GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

aan den heer N. Baas, Inzake zijne artikelen over „Reformatie-Mentaliteit".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

aan den heer N. Baas, Inzake zijne artikelen over „Reformatie-Mentaliteit".

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Geachte Broieder Baas!

In Ihiet 'begin van uw tweede artifel Hebt gij ons iets o^rer Kerkbode-redacteuren verteld. Zij zouden de brutaliteit liebben (dat woord hebt gij niet gebruikt, maar wanneer uw opmierking: juist wias, zou ik bet toA beel gepast vinden) om hun oordeel over ©en Oif ander vraagstuk' den menschen in dezen vorm! kenbaar te tnakten: „Wij, gereforïneerden.. i. I." lenzv. Maar hoe de gemfeente over zulke dingen denkt, daarvian weten ze niet, want deze is „heel anders dan.imien haar over den preekstoelrand ziet".

Laat m'e u eens in gembede mogen vragen, of ge dit uw openlijk oordeel wei-overwogen én; , ^n^|ar den eiGöh • der broederlijke liefde - acht.

Vooreerst: waarom doet gij m'ede aan dat schimpen op Kerkbode-redacteuren? Vindt ge dat zelf, bij nadenlcen, niet onrechtvaardig? Dat men i; ulk'e woorden beluistert uit den taond dergenen, die eigenlijk de gereformeerde waarheid niet van harte zijn toegedaan en daarom' van de Kerkbode-redacteuren nogal eens een vermaning moeten ontvangen, is Keer wel te begrijpen; doch dat gij zoo spreekt, begrijp ik niet goed. Natuurlijk — er zijn Kerkbode-redacteuren, die wel eens feil gaan en verkeerde dingen schrijven; miaar weet u een kring ter wereld te noemen waar nooit eens een minder gehik'ldge uitdrukking wordt gedaan of _ een minder goed bietoog wordt igehoiuden? Zijt ge zelf onfeilbaar? hnimiers neen!

En weet ge dan niet, welk een ktachtigen steun alle christelijke arbeid in ons gansche land heeft van de Kerkbodes? Het zijn de 'kleine kanalen, waardoor het water uit de groote rivieren overal heen wordt geleid lom aUe akJkers te besproeien. Laat ik me beperken tot uw eigenlijken arbeid: ik ben zeker ervan, dat het Evangelisatiewerk onder ons niet zulk een opgang gemaakt zou hebben, wanneer het niet voortdurend door de Kerkboderedacteuren was besproken en aanbevolen. En zelfs waar ge tegenstand ondervondt, bleef dat toch niet zonder vrucht voor uw werk. Scheer de vele goeden dan niet over dezelfde kam als de enkele kwaden en wees billijk tegenover uw broeders, die met hun beste kraohten de zaak van denzelfden Koning dienen als gij!

Ten tweede: ge beschuldigt de Kerlcbode-redacteuren ervan, dat zij hun persoonlijk oordeel aandienen als he t oordeel der gereformeerden. Ik meen, d^t deze aanklacht onrechtvaardig en ongegrond is. lis ben zelf Kefkbode-redacteur en lees reeds jaren lang vrijwel alle kerkboden, zoodat ik, roemende onwijs zijnde omdat gij mij noodzaakt, meen, tot een oordeel over deze dingen gerechtigd te zijn; zelfs waarschijnlijk meer dan gij. En dap. kan ik verklaren, dat m.i. de meeste Kerkbode-redacteuren zich niet aan zulk een kWaad schuldig maken. Wanneer zij schrijven over een onderwerp' zeggen ze niet: „wij gereformeerden" of „wij dominees", maar gebruiken alleen het redactioneele „wij". Wat mijzelf betreft, ik doe dit de laatste jaren zelfs niet meer, om te voorkomen, dat men grooter gewicht zou hechten aan wat ik schrijf dan hetgeen men toekent aan een persoonlijk oordeel; en ook andere Kerkbode-redacteuren handelen aldus. Hebben we ••iet desondanks over „Wij, gereformeerden", dan betreft het zulke gevallen, waarin dat woord inderaaad toepasselijk is, aangezien het een oordeel of gevoelen geldt, dat onder ons algemeen wordt gedeeld i). (Daarom' is naar mijn meening uw niet lichte beschuldiging ongegrond en ware ze beter achterwege gebleven.

