ontdaan van zijn Israëlitisch-nationale inkleeding, in zijn algemeen menschelijk
karakter, in de ethiek, de zedewetj, waarvan zij de geboden
.
als zoovele normen voor den wil in het handelen in al de relaties toepast. Zeker is er, krachtens het zijn van God in ons, zoo met Zijn eeuwige kracht in ieder mensch, als ook met Zijn Heiligen Geest in den geloovige,
4"^
een inschrijving van die wet in het hart, gelijk er van den beginne een
^
inschrijving was in den naar Gods beeld geschapen mensch; maar de Goddelijke leiding om naar die wet te doen, verwarren wij niet met diejj wet zelf.
Het dubbelgebod der liefde, waarin JEZUS de tien geboden
'saamvatte, is en blijft gebod, het objectieve moraalbeginsel,., en dit magniet verward met het subjectieve beginsel van het zaligmakend geloof, waaruit die liefde met haar tegenstelling, den haat, weer kan opl)loeien,
1)
Efeze V : ] .
f
j^-tJ^
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's