De eenheid der Nieuwtestamentische Godsopenbaring - pagina 57
Rede gehouden bij de overdracht van het rektoraat aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
55
•behoefde niet meer bewezen te worden, dat Jezus de Messias der "Schriften is, zij geloofden (als Christenen) in Hem als hun Heiland. Veel aantrekkelijks heeft de voorstelling gegeven door H.J. CLADDER, S.J., Als die Zeit erfüllt war, Freib. i. Br., 1915, hl. 3vlg., die hierop neerkomt. Was Jezus Messias, dan in de eerste plaats van de Joden en bij de Joden vond Hij geen gehoor. Dat kon het heele werk van Christus doen mislukken, als niet bewezen werd, dat het alzoo moest geschieden. Welnu, het ongeloof der Joden is voorzegd, door eigen schuld hebben ze de zaligheid verworpen en thans gaat de prediking de wereld in. Het evangelie van Mt. is nu nog een laatste woord aan de Joden, opdat ze zich nog zouden bekeeren. Jezus is waarlijk de Messias der Schriften. Wat nu de verder in den tekst genoemde punten betreft, nog het volgende. Inderdaad staat in het evangelie van Matth. het profetische op den voorgrond. Ook bij Johannes vinden we tal van redevoeringen, maar die dragen een heel ander karakter. Jezus treedt in Matth. op als de oude profeten. Hij roept tot de wet en de getuigenis, tot de ware SiKMoa-óvYj. Nergens is de tegenstelling met de farizeën, de leeraars van het volk, zoo groot als in Matth. Niet de Joden, het volk, als in Joh., maar vooral de leidslieden staan Jezus tegen. En zooals de oude profeten optraden, als de priesters te kort schoten, zoo Jezus hier. Dat het gaat om de vervulling der profetie, is zoo duidelijk, dat ik het niet nader behoef aan te geven. Dat Matth. vooral die daden en woorden van Jezus geeft, die de schuld der Joden in het licht stellen: 21 : 28—32; 22 : 1—14; 27 : 4, 20, 25, 62—66; 28 : 11—15. Dat de menschelijke verantwoordelijkheid naar voren komt, blijkt vooral uit de Bergrede met haar aandringen op ware gerechtigheid, dan 12 : 33 vlg.; 20 : 1—16; 25 : 1—13; 14—30; 31—46. Van mededoogen getuigen 9 : 35—38; 10 : 6; 11 :28; 18:10. Natuurlijk komt het in de eerste plaats aan op het gezamenlijk voorkomen van al deze plaatsen in één evangelie. Maar bovendien zal, wie de teksten nagaat, bespeuren, dat er heel wat bij zijn, die alleen in het evangelie van Matth. voorkomen. ''*) Vgl. J. P. LANGE, Das Evangelium nach Markus, Bielefeld & Leipzig, 3<^ dr., 1884, bl. 1 en 2. LANGE verwijst naar Gen. 49 : 9; Hos. 11 : 15; Amos 1 : 2 ; Openb. 5 : 5 en voor de teekening van 'den tegenstand naar 1 Petr. 5 : 8. 75) Mark. 3 : 11—13; 6 : 51; 11 : 1 vlg. (vooral vs. 5 en 6, 10). Let op de breede uitwerking der wonderen 7 : 31 vlg.; 8 : 22 vlg. ™) Mark. 5 : 4; 5 : 26 en 29; 9 : 21—23, vgl. vs. 26 en 27. ") Mark. 2 : 2, 13; 3 : 9, 20; 6 : 51; 7 : 24, 37; 8 : 1; 9 : 14. Let ook op igeS-aj^^a^sy 12:17. G. STOSCH, Die Entstehung der Bibel, Gütersloh, 1916, bl. 73, heeft er terecht op gewezen, dat Markus ons daardoor tevens verklaart, hoe het kwam, dat het evangelie ingang vond in de wereld. ™) Het teekent, dat Luk. al dadelijk begint met over menschelijk onderzoek te handelen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1918
Rectorale redes | 66 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1918
Rectorale redes | 66 Pagina's