Ten derde: ge zegt, dat de gemeente heel anders is dan men haar over den preekstoelrand ziet. Daarin, gelijk in uw gansche redeneering', ligt, dat de Kerkbode-redacteuren weinig of niets weten van wat in de gemeente omlgaat. Het spijt me zeer, dat ge zooi iets hebt neergeschreven! Ik ben overtuigd, dat ge ook hierin u schromelijk vergist:

De Kerkbode-redacteuren Ziijn •vrijwel allen predikanten. Ik zal even het lijstje overnemen, dat het Gereformeerd Jongelingsblad in het numnmier vian 8 pee. 1.1. van hunne namen gaf:

„Kerkbode redacteuren zijn o.a.: Ds van Schelven van lAmsterdami, Dr Dijk te 'sHage, Ds van der Linden te 'sH^age, Ds DouMa te 'sHage, D's Kapteyn te Zwolle, ID's Laman te Assen, Dr Keizer te Tiel, Ds Renting te Winterswijk, Dr Soheurer te Ermelo, Dr de Moor te Utrecht, Dr Kaajan te Utrecht, Ds iRullmiann te Utrecht, Ds L'andwehr te Rotterdam, Dr • Kuyper Jr ' te Rotterdam, Ds Donner te Amersfoort, Ds Teerink te Amersfoort, Prof. Dr G-rosheide te Amsterdam, D'S Lindeboom te Amsterdam ^ Ds Doekes te-Nieuwdrorp, Ds' v. d. Meuleft"-té"-FieiÈêum, ' Dr Vollen-: ! hoven te 'sHage, Ds Bouma te Leeuwarden, Ds' Hagen te Delft, Ds Waterink te Zutfen, Ds Schilder te Delft, Ds van Minnen te-'s Gravenzande, Ds Jonkers te Schiedaïm, Ds Gispen te Scfaeveningen. Dr Los te 'sHage, Ds Hagenbeek te Vlaardingen, Ds Miedema te Groningen, Ds van der Vegte te Groningen, Dr Inipeta te Kampen, Ds . Kuiper te Kampen, Ds v. d. Velden te Kralingen, Dr van Es te Leeuwarden, D's van Dijken te Overtoom, Ds Kerkhof te 0.-Souburg, Ds Bouma te Middelburg, enz. enz."

Terecht teekent het blad hierbij aan, dat dit nog niet de helft is van het aantal Kerkbode-redacleuren. Zoudt gij nu in ernst willen voilhouden, dat deze menschen de gemeente alleen zien van over den preekstoelrand ? Arbeiden zij niet, sommigen reeds vele jaren lang, in het midden der gemeente? Staan zij niet dagelijks met haar in levende aanraking? Spreken zij niet voortdurend met hun gemeenteleden ook over de onderwerpen, die gij tnoemt? En als ge zoudt willen antwoorden: Ja maar men zegt hun niet alles! dan is mijn wederwoord: met laffe menschen rekenen wij niet. Wie de vrijmoedigheid mist om' een .afwijkende meening tegenover hen te uiten en te verdedigen, doch wel zoo vrijmoedig is om uit een verborgen hoekje steenen naar de Kerkbode-redacteuren te werpen —• vergun me, aan het oordeel van zoo iemand geen waarde te hechten en zijn gedrag niet te qualificeeren, aangezien ik liefst alleen nette woorden gebruik.

Om al deze redenen moet ik u mijn spijt betuigen, dat gij door het schreeuwen uit het kamp der heele of halve vijanden van de gereformeerde waarheid u hebt laten verleiden om met hen mede te roepen en uw broeders te smaden en ten onreahte te beschuldigen.

