GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KUYPER - BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KUYPER - BIBLIOGRAFIE.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXI.

door J. C. RULLMANN.

27. Conservatisme en Orthodoxie. Afscheidsrede, uitgesproken in de Domkerk te Utrecht, 31 Juli' 1870. Amsterdam, H. De Hoogh & Co.

Nog geen drie jaren was het geleden, dat DT Kuyper zijn intrede te Utrecht had gedaan. Door zijn aannemen van het beroep naar Amsterdiia kwam thans het uur van scheiden.

Een nog levend Dienaar des Woords, destijds student, deelt in de Herinneringen van de Oude Garde, blz. 98, het volgende mede:

„Toen ik Dr Kuyper kwam vragen, of hij het beroep naar Amsterdam niet kon atwij, zen, gaf hij mij ten antwoord, dat van Amsterdam en niet van Utrecht de reformatie der kerk, waarom hij worstelde, alleen kon uitgaan. Dat izag hij als de bedoeling Gods in zijne roeping naar de hoofdstad des lands."

De afscheidstekst luidde: „Houdt dat gij hebt", Openb. 3: llm. Waar aanleiding daarvan wa^ïschuwde de scheidende leeraar tegen de valse he behoudzucht (oonservatisme) en wekte hij op tol de ware behoudzucht (orthodoxie).

In zijn inleiding herinnerde hij, hoe hij in zijn intjeepreek gesproken had van het kerkelijk vra: igstuk, en toen de meening bestreed, alsof dat vraagstuk het geloof niet raakte. Hij waagde toen het vermoeden, dat de tijd van oplossing voor dat vraagstuk gekomen was, en ontveinsde de Utrechtsche gemeente zijn bedoeling niet, om zelf daarbij haar plichtsbetrachting te streven. Welnu, wat sinds voorviel, versterkte die overtuiging.

„Het ^ijn stormachtige jaren geweest, die we doorleefden, en menig brokstuk viel weer van den bouwval rftder. Het gemis aan' een kerk, dien naam waard, deed de vraag naar haar weêroprichting toenemen. En door den driediibbelen, strijd van fcerke-• lijke verkiezing, om het kerkelijk goed, en voor den kerkelijken doop, is de eisch steeds klemmender aan ons kerkgenootschap g|esteld, om ons öï een Kerk van Christus terug te geven, óf zelf door ontbinding te vergaan."

Vervolgens toont de prediker aan, waarin de ware behoudzucht zich van de valsche onderscheidt: de valsche wil wat is, behouden, zooals het is; de ware behoudt wat is, gelijk het wordt m Christus, d.w.z. opgestaan. En waar ook in het kerkelijk leven de oude vorm steeds meer onbruikbaar blijkt en de nieuwe nog wordt gezocht, is het de roeping der gemteente niet te houden wat de vaderen hadden, maar wat zij zelve heeft. Wel in aansluiting aan den vorm onzer vaderen, njaar toch uit onzen tijd moet de stof genomen, waaruit thans de levensvorm wordt bereid. Want niet in hun dagen, maar in onzen tijd te houden wat we in Christus hebben, is onze roeping.

Die roeping gold inzonderheid de Gemeente van •Utrecht, die reeds sinds lange jaren haar naam' aan den strijd voor rechtzinnigheid en geloof had verbonden.

„Ook dat talent is iets, dat ge hebt, ook daarvan izeg ik: „h o u d het". Als men u elders benijdt, laat het dan om iets meer izijn dan om uw rechtzinaigen naam. Weet dan veeleer door de levenskracht, die van uw rechtzinnigheid uitstroomt, anderen tot jaloerschheid te verwekken. Elders klaagt men, dat er nog banden izijn, die belemmeren, .— hier zijt gij vrij. Elders worstelt men nog om de prediking van het ongeloof terag te dringen, — hier werd die strijd reeds met overwinning gekroond. O! slaap dan niet op uw lauweren in en ban den waan, alsof 'met die eerste schermutseling de groote strijd reeds was volstreden. Immers, nu eerst komt de bange worsteling. N'u komt het er op aan, de vruchten van dien eersten strijd te toonen, door elk te overtuigen, dat de heerschappij der rechtizinnigheid de gemeente van Utrecht opbouwt, haar leven wekt^ haar veerkracht verhoogt en het zuurdeeg des Christendoms ook in haar maatschappelijk leven gisten doet. Nu wordt het uw roeping, om niet slechts elk voor u .zelf, maar oiok als g, . e - m e e n t e te beslissen, of gij menschen-inzettingen nog gehoorzamen moogt, zoo ze de kracht van Gods Woord tegenbouden. Nu komt de moeilijke taak, om het nieuw gewekte gemeenteleven, met vaste hand te ordenen en weer den g e e s t e 1 ij k e n eisch te geven, aan al wat geestelijk heet. Ja, nu vooral, wacht u de reuzenarbeid, om het niet-geloovend deel der gemeente, waarover men zich dusver weinig bekreund heelt, weer met de kracht des Evangelies te bewerken, en te breken met dien valschen toestand, waarin ge tot dusver, aoo ik gelo'öven wil, Uws ondanks, hebt verkeerd.

