GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN ONDERWIJS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN ONDERWIJS.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een „ingezopden stuk" mef „antw'oord".

Van mijn gewaardeerden vriend Djr Veldkamp, de onzen lezers bekende medewterker aan ons blad, ontving ik het volgende als „ingezonden", dat ik gaarne in deze rubriek plaats.

Het Christeltjk Gezin en het Christelijk M. O.

Naar aanleiding van de zeer lezenswaardige artikelen van mijn vriend DIr J. Waterink over „Het .Christelijk Gezin in onzen tijd" zij het mij vergund een enkele opmerking te maken naar aanleiding van wat hij zegt over den invloed van ons Christelijk M.O. (waartoe Dr Wi. natuurlijk ook het Gymnasiale onderwijs rekent) op de waardeering van de Kerk door onze H. B.. S.-ers en Gymnasiasten.

Ik ben het volkomen met - Dr Wateripk ee'ns', dat als er, zooals hij zegt, op onze Chr. Middelb. Scholen leeraren zijn, die spottend over de Kerk spreken (ikzelf weet er uit mijn ervaring geen enkel voorbeeld van), dit eenvoudig ontoelaatbaar is. Ik kan niet anders dan mijn verbazing uitspreken, dat het Bestuur van een Chr. H. B. S. of Gymnasium of Lyceum, waaraan zoo'n docent Werkt, geen afdoende maatregelen daartegen neemt. Wie spottend spreekt over de Kerk van Christus, hoort op een Christelijke onderwijsinrichting niet thuis. Als een Bestuur dat maar laat loopen, staat het evenzeer schuldig als de docent.

Waar dergelijke gevallen aan Djr Waterink bekend blijken te zijn, juich ik het zeer toe, dat hijl daartegen waarschuwend zijn stem verheft. In de in geestelijk opzicht dikwijls voor de leerlingen zoo moeihjke overgangsjaren naar den volwassen leeftijd, moeten wij voelen dat zij ook in dezen den leeraar aan hun zijde hebben als zij het goede willen. D|r Waterink's woorden hebben de verdienste, dat zij ons, , leeraren, èr toe kunnen brengen om ons wteer meer dan ooit te realiseeren hoe ernstig en gewichtig en verantwoordelijk onze taak als leiders der adolesdente jeugd is.

Het is daarom dubbel jammer dat DIr W.'s artikel een indruk blijkt gewekt te hebben, die hij ongef twijfeld niet zoo bedoeld heeft. Wel zegt hij uitdrukkelijk, dat hij niet wil generaliseeren, maar er is

door zijn . krcichtige manier van zeggen sterk det meening gevestigd, dat hij liet toch wel doet. Dr W. zou natuurlijk een gansche rij van Chr. H. E. S.-en, Gymnasia en Lycea kunnen noemen, waarop zijn woorden zeker niet van toepassing zijn en liet zou zeer te betreuren zijn, als het Christelijk M. O. in 't algemeen, in de oogen van het publiek min of meer vereenzelvigd werd met de boven gewraakte docenten.

Ik ben er van overtuigd dat Dr \V'. er evanzoo over denkt als jk.

Als mijn opmerkingen den geachten schrijver aanleiding konden geven om den genoemden indruk Weg te nomen, dan zou hij ons Christelijk M. O., dat ons allen toch gelukkig nog lief is, zeer zeker een dienst doen.

J. VELDKAMP.

Zeker, ik deok ei-precies zoo over als Dr V. Trouwens, dit zijn stuk is geschreven ongeveer één dag voor het no. van ons blad van 7 Maart uitkwam. In het hoofdartikel in dat nummer wees ik reeds op (ien en ander, dat geheel in ds lijn van 'het bovenstaande past. Intusschen ben ik voor dit stuk dankbaar.

Allerminst wil ik alle M. ü. vereenzelvigl^timet de door mij gewraakte toestanden. En t ofc h, meende men dat ik dat wél wilde. Wiellicht werdefi door mij eenige dingen Wat krachtig gezegd. Maar u i t d r u k k e 1 ij k lieb ik uitzonderingen gemaakt; en opzettelijk heb ik me gericht tot scholen met bepaald karakter, waar bof)aalde toestanden aanwezig zijn. En deze verklaring herhaal ik gaarne.

Nu zou liet zeker mogelijk zijn, dat ik feiten ging noemen. Ik zou kunnen wijzen op het feit, dat er scholen zijn wiaar meer dan een bestuurslid (ik spreek over „Christelijke" inrichtingen voor M. O.) des Zondags wèl in den Schouwburg komt, maar niet dikwijls in de Kerk. Wie zal daar het „personeel" dat zich , , misdraagt", berispen? Er is mijl meer dan één inrichting bekend, van welke ieder w^eet, dat er onderscheiden leeraren(essen) zijn, die zoo goed als nooit ter kerk komen. Gevallen, dat een leeraar(es; ) een gebed op een papiertje heeft.... zouden ze beperkt zijn tot de gevallen, die ik ken? Het komt voor, dat leerlingen van M. ü.-inrichtingen geperst worden de Gereformeerde jeugdvereenigingen te verlaten, van Welke ze lid zijn. Welk een göest spreekt er uit een algemeen bekende , , bibliotheek" van tooneelstukjes, geschreven speciaal met het oog op ons Chi-. M. O.? Kan dan niet ieder oordeelen? .Maar waarom méér „feiten”?

We noemen enkele gevallen. We willen niemand persoonlijk leed doen. En niet alles kan gezegd. .Maar er is nu eenmaal in sommige plaatsen een toestand, die een mensch bang kan maken. Spleciaal d; iar waar onderscheiden „richtingen" samen'werken. En er zijn gelukkig ook vele onderwijs-inrichtingon, , die nog goed „gaaf" zijn. Maar w'anneer het' mogelijk is, dat er in een plaats een „Christelijke" M. O.-inrichting is, en de positieve ouders achten noodzaak aanwezig, hun kinderen naar een genabuurde inrichtuing to zenden — en dit geval is Dr V. zeker ook wel öekend? — dan is dat een gevaf dat al heel „erg" is. Ook al laat straks eerstbedoelde inrichting den naam „dhristelijk" los. Zou echter van dit uiterste do sprong onmiddellijk gedaan moeten worden naar het „goed”?

Feiten kunnen in een krant moeilijk genoemd worden. Maar er is onder ons volk in meer dan één streek ongerustheid. En niet steeds ten onrechte.

We wilden waarschuwen — en we zullen dat herhalen zoo dikwijls we dat noodig oordeelen. Juist omdat we ons M. O. zoo lief hebben. En de goede krachtein, bij dat M. O. steun noodig hebben. Want zóó zie ik het óók. (Zie het hootdart. van verleden wteek.)

Maar ook: We spreken het onomwonden uit: hulde aan d i ó inrichtingen en aan d i é leeraren(essen) op welke we met recht als op vo'or beelden mogen wijzen.

En die inrichtingen en die leeraren(ossen) zijn er, gelukkig, nog vele. Inrichtingen, Waar de oude geest vaardig is. Mocht ik den indruis: van „generaliseeren" nóg niet hebben weggenomen, dan verklaar ik nogmaals nadrukkelijic, dat in 't gemeen ons M. ü. terecht vertrouwen geniet.

J. WATKRINK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN ONDERWIJS.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1925

De Reformatie | 8 Pagina's