Indien ge hadt willen schrijven naar den eisch, dan zoudt ge er op' gewezen hebben, dat het goed is, velerlei stemmen te hooren uit en over ons kerkelijk leven; ook van die menschen, die gemeenlijk in onze kerkelijke pers niet aan het woord komen. En dan zen ik u dadelijk gesteund hebben; want inderdaad, zelfs al wordt het wat krom gezegd en worden er grootere of kleinere fouten gemaakt, ook ik acht het van veel beteekenis, dat ieder, die wat op zijn hart heeft, dat de moeite van het aanhooren waard is, zich onbele^mmerd kan uiten. D'O R e f o rü^J; i*e moet daarvoor de gelegenheid geven. IJet Bltó is er voor. En daarom, broeder Baas, o; dk-'.< ip'moet ik' opkomen tegen heel wat dat uit iuw> ? ^p#ft/is gevloeid, ik betreur 'het toch niet, dat gên|ws/rofcen hebt. Niet alleen omdat ik daardoor geleg^enheid kreeg om' ook mijn hart teens te luchten (Wiaartoe men - anders, zonder bepaalde aanleiding, niet' zoo komt), maar vooral omdat ik het ep hoogen prijs stel, het oordeel van anderen te vernemen; ook van zuUc'en, die niet gewoon zijn, hun mieeninig over kerkelijke zlaken in het publiek te uiten.

Thans een ander dep], van uw tweeden brief, , n.l. wat ge hebt geschreven over de Catechismusprediking. Ik' zal daarop niet in den breede ingaan, want ik ben al aan mijn derden brief en heb' nog het een en ander op mijn hart over uw 3e—öe artikel, zoodat ik me moet beperken. Het onderwerp was anders de moeite wel waard en aan stol KOU het taie niet ontbreken; do'ch ik hoop' zelftucht te betrachten.

Vergun mij dan een tweetal losse opmerkingen.

De eerste raakt uw mededeeling, die ik' zekerheidshalve hier letterlijk van u overneem: „Er gebeuren zulke vreemde dingen in ons kerkelijk Jeruzalem. Een ouderling komt op huisbezo'ek. Er is een vrouwelijke huisgenoote, die daar in dienstbietrelddng is. Hij stelt haar ééne vraag, niet of zij ter kerk ging, of zij Vrede had. Neen, of zij hem ook het onderscheid kon zeggen „tusschen de Calvinistische en Zwingliaansche opvatting van het Avondmaal? " Anno Domini 1922."

Zoo hebt ge geschreven, zoo hebt ge laten drukken en niet in de drukproef deze zinnen geschrapt. Broeder Baas — ik begrijp u daarin niet! Straks moest ik u wijzen op het Oiubillijk beschuldigen en smaden van onze Kerkbode-redacteuren; thans moet ik met nog veel meer ktacht opko'men voor onze ouderlingen.

In de eerste plaats: zijt gij zoo zeker van de publieke beschuldiging, die ge doet? Laat ik u enkele vragen stellen: lo van wien weet ge dit? Van de betrokkene zelf of hebt ge het uit de tweede hand? 2o indien van de betrokkene zelf, hebt ge toen de rechtvaardigheid betracht en ook den ouderling gehoord ? 3o is u toen uit mededeelingen van beide kanten gebleken, dat het geval zich ge'heel heeft toegedragen zooals u het vertelt? 4o hebt u toen dien ouderUng vermaand over zijn zonderlinge m: ajiier van optreden en hem broederlijk op de dwaling zijns wegs gewezen?

Naar den aard der liefde neem ik van u aan, dat gjö lalle deze vragen in bevestigenden zin laint beantwoorden. Dan is daarmede een geval geconstateerd, waarin een ouderling ter gelegenheid van huisbezoek dwaas optrad en is deze broeder op zijn fout gewezen, zoodat hij die niet meer zal begaan, naar we willen hopen. Maar nu - vraag ik u ten tweede: waarom zet ge dat geval in de courant ? Is dit een - voorbeeld van de manier^ waarop onze ouderlingen huisbezoek doen ? Gebeuren er werkelijk, niet bij uitzondering doch als regel, zulke vreemde dingen in ons kerkelijk Jeruzalem? Over uitzonderingen schrijft men niet. Komt het dus herhaaldelijk voor, dat onze ouderlingen zulke do'mheden uithalen en zoo weinig voor hun taak berekend zijn?

Broeder Baas, gij hadt zulke dingen niet moeten schrijven en dergelijk generaliseeren doet niet zoo gering kwaad; in de eerste plaats aan uw eigen betoog; in de tweede plaats aan het werk onzer ouderlingen, dat men toch al zoo gemakkelijk ver-

oordeelt zonder het voldoende te waardeeren en zonder ook te zoeken naar Jiet liefdevoil begrijpen, waarop ieder redht • iheeft en niet het minst een ambtsdrager.