„Met heiligen ernst roep ik U daartoe op. Gemeente! al zal het mij niet vergund zijn, in dien stiijd met u op te trekken. Maar, at wacht mij thans in een andere gemeente de strijd, dien gij reeds achter u hebt, ook tot dien tweeden strijd , zal het daar eens komen, en goed , zal het mij zijn, dan anderen te kunnen toeroepen: „Ziet het aan Utrecht, wat de rechtzinnigheid vermocht!"

Na een persoonlijke herinnering aan de vaak beklemmende eenzaamheid, waarin hij met zijn meening te Utrecht in den kerkelijken strijd stond, en na de betuiging, dat hij te Utrecht eerst teu volle geleerd had wat het is, broeders en zusters van geestelijke imaagsohap te hebben, besloot hij met een waarschuwing tot de Gemeente voor de valsche behoudzucht, „Begraaf onze heerlijke or thodoxie niet in den verraderlijken kuil van een valsch conservatisme".

Bij zijn vertrek uit Utrecht werden aan Dr Kuyper door zekeren Johannes op 31 Juli 1870 eenige Dichtregelen opgedragen, gedrukt door H. Melder. Prijs 5 cents. Per 25 ex. fl. Zie het Bijvoegsel van De Stiehtsche Courant van 27 Oötober 1917.

In later jaren heeft Dr Kuyper nog m'eermalen _ op Utrecht gewezen als een bewijs, dat men mot een bezetteii van alle ambten door orthodo'xen, er zonder meer nog niet is.

„Laat men ons tot moe wordens toe een betoog voorleggen, dat in onze kerkorganisatie nog ioo goede elementen izijn, mits er maar andere personen komen, en wie Utrecht kent en liefheeft met nog een andere dan blinde liefde, wordt van de juistheid dier .zienswijs nimmer overtuigd." De H e r au t, 24 Nov. 1871.

„In de Modernen alleen schuilt het kwaad niet. Denk U, dat het gelukte alle predikantsplaatsen met geloovige leeraars te bezetten, en de logica van ons beginsel in geheel onze tegenwoiordige organisatie te doen werken, welnu, dan hadt ge de Utrechtsche toestanden! Utrecht ken ik. Ik heb er zelf twee gelrdckige levensjaren doorgebracht. Ge behoeft mij dus niet te verdenken, dat ik kwaad zal spreken van mijn oude gemeente. Maar als men mij Utrecht als kerkelijk ideaal wil voorhouden, da-n antwoord ik: aan mijn hooggeschatte voormalige ambtgenooten ligt het niet, aan de ouderlingen. ligt het niet, het ligt niet aan diakenen noch kerkvoogden, veelmin aan den Uitnemenden kring geloovigen, die de kern der gemeente vormen, maar met dat al een stad op den berg, een licht op den kandelaiar is Utrecht niet. Uitsluitend aan de organisatie, uitsluitend aan de Volkskerk wijt ik dit. Op het wratogeslagen schip in het midden der baren staat de beste bemanning machteloos, brengt zelfs een Barend aan het roer geen heil." Confidentie 1873, blz. 103 en 104. •; ;

„Wat is uw voorslag tot wegiiemlng van den misstand ?

Orthodoxe predikanten; orthodoxe kerkeraden; orthodoxe gemeenteleden'!

En Utrecht dan!

Daar bestaat die „ideaal"toestand reeds twintig jaren .... en het blijft in dit opzicht de stad der .zeven kerkhoven \'XMralsnog". DeHeraut, 23 Juni 1878.

Van deze benaming „de stad der zeven kerkhoven" voor Utrecht, komt het vaderschap toe aan den voormaligen Utrechtscihen predikant W, J. Jorissen. Zie nr 8 van deze Bibliografie.

Onder de portretten der predikanten, die de Ned. Herv. Gemieente te Utrecht gediend hebben, is, na zijn overlijden, ook dat van Dr Kuyper opgenomen als wandversiering in de kerkeraadskamer op het Domplein.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

KUYPER - BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1922

De Reformatie | 8 Pagina's