Toren.
Je staat ia de slapende stad als een wacht, Je ziögt je welluidende lied in den niacht, Als de sterren hoo'g staan^ En de lachende maan Je met .zilveren glansen, doorluchtig en rein, In de blauwende lucht als een aaal'ge doet zijn.
Als stormvlageiï laai'lea tot klaagtonen baing, In fla.rden verscheuren je aind'renden zanigi, Sta je vast onvervaard. Met je voet diep in de aard; En ja siddert niet week om den woedendani vrind. Maar je vfijst naar omhoog met 't geloof van een kind, I
Eea wakende ziel in den duistereni niacht. Houd j'over de wereld.je eenzame wacht.... Door de luisfrende lucht Galmt je wijde gerucht... En je jubelt je lied als een-vroom „Wees gegroet!" In het Oosten den dagenden dajg tegemoet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1921
De Reformatie | 8 Pagina's
