GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

door J. C. RULLMANN.

LXI.

56. Uit het Woord. Stichtelij'ke Bijbelstudiën. Tweede Bundel. Amsterdam, J. H. Kruyt, 1875.

Deze bundel, die in Januari 1876 compleet was, bestaat uit vijf stukken, alle overgedrukt uit het 'Zondagsblad van De Standaard, respectievelijk daarin aangevangen 25 AugL '72, 5 Jan. '73, 27 April 73, 31 Aug. 73 en 4 Jan. 74.

I. Schuchterheid in het heilige.

Scherp trekt DT K. hier de grenslijn tusschen het gewijde en het ongewijde, en diep-ernstig waarschuwt hij tegen een spelen met het heilige. Aangrijpend is wat hij schrijft over een te koop loopen toet eigen zielservaring en over de zielsgevaren van het ambt.

II. De Sleutelen.

II. De Sleutelmacht.

Overtuigd, dat de kerkelijke quaestie het christelijk geloof in zijn hartader raa!kt, en daarmee de eere Gods en der zielen zaligheid geldt, trekt de schrijver aan de hand van' Gods Woord, bij het licht des Geestes in de geschiedenis der kerk en de genadebedeeling onzer dagen in het christenhart, ook het vraagstuk' der Kerk van 'Christus in den lering dezer Bijbelbeschouwingen, zijn onderzoe'k aanknoopende aan de bekende beeldspraak in de Sleutelen des Heme1rijks.

IV. De Uitverkiezing.

Hier wordt uit de geschiedenis aangetoond, dat de belijdenis der Uitverkiezing het cardinale stuk der Gereformeerde Kerk is. Met stelselzucht en scholastieke lielhebberij heeft deze belijdenis niets te maken. Zulk een spelen met doode begrippen en aaneenschakelen van levenlooze sluitredenen, was niet de bron van krac!ht voor onze Dordtsche vaderen. Zij dronken uit die bïoai van werkelijke levenskracht, die hart en huis, die vorst en volk', die staat en maatschappij 'herstellen kon.

Het is onze Kerk niet om een welgeordend systeem, niet om een praclitige constructie der gedachten te doen, maar om werkelijkheid, om kennisse van het leven Gods gelijk het is. Ze heeft'met de Remoustranten niet een wedstrijd gestreden, wie hel fijnst de kiem eener gedachte uitpluizen, en ontleden kan, maar er zich tegen. verzet, dat men een daad Gods zou wegcijferen, die er was, en daardoor den blik op het eeuwige zou vervalschen. Wil men, dan moet erkend, dat de Dordtsche Vaders zoo inconsequent mogelijk waren. Ze leerden, dat de verldezing van eeuwig was, en toch 's menschen val is zijn zonde, zijn eigen wel bewezen schuld. Ze leerden dat het geloof, ook in zijn eerste roerselen een gave Gods is, - en toch dat de ongeloovige • schuldig staat, dat hij niet gelooft. Het was er hun niet om te doen, om de eerepalm der zuiverheid van denken weg te dragen, of als volleerde meesters in het knutselen van systemen bij het nageslacht te boek tè staan, maar om aan de Gemeente die na hen kwam, trouwelijk en naar waarheid de Openbaring der Schrift over te leveren en onverkort den. heiligen vrede te gunnen, die in de belijdenis dezer waarheid te genieten is.

Gereed in den zin, alsof ze de geestelijke studie dezer belijdenis voor afgedaan zou mogen beschouwen, is onze Kerk ook met het stuk der uitverkiezing nooit. Taak ook der komende eeuwen zal het zijn, om de feiten bei van uitverkiezing en schuld steeds juister uit Gods Woord te constateeren, vollediger uit de ervaring der geloovigen toe te lichten, steeds in juister samenhang met de overige heilsfeiten te plaatsen, en vooral door voortgezette studie der izielkunde meer als waar en onomstootelijk in de levensverschijnselen .zelve aan te toonen.

