GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ter InIeding.

Ter inleiding moge ik lie' volgende opmerken.

In een der voorgaande jaargangen zijn van mijn hand verschenen enkele artikelen onder den titel: .V'"sthetische Clirislu ; Loschoiiwing.

Dat die artiivelen ten plaats vonden ia deze rubriek, lieb ik bij inzending allerminst verwacht maar achteraf zeer gewaardeerd; en uit een oogpunt van. tedactioneel beleid was, ook al om liet aantal dier artikelen, de maatregel u'tnemend: hoofdartikelen mogen de grens van het vijftal niet overschrijden en — de rubriek „Letteren en Kunst" was op betere wijze verzorgd, dan üat een verbruiken van de ruimte, aan die rubriek toegewezen, tervviile van mijn artikelen, zou te rechtvaardigen geweest zijn.

Sinds is de toestand nog zoo gebleven.

En zoo komt hei, dat wat ik nu, min of meer ten vervolge en ter uitbreiding van de indertijd gageven artikelen, zeggen wil, ook weer in dezelfde , „populair wetenschappelijke schetsen" terecht komt.

Ik merk dit even op, om het verwijt van aanmatigingi te ontgaan. En om te verklaren, hoe iets, wat met , , W'elenschap" ongeveer niets heeft uit te staan, onder dit hoofd een plaats vindt.

Dichter boven Schriftgeleerde.

De tijd, waarin wij leven, draagt weer den bijbel in zijn handen.

Voor wie eerlijk is, moot de erkenning te esaiger tijd volgen, dat onze tijd daarin den bijbel niet volkomen recht doet^ maar dat anderzijds het onrecht deu bijbel óók meermalen aangedaan is van de zijde van hen, die den bijbel meer „o p" dan „i n" de handen gedragen hebben.

Lodewijk van Deyssel heeft gezegd:

Twintig jaar geleden Was het: de „Heilige Schrift" is (niets dan) Hebreeuwsche Literatuur..

Nu luidt het: alle Literatuur is, in mindere of meerdere mate. Heilige Schrift.

Niet is de Heilige Schrift slechts literatuur.

Maar de Literatuur is zelfs Heilige Schrift.

Er is niet: Werkelijkheid en Verbeelding.

Er is alleen Verbeelding en die is Werkelijkkeid. ^)

Men ziet, de schrijver heeft zich niet al te ver verwjjderd van Albert Verwey, toen hij dichtte:

Heilige Schriften zijn die, waaraan memand een sylbe [verander',

Godlijk, naar letter en geest — Goede gedichten zijn zoo, zij dan hua bron da /Skamander,

Jordaan of Noordzee geweest.

Inmiddels moet erkend worden, dat Van Dieyssel getrou\ve getuigenis gegeven heeft van den tijd, waarin hij met ons leeft.

Want het i s zoo: de Heilige Schrift, die eerst door het moderne denken is onttrokken aan het geloof in de „o p e n b a r i n g", werd al spoedig tot „hebreeuwsche literatuur" gedegradeerd. Toen kwamen de muggezifters in breede stroomen over haar heen en haalden de ziel eruit, totdat ze grondig dood' was. En de reactie had daarna gemakkelijk spel. Wiet-d eenmaal de ziel van het Oosten weer ontdoid in den Bijbel, dan was de oostérsche ziel met de westersche straks saamgesmolten; de her-vinding van den 'bijbel werd ook een argument voor de stelling, dat „de zTel overwon"; maar die overwinning der ziel was niet meer het werk van den bijbel zelf. De bijbel had. zoo roemde men, niet de ziel, maar de ziel dea bijbel CMiLdekt. En toen het daar eenmaal gekomen was, toen was de bijbel op één lijn met alle literatuur geplaatst: de „heilige schrift" behoefde geen canonisatie meer: want alles was immers canoniek, wat „de ziel" dacht en dicht? Wat is canonischer dan de ziel? Wil iemand hier van achteruitgang reppen. Van Deyssel zal daar zijn wins t-berekening tegenover stollen.

Want er Was niets meer te verliezen, naar r'.ijn oordeel. Wat kon de Bijbel doen, zoolang hij .alleen als Heilige Schrift erkend en gekust werd? Immers niets?

Het roepen der ziel vond immers in de Heilige Schrilt geen weerklank, zoolang die Schrift op haar g o d d e-lijk voetstuk, als oorkonde eener bizondere openbaring bleef staan?