Mijn tweede optaerking geldt uw advies over het splitsen of oombineeren van Zondagsafdeelingen bij de behandeling van den Catechismus. Ge schijnt dat z.qo bijzonder te vinden, dat naar ge verwacht men u daarbij idadelijk met een „Maar brooder" zal tegenkomen in naam der routine; en ge verdenkt van. zulken tegenstand vooral de dominees, want een exemplaar dezer soort voert ge, sprekende tegen u, in.

Nu zeg ik op mijn beurt: „Maar broeder...." Hoe komt ge toch bij zulke dingen? Denkt ge alleen aan Amsterdam' en vergeet ge het geheele land, waar zulke splitsingen en combinaties sinds jaar en dag overal voorkomen en iioioit eenig bezwaar ontmoetten? Wij, hier in Utrecht, preeken op feestdagen doorgaans geen Catechismus en blijven toch in het spoor der Kerkorde door dan op andere Zondagen combinaties te maken zooals gij ze aangeeft. Elders doet toen dat nog veel vrijer. Waarom) ook niet? Beste broeder, ge kent ons niet we vallen zoo mee! Indien ge toch nog twijfelen toiocht, verwijs ik u 'naar de Acta van. onze laatste Synode (Leeuwarden, 1920), waar ge op blz. 200 in het rapport der comtaissie over een nieuw catechetisch leerboek (rapporteur Dr W. A. van Es) deze woorden kunt lezen:

„Daarbij 'komt, dat ook de behoefte aan een ander leerboek voor den k'ansel in onze Kerken waarlijk niet zoo algemeen en diep wordt gevoeld. Wel zou ook in dit opzicht weder van den - Catechismus kunnen worden gezqgd, dat er sommige i; , : aangelegen punten" der belijdenis althans niet op zulke wijze in worden bespiok'en, als misschien voor onzen tijd wel wenschelij'k izou feünnen worden geacht, terwijl andere stukken er een misschien voor onzen tijd onevenredig uitvoerige behandeling krijgen. Doeh men is bij de Catedbismusprediking toch weder niet > aldus aan de letter van den Catechismus gebonden, dat zulke bezwaren bij de prediking niet gemaliikelijk zouden zijn te overwinnen. Onze Kerkenordening schrijft in artikel 68 alleen voor, dat de Dienaars „alomtoe dés Zondags, ordinaarlijk in de namiddagsche predikatiën" — niet den Catechismus, - .maar — „de somm'a der Christelijke leer in den Catechism u s, die tegenwoordig in de Nederlandsche Kerken aangenomen is, vervat" kortelijk uitleggen zullen. En wel gaat ze dan verder, dat „dezelve zooyeel mogelijk jaarlijks mag geëindigd worden volgens de afdeeling des Catechismus zelf daarop gemaakt." Doch dat „ziooveel mogelijk" laat toch ook nog weder ruimte genoeg over, om', waar dit noodig bleek, bij de prediking Zondagen te splitsen of desnoods bijeen te. voegen, en zoo de behandeling van den 'Catechismus over de grenzen van leen jaarkring uit te breiden, gelijk' dit ook de nu en dan in onze Kerken gevolgde praktijk wel bewijst."

De Synode was het met deze redeneering geheel eens. Ik meen u dus m'et de stukken te hebben aangetoond, dat ge tegen windmolens vecht en dominees ziet, die slechts in uw verbeelding bestaan (biehoudens alweer: mogelijke uitzonderingen, die den regel bevestigen).

En laangezien ik het heel gevaarlijk' vind voor de ware reformatie en geenszins bewijs van de echte „reformiatie-mentaliteit" wanneer men zijn krachten besteedt aan generaliseeren, onjuist beschuldigen van zijn mede-broeders die men moest waardeeren en , achten, en strijden tegen spoken en windmolens, aichtte ik mij niet verantwoord, indien ik u niet mijn bedenkingen had doen weten tegen hetgeen ge in uw tweede artikel hebt ten beste gegeven nevens uw beschouwing aangaa'nde de revisie der belijdenis, waarover Prof. Kuyper reeds het noodige heeft gezegd.