Aan het slot zijner beschouwing k'eert Dr Kuyper dan terug tot het uitgangspunt:

Dat de grootste en machtigste geesten der Christelijke Kerk de uitverkiezing steeds beleden hebben, is het onwraakbaar getuigenis der historie. Dat elk gebed en elke dankzegging, ja elke zielsuiting van het vroom gemoed, dit feit der albeheerschende genade veronderstelt, belijdt en aanvaardt, is de ervaring der christenheid. Dat de Christelijke tucht nooit beter in eere was, noch het zedelijk leven ooit hooger vlucht nam dan in die deelen der Christelijke Kerk, in die landen, bij die volken, wier belijdenis met de uitverkiezing Gods stond of viel, zal ons door geen kenner van de historie der Hervormde natiën betvs-ist worden. Waarom, en ziehier de vraag waarmee we besluiten, zou dan thans .als merk der „nachtschool"! gelden, wat alle eeuwen door het merk der grootste geesten was; waarom dan im als godsdienstig element onbruikbaar worden gekeurd, wat dusver der vroomheid haar ruimste verheffing schonk; ja, waarom dan ter opbeuring van onze diepgezonken maatschappelijke toestanden een zo'ut zouteloos zijn te achten, dat een • eeuw lang bij een viertal der beste natiën het bederf van Weelde en zelfverlaging heeft gekeerd?

V. De mensch Christus Jezus.

De schrijver komt hier op tegen de bewering, dat de geloovige gemeente eenzijdig 's Heer en goddelijke natuur beleed en voor zijn menschelijke •natuur geen oog had; neen, zegt hij, maar dat is haar feil bij haar belijdenis van den Christus, dat zij het menschelijke in Jezus vergoodt. Zijn menschelijke natuur echter als behoorende tot het creatuurlijke • leven, mag nooit voorwerp van goddelijk eerbewijs zijn. Vervolgens wordt gehandeld over de ontwikkeling van den mensch Jezus Christus tot zijn dertigste levensjaar. Toen was ze voleind, en toet die voleinding viel de ontdekking van den toensch' Christus Jezus saani', d.at Hij was de Zoon vjan God.

Aan het einde van deze artikelenreeks vinden we dan nog het volgende naschrift:

De voorstelling in dit artikel gegeven, dat de mensch Jezus eerst bij; den Doop, voor zooveel zijn menschelijk bewustzijn betreft, de zekerheid ontving, dat Hij de Zone Gods was, heeft aanstoot gegeven. We leiden hieruit af, dat er in die voorstelling iets onj'uist. gezegd was. Niet terwille van menschen, maar 'uit onvoorwaardelijken eerbied voor de hoogheilige persoonlijkheid des Heeren, nemen We dit onjuiste, zonder aarzeling terug. Ter voorkoming van misverstand voegen we hier nog slechts aan toe, dat naar onze voorstelling:1. de Middelaar God van eeuwigheid was; 2. geen oogenblik ophield God te zijn; 3. reeds door zijn moeder moest weten dat hij de Zoon des Vaders was, en 4. dat het verschil alleen hierover liep, of de Heei van mensoh af als kind [dit zal moeten zijn: an kinds af als mensch] het volle bew'ustzijn. van zijn. Godheid met zich omdroeg.

Hierop nu meenen we te mogen antwoorden: a. als Kindeke op Maria's schoot ontbrak Hem dit menschelijk bewustzijn; b. later had Hij he' volkomen; c. er moet dus ergens in zijn leven een oogenblik liggen, dat dit bewustzijn klaar doorbrak; d. reeds op twaalfjarigen leeftijd sprak dit sterk in Hem; e. volkomen sinds den Doop.

Dil laatste is in het artikel te sterk op den voorgrond getreden; het voorafgaande te weinig in het oog gehouden. Hierin lag de feil.

Men vergelijke hierbij de voordracht, enkele jaren tevoren, 1867, door Dr Ph-F. Keerl op' de Evangelische Aliantie te Amsterdam' gehouden: D'ie menschlich-sittliche Entwicklung JesuChristi, vooral 'blz. 304 van het Verslag-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's