Zoolang alleen de schriftgeleerde den bijbel canoniseeren moest, bleef dat heilige boek een stomme getuige voor de luisterende ziel van den aesthetischen mensch. Hoor Van Deyssel klagen:

Het is ontstellend, te bedenken, dat niemant de booge Poëzie of Werkelijkheid van het Oude Testament (van Koran, Talmud, enz.) en der Evangeliën meer kan genieten.

Niemant toch kan haar lezen gelijk wij bedendaagsche poëzie.

De geleerden niet door hun natuur en wijl zij de taal tóch niet gelijk tijdgenooten kunnen begrijpen.

De leeken niet, want die ontvangen slechts liet door de gemoederen der niet begrijpende geleerden heen gefilterde goedje. ^)

Nietwaar, klaar is deze taal. De Heilige Schriften, waarover de eeuwen stof hebben gewaaid, blijven gesloten boeken. Wat is dan verhevener taak dan deze; dat de ziel opstaat en zichzelf uitzingt en uitzegt in heilige klanken, straks verwoord tot heilige Schriften? De aestbetische mensch zal daarom de eerste zijn; hij zal den Schrift; geleerde werk te doen geven; ook 'zal hij] hè'm den canon leeren vinden en den maatstaf der canonisatie hem in handen geven. De rollen worden omgekeerd.

Want heilige schriften worden geschreven in de uren, waarin dichters waken. Zij waken niet, of het is een wachten op God, een waken tot Hem.

En is zoo de hermeneutische grondregel, ook ten aanzien van de Heihge Schrift, door den dichter den geloovigen denker gedicteerd, dan stapelen zicb straks de bewijzen op, ' dat het den dichter ernst is meizijn weigering, om de aanstelling tot docent van deo denker als een g e n a d e g i f t in ontvangst te nemen-Zal bij niet zelf de exegese geven van dat waarachtig' menschelijke boek: den bijbel? De geleerde moge mas

van zijn eigen tijd blijven, maar Van alle eeuw is iedere dichterziel, omdat zij van geen enkele eeuw is ten slotte.

En de band tusschen „Schriftgeleerde" en „dichter" wordt al losser.

Met scheldwoorden wordt gene door dezen straks heengezonden.

En bij den dag wordt de dichter onafhankelijker van den denker, den geloovigen denker vooral.

Wat zat hij nog in den ouden tijd, Albert Verwey, toen hij siste:

Dichter alleen? Maar vriend, geen stervehng die u zal [steunen'. Kies tegehjk u een Kerk óf een partij in den Staat.

Want hier is het nog de kerk, of de politiek, die scheiding maakt, die groepeert en verdeelt. En als de kerk verdeelt, dan kan de poëzie niet saambinden.

Maar als op 14 Januari 1925 Albert Verwey, dezelfde, zijn inaugureele rede uitspreekt, die hem in den stoei der docenten naast de hoog-leeraren zetten zal te Leiden, dan weet hij te leven in een anderen tijd:

Ieder jong geslacht bracht gedurende veertig verloopen jaren dichters voort, en het belangwekkende was, dat zij uit alle, uit de verst van elkaar gelegene kringen kwamen. Er is inderdaad geen groep van ons volksleven, die niet zijn dichter kreeg, en voor geen van hen was het bezwaarlijk erkend te worden als lid van de dichterlijke gelmeenschap. Stand en kerkgeloof, wijsgeerige en staatkundige overtuiging mochten scheiding teweegbrengen, maar de poëzie vereenigde. Het valt moeilijk te zeggen hoeveel dit samentreffen van hooggestemde gemoederen voor den groei van onze beschaving beteekend heeft.

Hier heeft de hoogleeraar Verwey in het feestelijk uur zijner inauguratie den gemelijken dichter Verwey van vroegere periode terechtgewezen; en hij deed het grondig. Ook schaamt zich de dichter niet, dat hij van ongelijk overtuigd is; want wie een nederlaag duchtte, vergist zich graag. Hoor straks het zegebulletin:

De waarde van dichters en kunstenaars ligt hierin dat zij in duizenden vormen telkens weer een nieuw gezicht geven op het leven. Ieder weet dat wat wij in onze jeugd bezitten, het werkelijke zien van de wereld, ons later verloren gaat....

Wij willen begrijpen en inplaats van leven en "vvereld stellen wij stelsels, en vergeten dan dat zij toch het leven-zelf niet zijn. Wij willen handelen, en natuurlijkerwijs vervangen wetten, zedekundige voorschriften en g e 1 o o f s-f o r m u I i e r e n de gevoelens van recht, goedheid en eerbied.