De veronderstelling, dat ge met Psalm' 141:5a instemt, gaf mij vrijmoedigheid, dit schrijven tot u te richten; ik hoop, da, t ge het als zoodanig wilt aannemen, want het gaat mij alleen om de goede zaak, om het recht en de waarheid. Kunt ge niet met mij instemmen — wil dan toch ge-Joo'ven, dat ik het steeds zóó bedoel en niet anders. De volgende week hopen we elkaar weer te ontmoeten. Dan kom "ik tot uw derde artikel. Met broederlijken groet,

P.S. Nu moet ik waarlijk nog mij'n epistel — alsof het een meis-'esbrief was! — met een Post-Soriptura besluiten, omdat de-hoofdredacteur van D'e Heraut iets gezegd liccft over den eersten brief, dien ik u schreef.

Laat me beginnen met een vergissing van prof. Kuyper te herstellen. Zooals een blik opi den kop van dit blad hem kan doen zien, behoor ik n i e t tot de Redactie ervan, doch ben ik slechts een medewerker. Ik meen, deze verbetering te moeten aanbrengen, omdat het "mij niet zonder beteekenis lijkt, nadrulc erop te leggen, dat ik géén verantwoordelijkheid draag voor de p4aatsing uwer artikelen in dezen vorm.. Ware ik redacteur, dan zou het mijn plicht geweest zijn, u alvorens uw artikelen geplaatst werden in kennis te stellen met mijn bezwaren. Nu ik dat niet ben, las ik ze voor 'teerst .in Dl e Reformatie en kon ik dus niet trachten, te voren met u in 't gelijk te breien' wat we nu per publieke briefwisseling zoeken in orde te brengen.

Mijn tweede opmerking is, dat de consequentie, welke prof. Kuyper uit mijn woorden over Die Reformatie trok, dat we wel Roomschen en Remonstranten aan het woord zouden kunnen laten en hen daarna door Gereformeerden zouden kunnen laten weerleggen, eveneens op een vergissing berust, aangezien O'us blad op Gereformeerden grondslag staat en daarom wat ik schreef vanzelf alleen gelden kan aangaande de verschillende nuanceeringen, die er onder ons zijn binnen de grenzen der Gereformeerde belijdenis.

Wat het punt betreft, of de hoofdredacteur van D' e Heraut apodictisch zou schrijven en volgers door dik 'en dun zou kweeken, doet het mij genoegen, prof. Kuyper do (overigens ' bijkans overbodige) verzekering te miogen geven, , dat ik geen oogenblik eraan gedacht heb, zijn artikelen onder deze qualificatie te doen vallen; want juist zijn breede en diepgaande argumentatie wordt algemeen, en door mij niet het minst, gew'aardeerd. Ik doelde alleen op een gevaar, dat xou kunnen ontstaan uit de methode van De Heraut, om slechts enkele personen aan het woord te laten en alleen hun inzichten te doen propageeren. Gaarne werk ook ik mede oml leen onjuisten indruk, dien men van mijn woorden zou kunnen krijgen, weg te nemen; vandaar dit korte naschrift.


1) In een noot raag ik missoluen hiervoor wel een bewijs aanvoeren, dat giJ! zult kunnen, noch willen wraken. Onder de gesmade Kerkbode-redacteuren heeft ook jarenlang behoord Dr B. Wielenga te Amsterdam, aan wien gij veel te, danken hebt en dien ge zeker niet zult smaden. Vrucht van ziJn arbeid in de „Geldersche Kerkbode" zijn o.a. de mooie boeken over het Doopsformulier, het Huwelijksformulier en het Avondmaalsformulier. Wanneer ge die eens wilt nazien, zult ge er telkens in vinden uitdrukkingen als naar „Calvinistischen trant", „naar Gereforaueerde opvatting", „dit is het 'Gerefortoieerde stajadpunt", enz. Mocht dit niet? — Zeker, zult ge zeggen. Welnu, dan zult gü toch met de stukken moeten bewijzen, dat onze Kerkbode-redacteuren als regel zulke uitdrukkingen gebruiken om daarmee te dekken wat niet de Ger'eformeerde opvatting is doch alleen hun eigen particulier inzicht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

aan den heer N. Baas, Inzake zijne artikelen over „Reformatie-Mentaliteit

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's