Taalbederf door de school van Kollewijn - pagina 55
Rede bij de 54ste herdenking van de stichting der Vrije Universiteit te Amsterdam
47 vermeld te worden. Wie ze wel uitspreekt en leest, pleegt „fetisch* dienst van de letter". In hoogbejaarde leeken is dat nog ver* schoonbaar; maar dat een onderwijzer, die overigens nog wel „op nieuw taaistandpunt" stond, dit nog niet wist! „Terwijl hij toch weet, dat van de beschaafdsprekende Nederlanders — vooral in het normsgevende gedeelte van ons land — de overgroote meer? derheid als regel infinitieven en meervouden op «e gebruikt!""' W a t zijn wij nu over het „Algemeen Beschaafd" te weten ge* komen? Dat schrijftaal, dichtertaal en grammatica geen gezag hebben; dat er geen norm is, dan die elk, die wel beschaafd schijnt te spreken, in zijn voorbeeld verschaft; dat men voor een aantal woorden en vormen, die de „vereenvoudigers" bezwaren, zich liefst wachten moet; en dat buigings^n, genitief, en vrouwelijke pronominale aanduiding voor nietspersonen, altijd verboden zijn; voorts dat sen beslist als ?e moet uitgesproken worden. *^^ Eén voornaam gegeven vinden wij bovendien nog telkens: Hol* land is „het normgevende gedeelte van ons land"; wat daar be* schaafd heet, is overal het volledigst*beschaafde. Brabant, en ook ZuidsNederland hebben zich geleidelijk daar geheel bij aan te sluiten. Voor de Vlamingen is het eer genoeg, door hun goede auteurs een soortgelijken invloed te oefenen op het HoUandsche Nederlandsch als de Zwitsers op het algemeene Hoogduitsch.'^^ Is de beschaafde, belangstellende, tevens belanghebbende, „leek" (pedante benaming!) met de uitkomsten van De Vooys' uiteenzettingen en waarnemingen nu geholpen? Men kan het moeilijk gelooven. W a t baat hem de voorstelling van dienstmeisje, winkelier en arbeider, die in taal hooger op streven, en de norm zoeken bij mevrouw, den deftigen klant, en den bestuurder van de vakvereeniging? ^'* Hij heeft behoefte aan algemeener en vaster normen, en blijft vragen: waar, wat, wie? W a n t ook in ons volk leeft nog wel — zij het veel minder dan in Engeland, waar Schröer ze algemeen acht als natuurlijke reactie tegen licht ver* slonzende practijk —, buiten den kring van dès* en letterkundigen, liefde voor de taal en kieskeurigheid in haar gebruik. Maar komen dezulken om voorlichting, dan scheept men hen af met een overal
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1934
Rectorale redes | 142 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1934
Rectorale redes | 142 Pagina's