Noodlottig vindt de redenaar dit laatste, „omdat elk van ons neiging heeft, wet, voorschrift en formulier voor de werkelijkheid te •houden, waarvan zij een gebrekkige en tijdelijke uiting beteekenen".

Maar wat de opstellers der formulieren, wat de stelselspinners bederven, dat komt de idichter weer herstellen;

Dichter is hij die op ieder leeftijd weer kind kan zijn. Die de gedachtespinsels kan afstroopen en de werkelijkheid erachter zien Beschouwen we op deze wijs dichters als de vertegenwoordigers van een dadelijk, een niet door het verstand tot afgetrokkenheid herleid leven, dan is hun beiteekenis nergens zoo duidelijk als in de tegenwoordige wereld van opvoeding en onderwijs.

En het argument?

De denker, die niet dichter is, buiga nu het hoofd; en de man van de confessie en de kerk kruipe nu in zijn «schulp. Want zóó luidt het vormis dat over allen de dichter velt: Ieder werker in de wereld van opvoeding en onderwijs staat in dienst van een leer, een hypothese, die voor hem de plaats inneemt van de werkelijkheid. Maar daartegenover is het goed, dat zich de dichter presenteert als het ideaal van den volledigen inensch, die alleen rekent met WERKELIJK­ HEDEN .... 4)

De acte van ontslag, die den schriftgeleerde uitgereikt Vvordt, is dus, naar men zucht óf pocht, geteekend in naam der waarachtige religie.

Mitsdien wordt zij als de idaad van echte religiositeit openbaar gemaakt.

Vandaar dan ook, dat de religieuse verbeelding, de aesthetische genieting van iden waarachtig-en levensinhoud der Heilige Schriften, zich al vrijmoediger lostmaakt van de kerk en de kerkelijke bijbel-uitlegging.

Be kunst grijpt almeer naar de religieuse motieven; ziij doet den Bijbel open en geeft jneer dan kant-teekeningen-met-de-pen. Zij kent zichzelf het recht toe, den bijbel te lezen en te verklaren. Daarom is de onkerkelijkheid van de kunst, ook de religieuse kunst, niet haar half-bedekte schande; neen, ze wordt haar glorie; zij ziet daarin haar groote bevrijdingsdaad. De 'deserteurs der kerk, voorzoover zij „religie" nog zoeken, mogen: zich misschien nog even dakloos voelen; maar de kunst zal hun een dak bouwen boven - het hoofd. Roman-» litteratuur en novelhstiek teekenen het verschijnsel der daklooze rehgie, zegt Dr C. E. Hooykaas, terecht. 5) „Het repertoire van onze tooneelgezelschappen", zoo gaat hij voort, „toont een toenemend getal rehgieuse stukken, 't zij deze spelen in de middeleeuwen, 't heden, of aan gene zijde van het graf...". Als Frederik van Beden in zijn vroeger leven grappen verkoopt ten koste van de kerk, dan luistert heel het vaderland; maar als hij na zijn overgang tot Rome zijn kunst wil stellen in dienst van zijn kerkelijk-dogmatische overtuiging, dan iwoi'dt hem het crediet opgezegd. De • idichter, zoo heeft hij immers vroeger zelf geleerd, mag wel den belijder, doch de belijder niet den dichter óordeelen? En daarom. Van Eeden mQge ; nu wegschuilen in zijn Roomscheü rijkdom en zijn Roomsche rust, het volk laat hem die rust, als hij maar niet zijn boeken verbranden kan, waarin de onkerkelijke man eenmaal getuigenis gaf aan zijn onkerkelijke religie.

Zoo grijpt de kunst naar de Heilige Schrift; en de decreten der waarheid zal zij met betrekking tot den-Bijbel zelf wel vinden; „soms in lange poozen van klare aanschouwinjg, soms als bij bhksemlicht".1)

En wij, wat zullen wij?


1) Uit het leven vjin Frank Rozelaar. Verz. Werken, 2e dr. Amsterdam, bl. 131.

2) Frank Rozelaar, 130.

3) Albert Verwey, Van Jacques Perk tot nu. Rede .ter aanvaarding van het hoogleeraarsambt aain de Universiteit te Leiden. Santpoort, C. A. Mees, MCMXXV, 15.

4) Verwey, a.vv. bl. 21, 22.

5) Haagsch Maandblad, Januari 19-25, üitg.-Mij, 's-Gravenhage, bl. 98. H. P. Leopold's

6) Haagsch Maandblad, bl. 98, 99.

7) Verwey, 22.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's